Kamerbrief inzake de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken ('Gymnich') van 5 en 6 maart 2010
Graag bied ik u hierbij de geannoteerde agenda aan van de informele Raad Buitenlandse Zaken (‘Gymnich’) van 5 en 6 maart 2010.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken (‘Gymnich’) van 5 en 6 maart 2009
Midden-Oosten Vredesproces (MOVP)
De ministers zullen spreken over de ontwikkelingen in het Midden-Oosten en de rol die de EU, in het bijzonder Hoge Vertegenwoordiger (HV) mw. Ashton, kan spelen in de regio. De EU-strategie inzake het MOVP is laatstelijk in de Raadsconclusies van december 2009 bevestigd, met een stellige oproep aan partijen om de onderhandelingen zo spoedig mogelijk te hervatten, steun voor diplomatieke inspanningen van met name de VS en een oproep aan regionale spelers om bij te dragen aan vergroting van wederzijds vertrouwen.
De inzet van de VS is er nu op gericht om partijen allereerst via proximity talksweer aan het onderhandelen te krijgen. Dit zou gevolgd moeten worden door rechtstreekse contacten, uit te monden in een finalestatus-regeling. Er moet voor gewaakt worden dat de behandeling van het Goldstone-rapport in de weg gaat staan van het zo spoedig mogelijk hervatten van de vredesonderhandelingen.
De EU zal werken aan het formuleren van concrete bijdragen -- zgn. deposits-- die kunnen helpen bij het bereiken en het uitvoeren van een vredesakkoord. Nederland zal bepleiten dat deze deposits niet alleen compromissen over finalestatus-kwesties (zoals de status van Oost-Jeruzalem, terugkeer van vluchtelingen, nederzettingen, grenzen en water) faciliteren, maar ook rekening houden met twee kernbegrippen die voor beide partijen van doorslaggevend belang zullen zijn bij hun beoordeling van een finalestatus-regeling: de vergroting van de gevoelens van veiligheid en rechtvaardigheid van partijen.
Opkomende actoren
De ministers zullen tijdens het Gymnich ook spreken over het buitenlandbeleid van de EU in het licht van de opkomst van nieuwe actoren. Het gaat dan onder andere om de internationale positie van de EU en om de wijze waarop de EU moet omgaan met de actievere internationale opstelling van landen als China, India, Rusland en Brazilië.
Door hun dynamische economische groei en de daaruit voortvloeiende diversificatie van hun internationale belangenspectrum voeren opkomende landen in toenemende mate een brede buitenlandse politiek. Zij zijn daarbij, mede ook gelet op hun positie in de G20, vaak een interessant alternatief voor derde landen die hun (gepercipieerde) afhankelijkheid en de ‘bemoeizucht’ van het Westen willen verminderen.
De regering is van mening dat de EU opkomende economieën moet aanmoedigen in toenemende mate medeverantwoordelijkheid te dragen voor het oplossen van de grote mondiale vraagstukken van deze tijd op het gebied van vrede en veiligheid, klimaat, migratie, arbeidsnormen, armoedebestrijding en vrije handel. Daarbij is het essentieel dat zij het stelsel van verdragen en internationale afspraken respecteren, ook voor het bereiken van een level playing field.
De EU kan reguliere dialogen en toppen gebruiken om de betrokken landen aan te spreken op hun internationale verantwoordelijkheden. Maar ook door meer samen te werken, bijvoorbeeld in het kader van GVDB-missies of bilateraal, kunnen de EU en haar lidstaten een actievere en verantwoorde opstelling van opkomende landen stimuleren.
Tegelijkertijd heeft de EU er belang bij dat deze landen nog steviger worden verankerd in het mondiale systeem en zou de EU betrokken landen moeten blijven aanspreken op de noodzaak dat zij in hun eigen land het internationale recht toepassen, ook al lijken zij genoeg te hebben van Westerse ‘bemoeizucht’.
De opkomst van nieuwe en alsmaar mondigere spelers in het internationale beleid maakt het nog noodzakelijker dat de EU met één stem spreekt. Doet zij dit niet, zal het lastig blijken om Europa -- naast de VS en China -- één van de invloedrijke actoren in de wereld te laten blijven. In dit licht is de regering van mening dat HV Ashton en de Europese Dienst voor Extern Optreden, binnen de kaders die het Verdrag van Lissabon biedt, van de lidstaten alle ruimte moeten krijgen om optimaal te functioneren.
Naar de mening van Nederland moet de EU, als één van de drie grote actoren in de wereld, bijzondere prioriteit geven aan de gebieden die grenzen aan het eigen grondgebied, dat wil zeggen de Oostelijke buren, Rusland en de Mediterrane Partners. Deze prioriteitsstelling volgt uit de natuurlijke betrokkenheid bij de eigen buurlanden. Daarnaast speelt een rol dat mag worden verwacht dat stabiliteit en modernisering in nabijgelegen regio’s onze veiligheid en economische groei bevorderen, wat de internationale positie van Europa verder versterkt. Vanuit deze prioriteitsstelling moet de EU synergieën zoeken met internationale en regionale organisaties die zich met deze regio’s bezighouden, zoals de NAVO, de OVSE en de Raad van Europa.
Europese Dienst voor het Externe Optreden (EDEO)
HV Ashton zal tijdens Gymnich de stand van zaken schetsen met betrekking tot de EDEO. Het is nog steeds de bedoeling dat de Raad op basis van een nog te verschijnen voorstel van de HV eind april een besluit neemt. Hiervoor zal de komende tijd nog veel werk moeten worden verzet.
Het EU-Verdrag schrijft in artikel 27, lid 3 voor dat de HV in haar werkzaamheden wordt bijgestaan door een Europese Dienst voor Extern Optreden die bestaat uit ambtenaren van de Commissie, het secretariaat-generaal van de Raad en uit door nationale diplomatieke diensten gedetacheerde personeelsleden. Over de inrichting van deze dienst wordt niet méér bepaald dan dat de Raad hierover met eenparigheid besluit, op voorstel van de HV en na raadpleging van het Europese Parlement en instemming van de Commissie. Om de HV enige richting te geven bij de opstelling van het besluit, heeft de Europese Raad van 29 en 30 oktober jl. richtsnoeren vastgesteld. Daarin legt de Raad in grote lijnen vast hoe de EDEO eruit zou moeten zien. Hierin is onder meer vastgelegd dat de dienst nauw moet samenwerken met de diplomatieke diensten van de lidstaten, dat er regio- en themabureaus moeten komen die de bureaus bij Commissie en Raadssecretariaat vervangen en dat de dienst voor minimaal een derde uit diplomaten van lidstaten moet bestaan. Nederland kan zich hierin vinden.
Om het besluit voor te bereiden, heeft HV Ashton een High Level Groupin het leven geroepen, bestaande uit onder anderen vertegenwoordigers van de Commissie, het Raadssecretariaat en de permanente vertegenwoordigers bij de EU van Spanje, België en Hongarije, die op persoonlijke titel deelnemen.
Nederland heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat de EDEO goed moet kunnen functioneren. Hoewel de Raad zich gebonden heeft aan het nemen van een besluit vóór eind april, is een zorgvuldige besluitvorming ook van groot belang.
Westelijke Balkan, in het bijzonder Bosnië-Herzegovina (BiH)
De ministers zullen tijdens het Gymnich overleg spreken over de Westelijke Balkan en met name over de voortdurende politieke impasse in BiH. Deze belemmert de Euro-Atlantische integratie van het land. Er is, zeker nu verkiezingen aanstaande zijn, weinig reden om aan te nemen dat het politieke klimaat in BiH de komende tijd zal verbeteren.
Naar verwachting zullen de ministers vooral spreken over de aard en omvang van de toekomstige civiele internationale aanwezigheid in BiH. De ministers zullen daarbij spreken over de toekomst van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger (OHR), gegeven het feit dat er weinig uitzicht is op het voldoen aan de voor sluiting gestelde conditionaliteit (de zogeheten “5+2”) 1 .
De regering meent dat het bevorderen van de stabiliteit van de Westelijke Balkan waaronder van BiH, een belangrijke doelstelling van het EU beleid moet blijven. Gegeven de huidige politieke situatie en de uitstaande doelstellingen van de ‘5+2-conditionaliteit’ acht de regering sluiting van de OHR op dit moment, in elk geval tot de Bosnische verkiezingen van oktober dit jaar, niet wenselijk. Voor de langere termijn moet wel worden gezocht naar een nieuw model, waarin de noodzaak om bij te dragen aan een stabiel BiH wordt gecombineerd met grotere verantwoordelijkheden van de Bosnische partijen. De regering meent dat de EU de stabiliteit kan bevorderen door in het pre-accessietraject van de desbetreffende landen, waaronder BiH, heldere voorwaarden te stellen en hieraan strikt en op faire wijze vast te houden.
Mogelijk wordt tijdens Gymnich ook gesproken over visumliberalisatie voor BiH. BiH heeft voortgang geboekt op het gebied van visumbeleid, grensmanagement, asiel en migratie. De regering wacht de integrale waardering van de Commissie ter zake af.
1 1) verdeling van staatseigendom (onroerend goed); 2) oplossing voor defensiebezittingen (wapens/munitie en onroerend goed); 3) duurzame regeling voor de status van Brcko; 4) akkoord over verdeling van de belastingsinkomsten; 5) werkende rechtstaat. Tevens zijn ondertekening van de Stabilisatie en Associatieovereenkomst en een positieve beoordeling van de situatie in Bosnië door de PIC Steering Board noodzakelijk voordat OHR kan worden gesloten.