Otto von der Gablentzprijs 2009: Laudatio voor Geert Mak en Rita Süssmuth
Koninklijke Hoogheid, mevrouw von der Gablentz, dames en heren, ik voel mij zeer vereerd in het midden van zoveel grote Europeanen dat ik vandaag mag spreken over drie mensen nu, tot mijn verrassing.
Laat ik beginnen met de verrassing, Luuk van Middelaar die de Otto von der Gablentz studieprijs heeft gewonnen met zijn boek ‘Passage naar Europa’. De kracht van zijn boek is dat hij gesproken heeft met mensen die een verhaallijn over Europa hebben, die erbij hebben gezeten, die mee gevormd hebben, datgene dat de Europese politieke geschiedenis is geworden. Het verhaal dat zelden wordt verteld omdat het verhaal van Europa vaak gevat wordt in verdragen, overeenstemmingen en topconferenties. Maar zelden wordt er gekeken in de machinekamer van hoe zoiets tot stand komt, en dat heeft Luuk van Middelaar op een briljante manier gedaan. De kracht van zijn boek is niet alleen dat hij de juiste mensen aan het woord laat en het juiste verhaal vertelt, de kracht van het boek is vooral dat hij zich er op heeft geconcentreerd een nieuwe taal, een nieuw verhaal over Europa te vertellen. Het is andere taal dan de ‘Eurospeak’ die u en ik al decennialang gewend zijn. Het is innovatieve taal, het is beeldende taal, het is literatuur. En daarmee is het een heel bijzonder boek dat ook een bijzondere plaats verdient en terecht ook hier vandaag is bekroond - althans de auteur van het boek - met een prijs.
De andere twee laureaten zijn eveneens hele bijzondere mensen die ik al heel lang zeer bewonder. Prof.dr. Rita Süssmuth heeft in haar politieke carriere, die zeer lang en heel bijzonder is, Bundesministerin AD, Presidentin des Bundestages AD, en nog vele vele andere belangrijke functies, altijd zeer sterk vastgehouden aan een aantal beginselen die ervoor gezorgd hebben dat zij wel de politiek gevormd heeft maar dat de politiek haar nooit misvormd heeft. Zij heeft altijd vastgehouden – misschien mag ik het in mijn woorden samenvatten – aan één belangrijk principe, en ik denk dat zij dat ook herkent in de boeken van een schrijver die wij beiden zeer bewonderen, Albert Camus: bekijk de wereld altijd eerst door de ogen van een ander. Bekijk de zaken altijd eerst door de ogen van iemand die misschien een ander gezichtspunt heeft. En door de wereld door de ogen van een ander te bekijken leer je jezelf pas echt kennen. Een eigenshap die in de moderne Europese samenleving soms verloren dreigt te gaan. Wat zij ook heeft gedaan is steeds vasthouden aan een aantal rode draden in haar politieke carrière.
Vrouwenemancipatie was voor haar altijd een sine qua non, ook als dat in haar politieke beweging omstreden was hield ze daar toch aan vast. De positie van minderheden – etnische of andere minderheden – heeft ook altijd haar speciale aandacht gehad. De achterstelling van groepen in de samenleving die vaak achterbleven bij onderwijs en de gezondheidszorg konden altijd rekenen op haar nimmer aflatende inzet. Ze heeft daarmee aan zivilcourage een menselijk gezicht gegeven. Ze heeft daarmee ook aan de eeuwige strijd van emancipatie, ongeacht de politieke achtergrond van mensen, een gezicht gegeven. En ze zal ook altijd bij ons immens populair blijven omdat zij een gezicht heeft gegeven aan de Nederlands-Duitse relatie. Zij was en is nog steeds voorzittter, van de stuurgroep van de Nederlands-Duitse conferentie, iets wat in het Duits een ‘Lenkungsausschuss’ heet. Wij Nederlanders hebben altijd moeite met dit soort samengestelde Duitse woorden. Ik wil u daar kort een anekdote over vertellen die zich afspeelt in 1950.
Jacques de Kadt, Nederlands politicus, parlementariër op dat moment, gaat naar Bonn om contacten te leggen met de SPD, om te kijken of we de samenwerking kunnen uitbreiden, en hij neemt mee als zijn chauffeur, in de kever die de Partij van de Arbeid toen rijk was, Max van der Stoel, medewerker van het internationaal secretariaat van de PvdA. Driekwart van de reis is voorbij, ze moeten tanken, ze zijn moe, en De Kadt zegt: ”Weet je Max, ik trakteer je op een kop koffie en een stuk Kuchen. Dus ze stoppen langs de weg bij een Raststätte en de Kadt stapt uit want Van der Stoel moest de auto nog parkeren. Op het moment dat Van der Stoel de auto heeft geparkeerd en naar de Raststätte toeloopt, komt De Kadt er weer boos uitlopen met een rood aangelopen hoofd en zegt: “Ik wil meteen terug naar Nederland.” Max van der Stoel - nog heel jong - durfde niets te zeggen of te vragen waarom, dus ze stappen in de auto en gaan terug naar Nederland. Ergens voorbij de grens durfde Max eindelijk te vragen: ”Meneer De Kadt ,wat is er aan de hand, waarom moesten we terug?” en toen zei De Kadt: ”Ik bestelde een kop koffie en een stuk Kuchen en toen zei de mevrouw: “Sie brauchen ein Kuchenbefehl. Dat soort befehlen accepteer ik niet meer.” De Kadt had Kuchenbüfett niet verstaan en dat begrepen als Kuchenbefehl. Gelukkig is het tussen de PvdA en de SPD wel goed gekomen.
Deze anekdote laat zien hoe dichtbij wij zijn en tegelijkertijd, als er niet vertolkers zijn zoals u mevrouw Süssmuth, we ook veraf kunnen zijn. Met name tussen buren is de nuance vaak subtiel maar o zo belangrijk voor het wederzijdse begrip. Met name tussen Nederland en Duitsland, met een hele ingewikkelde geschiedenis van vele eeuwen, is een misverstand snel ontstaan. Is een onbegrip snel geboren. En het werd daarstraks al gezegd, we vieren dit jaar twintig jaar val van de muur. Er zijn in Nederland politici geweest die openlijk zeiden wat andere Europese politici dachten maar slim voor zich hielden, namelijk dat we zó van Duitsland hielden dat we blij waren dat we er twee van hadden. Ook dat leidde wel eens tot misverstanden tussen onze beide landen.
Maar wat mij opvalt - en u mevrouw Süssmuth hebt daar een belangrijke bijdrage aan geleverd - is dat als ik naar onze twee landen kijk vandaag, er in Nederland geen ‘grote broer-complex’ meer is ten aanzien van het verenigde Duitsland. Er is in Duitsland nog steeds grote vriendschap en waardering en belangstelling voor Nederland. En wij kunnen als Nederlanders nog steeds heel veel leren van wat er in Duitsland gebeurt. En af en toe hebben wij ook iets bij te dragen aan de Duitse ontwikkelingen in de politiek of in de samenleving. Eén citaat van u, mevrouw Süssmuth, wil ik hier oplezen omdat het mij zo raakte en zo tekenend is voor de situatie waarin mijn land momenteel verkeert:
Ein Patriot ist jemand, der sein Vaterland liebt, ein Nationalist ist jemand, der andere Vaterländer verachtet. Vielleicht ist dieser Begriff ein bisschen emphatisch, aber ich frage mich schon, wie jemand eigentlich ein guter Europäer sein kann, wenn er sein eigenes Land nicht liebt, wenn er das verleugnet, wo er zu Hause ist. Dieses ‘lieben’ heiβt ja nicht, unkritisch zu sein, sondern es heiβt, dass man Stärken und Schwächen zugleich sieht. Wer also überhaupt nichts Gutes an seinem Land findet, der muss das Land dann aber auch verlassen.
Einde citaat.
Dit is een les die wij ons als Nederlanders goed kunnen aantrekken van u mevrouw Süssmuth. Het is iets anders om inderdaad van je land te houden dan om op andere landen neer te kijken. Onze lange Europese geschiedenis leert ons ook dat het gevaar daarin zit. En dat brengt mij op een stelling over het Europa van vandaag. We denken weleens: ‘Het verdrag van Lissabon is er nu, daarmee kunnen we een einde maken aan de euroscepsis want we kunnen nu transparanter, effectiever en democratischer gaan werken.’ Ik vrees dat dat iets te makkelijk gedacht is. Euroscepsis heeft alles te maken met de scepsis over de politiek in het algemeen en het gebrek aan slagvaardigheid, het gebrek aan het vermogen van de politiek om dat soort wensen om te zetten in politiek handelen en een verandering van de samenleving. En wij politici zijn vaak te bevreesd om uit te komen voor onze ideeën, omdat we bang zijn dat dat instrijkt tegen de haren van de meerderheid van de bevolking. En daarmee verzwakken we onze eigen positie. En dat is iets, mevrouw Süssmuth, dat u nooit heeft gedaan, en iets wat ik mij van u graag wil aantrekken.
Die ideologische tegenstelling die twintig jaar geleden tot een einde kwam, is niet geëindigd in een einde van de geschiedenis, zoals Fukuyama ons wilde doen geloven. Hij is geëindigd in een nieuwe tegenstelling, die ons allemaal als Europese landen bedreigt, helaas ook mijn land. En dat is wat ik zou willen noemen een identitaire tegenstelling. We zijn niet meer bereid of in staat om de wereld door de ogen van een ander te zien maar we eisen van de ander, met het mes op de keel, dat zij of hij voortdurend de wereld door onze ogen wil bekijken. En daarmee creëeren we vervreemding in de samenleving, vervreemding tussen Europeanen. Die identitaire tegenstelling die Europa plaagt is aan de oorsprong van de euroscepsis van vandaag.
Maar er is ook wat aan te doen.
En zo kom ik bij de tweede laureaat, Geert Mak. Mijn bewondering voor Geert Mak is gebaseerd op zijn werkelijk unieke talent om een verhaallijn te maken die anderen, de lezers, de kijkers, uitnodigt in die verhaallijn mee te gaan en daarmee haar of zijn eigen verhaallijn ernaast te leggen. Het is mij in de afgelopen jaren talloze malen overkomen, nadat iemand ‘In Europa’ gelezen had, of ‘De eeuw van mijn vader’, of de televisieserie gezien had, dat iemand naar mij toekwam en zei: “Ja, dat heb ik ook zo beleefd, mijn vader deed dit en mijn moeder deed dat”. Het is een onvoorstelbare kracht als je in dit land waar we zo’n moeite hebben met te definieren wie we zijn na het einde van de verzuiling, dat er iemand is die de moed heeft een pedagogiek over de nationale identiteit op te zetten, die zich bewust is dat het geen enkele zin heeft om een herhaling van de tweede helft van de 19e eeuw in Nederland voor te spiegelen. Namelijk dat we om politieke redenen een verleden gaan verzinnen, maar die gewoon het verhaal vertelt van het verleden, sterker nog, het verleden zelf z’n verhaal laat vertellen.
Geert Mak krijgt daarbij wel eens het verwijt dat hij daarbij vervalt in nostalgie. Ik zie dat anders, dames en heren. Nostalgie vindt je bij een schrijver die wij beiden erg bewonderen, Joseph Roth, die het verhaal vertelde van het interbellum. En daarbij murw gebeukt door de radicale ideologieën die de mens verafschuwden of de mens altijd ondergeschikt maakten aan het sysetem, terugverlangde naar de K und K monarchie (n.b. kaiserlich und königlich) met zijn respect voor diversiteit en het accepteren van minderheden in een groter geheel. Daar zat wat van nostalgie in. Maar Geert Mak combineert het verteltalent van Joseph Roth, observatie van de essentie in kleine dingen - ogenschijnlijk kleine dingen die een groot verhaal vertellen - dat combineert hij met een optimistische lijn over de toekomst. Af en toe valt hij me wel eens rauw op het dak als hij weer eens een opinieverhaal vertelt dat er niks deugt van wat mijn partij doet, maar dat is ook pedagogiek die ik en mijn partij dringend nodig hebben, maar hij weet talloze Nederlanders mee te nemen in een verhaal over het verleden dat niet ideologiseert maar dat vermenselijkt.
En als we in deze tijd, als u mij wilt volgen in de redenering dat de tegenstelling niet langer ideologisch is maar identitair is, dan hoop ik dat u mij ook kunt volgen in mijn stelling dat de drie laureaten, met hun combinatie van geschiedenis, politiek maar vooral cultuur, het juiste antwoord bieden op die identitaire tegenstelling, aangezien het mijn diepste overtuiging is dat in de cultuur het antwoord ligt, dat in het respect voor de culturele diversiteit, de liefde voor wat anders is, de nieuwsgierigheid voor wat anders is, ligt het antwoord op het leven met diversiteit. De reflectie op de ander als bedreiging voor wie je bent, dit idee in Nederland dat heeft postgevat dat we als natie zullen oplossen als een klontje suiker in een kop thee, is alleen maar mogelijk door een totaal gebrek aan zelfvertrouwen over onze culturele en nationale kracht. En mensen als Rita Süssmuth en Geert Mak en ook Luuk van Middelaar helpen ons de verhaallijn weer te ontdekken waaruit we die kracht kunnen putten.
Niet op magisch, niet teleologisch, niet ideologisch maar juist narratief. En in die zin is literatuur een groot antwoord op een grote vraag van deze tijd. En zal de literatuur ons helpen en mensen, cultuurdragers als Rita Süssmuth en Geert Mak, zullen ons helpen ons huidige pessimisme om te zetten in hernieuwd optimisme. Want zij zijn mensen die vanuit de kracht van het verleden en van het eigen zijn, in staat zijn de mens te helpen bij die sprong over die afgrond óver het verleden en het heden naar de toekomst. Aangezien we op dit moment inderdaad voor zo’n sprong staan - in de Nederlandse samenleving - maar zeker ook in Europa. Laat ik eindigen met een pleidooi voor deze Europese samenwerking die door de laureaten zo’n warm hart krijgt toegedragen.
Of het nu gaat om de nieuwe definitie tussen de mens en de natuur die we zullen moeten zoeken wereldwijd, of het nu gaat om een herschikking van de wereldeconomie, de opkomst van Azië en de relatief minder sterke positie van de VS en Europa, of het nu gaat om de nieuwe geopolitieke consequenties van deze herschikking, of het gaat om de verhoudingen binnen een samenleving die zo snel verandert. Op al deze punten kunnen de oplossingen slechts continentaal zijn en niet meer nationaal. De burger is bereid in het algemeen de nationale staat nog enige ruimte te geven om politiek te acteren. Maar die nationale staat zal onmachtig blijken als we niet in staat zijn de krachten in Europa op een Europees niveau te bundelen. Dat is niet alleen pragmatisch, dat is ook in sterke mate ideologisch, ik zou bijna zeggen: het is alleen gebaseerd op de idee Europa dat we hier nog uit kunnen komen. Ik dank de laureaten voor hun inspiratie en ik feliciteer ze van harte met de Otto von der Gablentzprijs.