Kamerbrief inzake beantwoording vragen van de leden van der Ham (D66), Gill'ard (PvdA) en Peters (GroenLinks) over Uganda
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Ham (D66), Gill’ard (PvdA) en Peters (GroenLinks) over een ‘anti-homoseksualiteitswet’ in Uganda. Deze vragen werden ingezonden op 4 december 2009 met kenmerk 2009Z23511. Door diverse relevante ontwikkelingen in Uganda en de reacties van de internationale gemeenschap daarop, heeft de beantwoording langer geduurd dan de daarvoor gestelde termijn
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden van der Ham (D66), Gill'ard (PvdA) en Peters (GroenLinks) over Uganda.
Vraag 1
Is het u bekend dat in Uganda een zogenaamde ‘Anti-Homoseksualiteitswet’ voorligt, die op (herhaalde) seksuele handelingen tussen twee mensen van gelijk geslacht de doodstraf stelt, die het steunen van homo-organisaties en het publiceren over homoseksualiteit strafbaar stelt en die de mogelijkheid biedt mensen, die kennis hebben van schending van de nieuwe wet en daarover niet binnen 24 uur aan de autoriteiten rapporteren, een gevangenisstraf van drie jaar op te leggen?
Antwoord
Ja
Vraag 2
Deelt u de mening dat een dergelijke wet een flagrante schending van de mensenrechten van homoseksuelen in Uganda zou betekenen en dat het bovendien HIV/AIDS preventie in het land zou belemmeren?
Antwoord
Ja
Vraag 3
Bent u bereid in EU-verband een démarche voor te stellen, waarbij bij de Ugandese autoriteiten wordt bepleit de genoemde wetgeving niet in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Op 3 december jl. is een EU-démarche uitgevoerd bij de waarnemend minister van Buitenlandse Zaken. Daarbij zijn de ernstige zorgen geuit die binnen de EU bestaan over de voorgestelde wetgeving. Tevens is Uganda op zijn verplichtingen gewezen onder de door dat land geratificeerde verdragen op mensenrechtengebied.
Nederland heeft het thema mensenrechten – inclusief de positie van homoseksuelen – prominent op de agenda staan. Daarom heb ik op 5 februari jl. een brief gestuurd aan mijn Ugandese ambtsgenoot. In deze brief spreek ik, als mede-initiatiefnemer van de “UN declaration on sexual orientation and gender identity”, mijn grote zorg uit over de implicaties van dit voorstel. Voorts heb ik aangegeven dat dit voorstel door het discriminerende karakter strijdig is met de mensenrechten. Tijdens een bezoek van de Ugandese minister van Regionale Samenwerking aan Nederland op 17 februari jl. is deze zorg nogmaals besproken.
De Nederlandse ambassade in Kampala volgt de kwestie nauwgezet, onderhoudt contact met verschillende relevante Ugandese ngo’s en ondersteunt hen financieel en politiek in hun strijd voor gelijke rechten voor homoseksuelen.
In een gesprek met de Ugandese minister van Buitenlandse Zaken op 21 januari jl., in het kader van de artikel 8-dialoog van de EU met de Ugandese regering, hebben de EU-ambassadeurs opnieuw hun zorg onderstreept over de gevolgen voor de bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden die invoering van de wet zou hebben.
Vraag 4
Is de Nederlandse regering bereid unilateraal een dergelijke démarche richting Ugandese autoriteiten uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ja. Mijn brief is door de Nederlandse ambassadeur in Kampala aangeboden aan de Ugandese minister van Buitenlandse Zaken.