Verhoging vrijstellingsgrens van 43 naar 50 euro

Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Datum
Betreft belastingheffing van alleenstaande AOW-gerechtigde

Ons kenmerk
DGB/2009/6709 U
Uw brief (kenmerk)
21 december 2009, 2009Z23666/2009D65859
Bijlagen


Geachte Voorzitter,

Naar aanleiding van uw verzoek van 21 december 2009 met betrekking tot een brief van de ANBO bericht ik u het volgende.
De ANBO signaleert dat de belastingplichtige die uitsluitend een AOW-uitkering voor alleenstaanden geniet in het jaar 2009 in aanmerking komt voor een aanslag inkomstenbelasting. In die situatie bedraagt het inkomen 2009 € 13.173. De daarover berekende inkomensheffing bedraagt € 2.054 terwijl de heffingskortingen in totaal € 2.006 belopen. Daarmee is de verschuldigde heffing € 48 en dat ligt net boven de aanslaggrens van € 43.
De SVB heeft over de maanduitkeringen en de vakantie-uitkering in 2009 in de situatie van de alleenstaande AOW-gerechtigde terecht geen loonheffingen ingehouden. Er kan dan ook geen loonheffing verrekend worden met de verschuldigde inkomstenbelasting.
De opmerking dat de belastingplichtige in deze situatie in aanmerking komt voor bijzondere bijstand ter bekostiging van de verschuldigde heffing van € 48, omdat achteraf bezien hij door deze aanslag onder het bijstandsniveau zou blijven, is niet juist. Het inkomensniveau van de AOW-uitkering voor een alleenstaande in 2009 is ten opzichte van het jaar 2008 verhoogd in verband met de invoering van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. De toeslag op de AOW-uitkering is daarmee gekomen op € 437. Daardoor is deze AOW-uitkering op een hoger niveau dan het bijstandsniveau (minimum bestaansinkomen voor een alleenstaande AOW-gerechtigde is per 1 januari 2010 € 949,21) vastgesteld.

Voor het jaar 2010 verloopt de belastingheffing van deze belastingplichtige anders. Voor de maandelijkse AOW-uitkering blijft gelden dat de SVB geen loonheffing inhoudt. Maar in tegenstelling tot het jaar 2009 zal de SVB over de vakantie-uitkering in de maand mei 2010 wel loonheffing inhouden. Die loonheffing bedraagt naar verwachting € 105,95. Vervolgens zal de verschuldigde inkomensheffing over het kalenderjaar 2010 ongeveer gelijk zijn aan die van het jaar 2009, te weten circa € 48. Daarmee ontstaat er voor de belastingplichtige een recht op teruggaaf van circa € 58.

Het verschil tussen 2009 en 2010 wordt veroorzaakt door de tabel bijzondere beloningen die de inhoudingsplichtige moet toepassen op de vakantie-uitkering. Het loon van de belastingplichtige in het voorafgaande kalenderjaar is bepalend voor het niveau waarop loonheffing moet worden ingehouden. Voor de vakantie-uitkering in mei 2009 is dat dus het loon 2008 en voor de vakantie-uitkering in mei 2010 het loon 2009. Omdat de uitkering 2009 extra verhoogd is ten gevolge van de invoering van de Wtcg, kon bij de loonheffing in 2009 nog niet met die aanpassing rekening worden gehouden en geschiedt dat pas met ingang van dit kalenderjaar. Voor de belastingheffing via de inkomstenbelasting hebben die aanpassingen uiteraard al wel direct effect.

De geschetste gevolgen voor het jaar 2009 en het jaar 2010 vind ik ongewenst. Ik heb dan ook besloten voor beide jaren een maatregel te treffen die deze gevolgen wegneemt. Zo zal ik voor het jaar 2009 in een in te dienen wetsvoorstel de aanslaggrens van artikel 9.4, eerste lid onderdeel a, van de Wet IB 2001 eenmalig en met terugwerkende kracht verhogen van € 43 naar € 50. Daarmee blijft de groep belastingplichtigen waar de ANBO de aandacht voor heeft gevraagd voor het jaar 2009 buiten het bereik van een aanslag inkomstenbelasting.
Voor het jaar 2010 zal ik de inhoudingstabel loonbelasting en premie volksverzekeringen voor bijzondere beloningen zodanig aanpassen en opnieuw vaststellen dat de SVB de inhouding van loonheffingen over het vakantiegeld in de maand mei kan beperken tot maximaal € 48. Daarmee wordt de inhouding voor deze groep belastingplichtigen zo goed mogelijk afgestemd op de uiteindelijk verschuldigde inkomstenbelasting. Belastingplichtigen hoeven daarmee dan niet volgend jaar de teveel ingehouden loonheffing terug te vragen.

Met deze maatregelen heb ik de fiscale knelpunten voor deze groep belastingplichtigen opgelost.
Voor de goede orde vermeld ik nog dat ik hiermee ook een reactie heb gegeven op uw brief van 21 januari 2010, kenmerk 2009Z24646/2010D03073, inzake een brief van de heer J.G. te O.


Hoogachtend,

de Minister van Financiën

mr. drs. J.C. de Jager