Kamerbrief inzake nederlands beleid wapenleveranties Somalië
Met deze brief geef ik, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamen-werking, graag opvolging aan mijn toezegging van 15 oktober jl. om de Kamer te informeren over de mogelijkheid om nadere maatregelen te nemen, internationaal en in samenwerking met de VN, om te voorkomen dat internationale steun aan politie en leger in Somalië in verkeerde handen terechtkomt.
De Verenigde Naties hebben in 1992 een wapenembargo tegen Somalië ingesteld 1 . Dat embargo is nog steeds van kracht en de EU heeft het in december 2002 overgenomen 2 . Bepaalde leveringen zijn van het embargo uitgezonderd, bijvoorbeeld als het gaat om piraterij-bestrijding, leveringen voor VN-personeel en voor de AU-vredesoperatie AMISOM of leveringen in het kader van opbouw van de veiligheidssector 3 . Nederland levert geen wapens aan de TFG, die door de internationale gemeenschap wordt beschouwd als het legitieme gezag in Somalië. De opbouw van een zelfstandig leger en een politiemacht is van groot belang voor verbetering van de situatie in Somalië. Te meer omdat een mogelijke oplossing van het piraterij-probleem mede is gelegen in stabiliteit en ontwikkeling van het Somalische vasteland. Het is dan ook noodzakelijk om de TFG te blijven ondersteunen in het verbeteren van de veiligheidssituatie. Sinds het verschijnen van het rapport van de UN Monitoring Group on Somalia in december 2008 hebben zich in Somalië een aantal positieve ontwikkelingen voorgedaan. Na de terugtrekking van de Ethiopische troepen werd begin 2009 de voormalig leider van de Alliance for the Re-liberation of Somalia (ARS), de gematigde Sheikh Sharif, als nieuwe president van een coalitieregering gekozen door het Somalische overgangsparlement. Sindsdien is een aantal goede stappen gezet in het politieke proces, maar de positie van de TFG blijft onder druk van de slechte veiligheidssituatie kwetsbaar. De internationale gemeenschap steunt de TFG maar dringt erop aan dat zoveel mogelijk andere groeperingen in het politieke proces betrokken worden. Het blijft echter van belang om te realiseren dat de omstandigheden in Somalië, na 18 jaar conflict, zeer gecompliceerd zijn. Monitoring in Somalië is door Westerse landen vanwege de veiligheidssituatie slechts in zeer beperkte mate mogelijk. We moeten ons daarom beseffen dat het verbeteren van de situatie in Somalië, ook als het gaat om bovengenoemde problemen, een proces van de lange adem zal zijn. Nederland zal zich in EU- en internationaal kader, gezien deze moeilijke situatie, blijven inzetten voor een weloverwogen en verantwoorde internationale inzet in Somalië. Transparantie en het afleggen van rekenschap staan hierbij centraal.
Op dit moment wordt door UNDP een trainingsprogramma voor Somalische politieagenten uitgevoerd, mede gefinancierd door de Europese Commissie. Het monitoringssysteem van dit programma is een voortdurend punt van aandacht van UNDP en de Europese Commissie. Daarnaast heb ik tijdens de RAZEB van 16 en 17 november met mijn EU-collega’s gesproken over de situatie in Somalië en de mogelijke bijdrage die de EU kan leveren aan de vergroting van de stabiliteit in het land. Er is specifiek gesproken over de mogelijkheden om Somalische regeringstroepen te trainen in omringende landen 4 . Nederland kijkt hier zeer kritisch naar en wil voorkomen dat door EU getrainde soldaten mensenrechtenschendingen plegen of overlopen naar illegale milities. Nederland heeft er in de EU op aangedrongen dat dergelijke risico’s de komende tijd verder in kaart zullen worden gebracht voordat een definitief besluit kan worden genomen. |
|
De Minister van Buitenlandse Zaken, |
|
Drs. M.J.M. Verhagen |
1 VN Veiligheidsraadsresolutie 733 (1992)
2 EU Gemeenschappelijk Standpunt 2002/960/CFSP, 10 december 2002
3 O.a. VN Veiligheidsraadsresoluties 1356 (2001), 1725 (2006), 1744 en 1772 (2007)
4 Zie ook verslag van de RAZEB d.d. 16-17 november, kamerstuk 21 501-02, nr. 936
Pagina 2 van 2 |