Schijndrachtige dieren niet meer geruimd
Schijndrachtige dieren op besmette bedrijven worden niet meer geruimd. Dat schrijven ministers Verburg (LNV) en Klink (VWS) vandaag in een brief aan de Tweede Kamer. Met het sparen van schijndrachtige dieren maken de ministers op verzoek van de Tweede Kamer een overstap van het voorzorgsprincipe naar een risicogebaseerde benadering.
Tot voor kort werden schijndrachtige dieren uit voorzorg geruimd omdat niet uit te sluiten valt dat de Q-koortsbacterie aanwezig is in de baarmoedervloeistof van besmette schijndrachtige dieren. Bij schijndrachtige dieren ontwikkelen zich vliezen met vruchtwater, zonder dat er een lammetje groeit.
Deskundigenadvies niet-melkleverende bedrijven
De ministers hebben de deskundigen onder voorzitterschap van Roel Coutinho van het RIVM gevraagd advies uit te brengen over de vraag of het nodig is om voor niet-melkleverende bedrijven (zoals kleinschalige dierhouders en vleesschapenbedrijven) aanvullende maatregelen te nemen. Volgens de deskundigen zijn de huidige maatregelen voldoende om het risico voor de volksgezondheid beperken. Er zijn namelijk geen aanwijzingen dat mensen die in de buurt van een niet-melkleverend bedrijf wonen, ziek zijn geworden door verwaaiing van de Q-koortsbacterie.
Wel is het volgens de deskundigen mogelijk dat mensen ziek worden door direct contact met besmette dieren. Om besmetting door direct contact te voorkomen, worden er al verschillende maatregen genomen. Bijvoorbeeld de vaccinatieplicht, het laten lammeren in quarantaine en het verbod op lammetjesaaidagen totdat alle dieren op een bedrijf zijn gevaccineerd. Het is volgens de deskundigen en volgens de ministers niet nodig dit maatregelenpakket uit te breiden. Wel wordt er in overleg met de sector gewerkt aan hygiëneadviezen voor vleesschapenbedrijven.