Kamerbrief over wijzigingsprotocol bij het WABB-Verdrag

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Datum 22 februari 2010
Betreft Het wijzigingsprotocol bij het WABB-Verdrag

Ons kenmerk
IFZ/10/90M
Uw brief (kenmerk)

Bijlagen

Geachte voorzitter,

Hierbij informeer ik u over de voorgenomen wijziging van het WABB-Verdrag (multilateraal verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken). Het uit 1988 daterende verdrag voorziet in het verlenen van wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken en is een coproductie van de Raad van Europa en de OESO. Op dit moment zijn de volgende landen aangesloten: Azerbeidzjan, België, Denemarken, Finland, Frankrijk, IJsland, Italië, Nederland, Noorwegen, Polen, Zweden, Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk en de Oekraïne. Canada, Duitsland en Spanje hebben het huidige verdrag ondertekend, maar niet geratificeerd.

De op handen zijnde wijziging van het verdrag komt voort uit de in de OESO gevoerde discussie over de aanpassing van de internationale standaard inzake de informatie-uitwisseling, het bankgeheim en de wens om niet OESO en Raad van Europa landen toegang te verlenen tot het WABB-Verdrag. De internationale standaard voorziet in uitwisseling van informatie op verzoek in alle belastingkwesties ten behoeve van de toepassing of de tenuitvoerlegging van de nationale belastingwet, waarbij een verzoek niet mag worden geweigerd enkel omdat de verzochte staat zelf geen belang heeft bij de gevraagde informatie of vanwege het bestaan van een bankgeheim. Daarnaast voorziet de standaard ook in uitgebreide waarborgen om de vertrouwelijkheid van de uitgewisselde informatie te beschermen. De belangrijkste wijzigingen van het verdrag hangen hier dan ook mee samen. Zo is het informatie-uitwisselingsartikel van het verdrag in lijn gebracht met het in 2005 gewijzigde artikel 26 van het OESO-modelverdrag en zijn een aantal beperkingen met betrekking tot het gebruik van de verkregen informatie opgeheven. Voorts is aandacht besteed aan de wijze waarop de geheimhouding van informatie is gewaarborgd. Tenslotte wordt het voor niet Raad van Europa en OESO landen mogelijk om, met toestemming van de reeds tot het WABB-Verdrag toegetreden landen, zich bij het verdrag aan te sluiten.

Trb. 1991, 4 en 1997, 10
In 2005 is o.a. opgenomen dat het enkele feit dat informatie in het bezit is van bijvoorbeeld een bank, een financiële instelling of een zaakwaarnemer, geen reden mag zijn voor een verdragsluitende staat om de informatie niet te verstrekken aan de staat die om de informatie heeft verzocht.

Het informatie-uitwisselingsartikel van het WABB-Verdrag is redelijk uitgebreid. Zo kent het verdrag terugwerkende kracht voor “criminal tax matters” en “civil tax matters”. Echter landen kunnen ervoor kiezen om hiervan af te zien. In bestaande bilaterale belastingverdragen is normaal gesproken geen sprake van terugwerkende kracht. Dat is ook niet nodig, omdat voor “criminal tax matters” in relatie tot verdragslanden in de regel een beroep kan worden gedaan op een (strafrechtelijk) rechtshulpverdrag. Het verdrag voorziet ook in de mogelijkheid om een informatieverzoek te doen op basis van andere identificerende kenmerken dan naam en adres van een persoon. Met name bij landen als Zwitserland, Luxemburg en Oostenrijk bestaat sterke weerstand tegen een dergelijke wijze van informatie uitvragen. Het is dan ook onzeker of deze landen uiteindelijk zullen toetreden tot het (gewijzigde) verdrag.

De toepassing van het WABB-Verdrag zal, vanwege het bestaan van communautaire regelingen binnen de EU, van beperkte betekenis zijn. Dit geldt ook voor niet EU-landen waarmee Nederland een (belasting)verdrag heeft afgesloten. De Nederlandse verdragsonderhandelingen van het afgelopen jaar zijn immers in het bijzonder gericht geweest op het implementeren van de hierboven beschreven internationale standaard. Nederland heeft, op het gebied van informatie-uitwisseling en voorkoming van dubbele belasting, zowel kwalitatief als kwantitatief een succesvol bilateraal verdragennetwerk.

Het belang van het WABB-Verdrag is vooral gelegen in het feit dat (ontwikkelings)landen waarmee nog geen “Tax Information Exchange Agreement” is gesloten, op een vrij eenvoudige wijze toegang kunnen krijgen tot een netwerk van landen waarmee op het niveau van een verdrag de administratieve bijstand geregeld wordt. Dit verdient voor sommige landen de voorkeur boven een unilaterale regeling (aanpassen van de eigen wetgeving) of een bilaterale regeling. Dit laatste kan in het andere land een langdurig proces zijn omdat men niet altijd de benodigde capaciteit en kennis heeft. Nederland is bovendien geen voorstander van een unilaterale regeling. In een dergelijke situatie staat, zonder nadere regelgeving, de Nederlandse fiscale geheimhoudingplicht in de weg aan informatie-uitwisseling. In dit soort gevallen is het in de regel ook onduidelijk onder welk geheimhoudingregime de aan het andere land geleverde informatie valt.

Niet onbelangrijk is ook dat de OESO dit verdrag bij uitstek beschouwt als het instrument om de reeds bestaande internationale standaard op het gebied van informatie-uitwisseling verder te verspreiden.

De goedkeuringsprocedure loopt via de Raad van Europa en de OESO. Naar verwachting zal de OESO op korte termijn het wijzigingsprotocol voor ondertekening openstellen. Voor wat betreft de De Raad van Europa staat, onder voorbehoud, op 12 maart het wijzigingsprotocol op de agenda van het “Standing Committee”. Vervolgens komt het op 23 maart aan de orde in de rapporteurgroep Juridische aangelegenheden en daarna op 24 maart in het Comité van Ministers waar de tekst kan worden aanvaard.

Tenslotte zal het wijzigingsprotocol ter ratificatie aan de nationale parlementen moeten worden voorgelegd. Voor Nederland verloopt dit via een goedkeuringsprocedure.

Hoogachtend,
De Staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager