Voor een optimistisch Europa, niet meehuilen met de wolven
Goedemiddag dames en heren. Veel dank aan de EBN dat ik zo’n 14 uur voordat de stembussen worden geopend, iets mag zeggen over Europa en dan met name over de lange termijn visie op Europa.
Gelegenheid: Toespraak bij opening EU-Poort Europese Beweging Nederland
Het is een ‘drôle de campagne’ geweest de afgelopen weken in de Europese verkiezingen en ik heb er een aantal optimistische elementen uitgehaald. Wat mij het meest positief stemt is de - met name bij de schrijvende pers - behoorlijk andere houding. Men is veel meer gaan schrijven over Europa, men is ook veel meer gaan doorvragen over Europa. Zelf onderzoek gaat doen. En ik vind dat de Nederlandse kranten ook echt een compliment verdienen voor de energie die ze erin steken. Ook omdat we allemaal weten dat dit niet meteen tot extra advertenties of meteen tot een hogere oplage van de kranten leidt. Er is kennelijk een nieuw soort betrokkenheidbesef.
Nog geen vijf jaar geleden als je maar tegen Europa aantrapte kreeg je bijna kritiekloos de ruimte om dat ook te ventileren. Nu zie ik dat journalisten gaan vragen en ook doorvragen. En daarnaast ook zelf onderwerpen onderzoeken. Ik vind dat met alle chagrijn dat er ook nog steeds is, een positief element. Natuurlijk persisteert ook nog steeds de andere kant. Gisteravond was bijvoorbeeld ‘de tien ergernissen van Europa’ als verkiezingsitem op televisie. Ik ben benieuwd of nu straks bij de gemeenteraadsverkiezingen we ook ‘tien ergernissen over de gemeente’ krijgen een dag voor de verkiezingen en straks ook ‘tien ergernissen over Nederland’ een dag voor de landelijke verkiezingen!
Het is altijd leuk om op die manier te vergelijken. Dat plaatst het in een interessant perspectief. Ik denk dat in die zin Europa nu daadwerkelijk aan het politiseren is. Er zijn verschillende standpunten en dat is een duidelijke vorm van politisering. De grote consensus over Europa is daarmee verdwenen. Zowel de grote consensus die gold: ‘het is allemaal goed voor ons dus daar hoeven we niet over te praten’, als de bijna even grote consensus die na de uitslag van het referendum ontstond van: ‘nou ja, het is eigenlijk allemaal slecht voor ons, het enige wat nog geldt is verdediging van het nationaal belang’.
Als ik nu wil kijken naar de toekomst, moet ik even een stapje terug doen. Nou is dat in de politiek altijd een gekke bezigheid, want in mijn vak tellen prestaties uit het verleden helemaal niet. Mensen zijn niet zo geïnteresseerd in het verleden. Dat zie je ook in onderzoeken van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Onderzoekers van het SCP zijn wel een beetje verrast over hun recente bevindingen want het is heel paradoxaal: mensen zijn wel tevreden over hun privésituatie, maar vrij chagrijnig over de samenleving, dus ook pessimistisch. Maar als iedereen toch zo tevreden zou zijn, waarom blijkt dat niet in de politieke keuzes? Het antwoord is heel simpel. Omdat mensen nooit een politieke keuze maken op basis van het lange termijn perspectief. En dan heb je ook meteen het kernprobleem van het Europa van vandaag te pakken.
Het lange termijn perspectief is: we hebben het nu heel goed, maar vanaf hier gaat het allemaal bergafwaarts. Dat is voor de middenklasse in heel veel Europese landen een dominerend gevoel. Interessant is nu om in dat laatste onderzoek van het SCP te lezen over mensen die over Europa in discussie gaan. En dan begint het altijd met een pose: ‘ja, ja, we zijn voor de Europese Unie, is goed voor Nederland, dat moeten we doen.’ ‘Erger je ook ergens aan?’ ‘Ja, er is ook dit en dat.’ ‘Okay, maar overheersend is dus het positieve gevoel?’. ‘Ja’. Vervolgens laat je die mensen met elkaar in gesprek gaan en dan zie je dat mensen de ergernissen tegenover elkaar uitvergroten en aan het einde van de discussie heb je alleen nog maar negatief gevoel over die Europese samenwerking.
Volgens mij is dit een teken van het feit dat mensen inherent pessimistisch zijn over het toekomstperspectief in onze samenleving. Ik ben van oordeel dat dit onnodig is, daar zal ik zo een aantal dingen over zeggen, maar dit is wel de uitgangspositie.
En waarom is dat nu voor het Europese project zo’n extra handicap? Nog afgezien van het feit dat we zestig jaar lang geen Europa-pedagogiek hebben gehad in deze samenleving. Waarmee we dus ook nooit de moeite hebben genomen om Europa tot een politiek discussiepunt te maken. Er was immers consensus dat het goed voor ons was. Indertijd bestond nog de ‘trust me - samenleving’. En in zo’n ‘trust-me’ samenleving kun je een ongeïnformeerd publiek in een pessimistische houding snel negatief krijgen, want er is geen balans in de kennis.
Maar wat is nu de absolute kern van Europese integratie? Wat is nu het uitgangspunt van onze ‘founding fathers’ - van mensen als Mom Wellenstein - die een onvoorstelbaar belangrijke bijdrage aan het naoorlogse Europa hebben gedaan? Je weet Mom, hoezeer ik je daar dankbaar voor ben en je erom bewonder. Het uitgangspunt voor de fundamentele keuzes die destijds gemaakt zijn was altijd lotsverbondenheid. Uitgangspunt is altijd geweest: we gaan elkaar niet meer naar de strot vliegen omdat we dan onszelf schade berokkenen. Dat wil dus zeggen: mijn lot is afhankelijk van dat van mijn buurman. Dat is de basis geweest voor de hele Europese samenwerking.
Het begon met kolen en staal. Nou goed, bij dit publiek hoef ik daar niet over uit te wijden. Dat ging natuurlijk in een omgeving die bedreigend was. Door de Europese deling, de grote communistische dreiging, de Koude Oorlog, et cetera. De oplossing was om het lot van Duitsland en Frankrijk aan elkaar te verbinden. Van elkaar afhankelijk te maken, zodat ze geen oorlog meer zouden beginnen. En het feit dat die lotsverbondenheid naast een perfecte garantie voor het voorkomen van spanning, ook voor economische welvaart zorgde was decennia lang de drijvende kracht achter Europese integratie.
En nu zie je dat diezelfde lotsverbondenheid waarschijnlijk de grootste bron is van zorg voor mensen. Want als je nu denkt dat je positie wordt bedreigd wil je niet afhankelijk zijn. En lotsverbondenheid is juist gebaseerd op onderlinge afhankelijkheid. Daarom is de gevoelstemperatuur van Europese samenwerking zo laag. Omdat het is gebaseerd op mijn lot, verbonden met dat van 500 miljoen andere mensen die zo divers zijn. Die constatering gecombineerd met het dominante gevoel in een aantal samenlevingen - waaronder de Nederlandse - ‘er wordt ons iets afgepakt, er dreigt ons iets afgepakt te worden’ typeert het huidige denken over de integratie.
Moet u maar eens over nadenken, hoe dat in de Nederlandse samenleving heeft postgevat dat idee. Rita Verdonk bijvoorbeeld, verwoordde dat eigenlijk prachtig: ‘ze willen ons Sinterklaas afpakken’. Daar is wel lacherig over gedaan, maar het is een hele precieze verwoording van een heel breed gedragen gevoel in de samenleving. Onze positie wordt bedreigd, dus er zijn anderen die ons iets af willen pakken. Na 11 september kregen die anderen een gezicht, namelijk een islamitisch gezicht, dus daar kon je het op projecteren. Maar het is een veel fundamenteler gevoel, het gaat over identiteit: dat grote Europa, is Nederland Nederland nog wel? Waar blijft onze koningin, waar blijft onze identiteit, onze cultuur?
En het gekke is dat juist door de Europese integratie het regionalisme en regionale culturen nog nooit zo hebben kunnen bloeien als eeuwen daarvoor. Omdat de nationale staat een veel grotere ontspanning heeft gekregen. Maar de gevoelstemperatuur is een totaal andere, namelijk ‘mijn identiteit wordt bedreigd, mijn sociaaleconomische positie wordt bedreigd, andere zaken worden bedreigd, men wil mij iets afpakken’. En dat gevoel is funest voor een Europese samenwerking die gebaseerd is op lotsverbondenheid en het uitrollen van die lotsverbondenheid over een steeds groter Europees territorium.
Waarom ben ik dan toch optimistisch over de toekomst? Omdat ik zie dat als je Europa, het continent Europa of de EU vergelijkt met andere werelddelen, de strategische diepte van Europa groter is. Europa heeft gemiddeld de hoogst opgeleide bevolking. Europa heeft, vergeleken met andere delen van de wereld, het meest stabiele politieke systeem. Europa heeft de sterkste markt. Europa heeft de hoogste consumentenbescherming, al die andere producenten in de rest van de wereld willen ook op onze markt komen.
Welke grote economische ontwikkelingen zien we? Het is duidelijk dat de crisis een gevolg was van een onbalans tussen sparen en uitgeven. Aan de ene kant van de wereld werd teveel gespaard, aan de andere kant van de wereld werd veel te veel uitgegeven. Dat wordt nu gecorrigeerd en dat leidt tot een aantal gevolgen. De Amerikanen zullen structureel minder uitgeven aan consumptieve bestedingen, dat heeft een herstructurerend effect op markten. De Aziaten zullen structureel hun binnenlandse vraag stimuleren. Dat heeft ook een veranderend effect op de markt. En door klimaatontwikkelingen, energieontwikkelingen en andere ontwikkelingen zullen de producten dichter bij de markten zitten. Het bekende Aziatische model van je haalt iets uit de grond, brengt het naar Azië, schroeft het in elkaar en brengt het dan weer naar een ander deel van de wereld zal simpelweg door kostenoverwegingen en stabiliteitsoverwegingen onder druk komen. Dus producenten zullen ook dichter bij hun markten willen zitten. Dat is allemaal in het voordeel van - strategisch en op wereldschaal gezien - Europa. Dus ik denk dat die uitgangspunten ons kunnen dienen in de Europese samenleving.
Er zijn wel een aantal grote voorwaarden aan verbonden. In de eerste plaats is dan de vraag of Europa in staat is om dat klimaat van ‘we hebben alles te verliezen en niet veel meer te winnen’ om te draaien in een klimaat van ‘hé, we moeten wel fundamenteel herstructureren, maar als we dat doen, dan komen we ergens’. Dat is een psychologisch en een politiek vraagstuk van de allergrootste orde. Als we daarin slagen dan moet je durven kiezen voor een duurzame economie en dat moet heel snel. Dat betekent dat niet iedereen meteen winnaar is in dat model en daar moet je ook eerlijk over durven zijn. Dat je maatregelen zult moeten nemen om daarin iedereen mee te laten komen. Sommigen zullen dat makkelijker kunnen dan anderen. Dat is een hele fundamentele politieke keuze.
In de derde plaats zal de Europese Unie dan ook de verantwoordelijkheid moeten nemen voor veel grotere stabiliteit in de Middellandse Zeeregio. Dat is echt van fundamenteel belang wil je die strategische diepte ook kunnen gebruiken, want dan moet je omgeving stabiel en steeds rijker door worden. Dus moet je transmediterrane netwerken creëren. Je moet veel meer vrijhandel hebben. Je moet ook een substantiële bijdrage leveren aan het naderbij brengen van stabiliteit in het Midden-Oosten. En niet denken dat de Amerikanen dat wel zullen opknappen.
Je zult daarom ook onmiddellijk perspectief moeten bieden aan sub-Sahara Afrika, want een van de grote drijvende krachten achter Europese onzekerheid is die voortdurende dreiging van migratie uit dat gebied. En die dreiging zal niet weggaan als we geen ontwikkelingsperspectief voor dat werelddeel bieden. Hoe hoog we de hekken ook maken.
Je zult ook aan de oostkant van onze grens stabiliteit moeten helpen brengen. Ook dat is een enorme opgave. Dat zijn wat mij betreft de drie belangrijkste voorwaarden, dus: 1. Omschakeling van onze economie naar een duurzame economie. 2. Stabiliteit in de Middellandse Zeeregio en 3. Stabiliteit aan de Oostgrens. Dat zijn opdrachten van enorme omvang, maar niet onmogelijk. Als je kijkt naar wat we de afgelopen vijftig jaar hebben gepresteerd, kunnen we dit ook doen. Alleen zijn we alweer vergeten wat we de afgelopen vijftig jaar hebben gepresteerd.
En dan kom ik weer bij het begin van mijn betoog. Over de psychologische staat, het gevoel in de West-Europese samenlevingen dat we vooral heel veel te verliezen hebben. Ik denk dat de grootse reden daarvoor is dat er in Nederland een enorm gebrek aan verhaallijnen is ontstaan. Aan het onszelf kunnen plaatsen in de context van onze geschiedenis en onze omgeving. Daar is heel veel behoefte aan in deze samenleving. Kijk maar eens met hoeveel honger wordt verslonden wat Geert Mak schrijft over onze geschiedenis en over Nederland. Het is een hele andere manier dan de klassieke manier van Romein of Geel. Het is een veel persoonlijkere manier die uitgaat van de positiebepaling van de schrijver in zijn omgeving en vervolgens daaraan verhalen koppelt. Obama doet dat overigens op precies dezelfde manier.
Dat is voor mij een basisvoorwaarde voor het herwinnen van zelfvertrouwen in Nederland. Dat we die verhaallijnen nadrukkelijker aanwezig laten zijn in onze geschiedenis. Wat we tot nu toe hebben gepresteerd et cetera. Dan zien we misschien ook wel dat sommige van onze reflexen nu hartstikke historisch zijn. Te maken hebben met eeuwen Nederlandse geschiedenis. We zien nu in de Nederlandse samenleving - dat zag je ook weer in het debat zonet over de voorzitter van de Europese Commissie en de Nederlandse Eurocommissaris - een zeer sterke, historisch bepaalde neutraliteitsreflex. We willen ons niet encanailleren met dat gedoe op dat continent. Laat ons nou maar handel drijven, laat ons nou maar heerlijk in splendid isolation een moral highground innemen, daar voelen we ons goed bij. Maar we willen geen vuile handen maken. Dit is echt vierhonderd jaar Nederlandse geschiedenis die alleen in die korte periode na 10 mei 1940 tot de val van de muur twintig jaar geleden anders is geweest en we denken nu vaak dat die periode een constante is in de Nederlandse geschiedenis. Maar dat was juist de uitzondering in de geschiedenis van Nederland! En de reflexen die je nu weer ziet heel vaak in de politiek hebben denk ik veel meer te maken met die veel oudere geschiedenis.
We moeten dus weer herontdekken dat politieke neutraliteit - maar ook ideologische neutraliteit - geen optie is voor een land als Nederland. Met onze open economie en de uitdagingen waar we voor staan in de wereld. We moeten er in slagen om die omslag weer te maken, om het Nederlandse belang weer in onze geschiedenis te plaatsen. Om de lange lijnen te zien. En te zien dat er zo ontzettend veel te winnen is op basis van de strategische diepte van Europa. Europa, dat ons in staat zal stellen - als we meer met een stem spreken - ook met de Amerikanen afspraken te maken over bijvoorbeeld het klimaatbeleid. Dan zal er ook weer optimisme in de Europese samenleving komen.
Tony Blair maakte een tijd geleden een vergelijking tussen het Verenigd Koninkrijk en Maleisië. En mensen reageerden: ‘Wat een idiote vergelijking, het Verenigd Koninkrijk en Maleisië’. En hij extrapoleerde dat in de tijd en hij zei: ‘Nou, kijk nou eens niet naar het nu, maar naar over twintig jaar, over dertig jaar. Evenveel inwoners, veel jongere inwoners, hoog opgeleide inwoners’. Hij extrapoleerde de economische groei: ‘Dat land is dadelijk even rijk en op termijn ook waarschijnlijk even invloedrijk als het Verenigd Koninkrijk. Wat heeft het dan nog voor zin, als het Verenigd Koninkrijk, om zich niet te committeren aan het continent met meer dan 500 miljoen mensen strakjes die de bereidheid hebben met een stem te spreken’.
Ik denk dat het tijd is dat we op dit punt helderheid verschaffen. Willen wij ons sociaaleconomisch model handhaven in die nieuwe tijd? Willen we ervoor zorgen dat mensen nog toegang hebben tot goed onderwijs? Dat mensen die niet meer aan het arbeidsproces kunnen deelnemen een fatsoenlijk pensioen hebben? Dat mensen die om wat voor reden dan ook niet meer meekunnen, toch goed verder kunnen leven? In dat enorme geweld van die 1.2 miljard Chinezen en die 1.2 miljard Indiërs die ook datzelfde sociale model willen - maar veel meer geduld hebben om dat te bereiken - en het niet erg vinden als wij het onze inleveren. Overigens ook geen bezwaar tegen hebben als we het houden, want we zijn geen vijanden.
Willen we in die context ons uniek Europese maatschappelijk model overeind houden, zullen we dat samen moeten doen. Dat kunnen we niet als landen individueel. Dat gaat niet en daar zal ik voor werven de komende jaren. Dat zal een hele klus worden, want het is tegen de keer van het gevoel. Het zal moeten beginnen met het besef in de Nederlandse samenleving dat onze identiteit niet wordt bedreigd. Dat is echt de meest existentiële en fundamentele bedreiging die er gevoeld wordt: mij wordt mijn ‘zijn’ afgenomen, iemand is erop uit om me mijn ‘zijn’ af te nemen.
Vorige week mocht ik een artikel schrijven in Newsweek en ik begon dat met een voorbeeld van iemand die me heel dierbaar is die tegen me zegt: ‘Joh, over tien jaar moet ik verplicht naar de moskee en moet ik een burka aan. En dat is onvermijdelijk, dat gaat nou eenmaal zo’. Dat gevoel, - u lacht, u voelt dat niet zo - maar er zijn heel veel Nederlanders die zich op die manier in hun identiteit bedreigd voelen. Het wordt geprojecteerd op de islam, maar het is echt een fundamenteler gevoel. En als we daar niet uitkomen, als wij niet de verantwoordelijkheid nemen om daar outspoken over te zijn en dat te benoemen en iets mee te doen en alleen maar de neiging hebben om dan ook maar mee te huilen met de wolven, dan helpen wij deze samenleving geen stap verder.
Dat is voor mij het Europese verhaal voor 2020. Ik ben daar optimistisch over, maar dan moeten er wel een aantal grote dingen gebeuren, want we staan aan de vooravond van een nieuwe opbouwfase. En de wijze waarop we dit gaan bouwen kan alle kanten op. Het kan door mensen van goede wil en met een positieve instelling. Het kan ook door andere mensen gebeuren. De keuze is aan ons.
Dank u wel.