Ontwikkelingssamenwerking meest geëvalueerde sector
In de afgelopen jaren is de ontwikkelingssamenwerking in de wereld enorm verbeterd. Steeds minder gaat de hulp van grote westerse landen naar corrupte regimes en politieke vrienden of is het een ander woord voor stimulering van de eigen economie. Steeds meer leidt ontwikkelingssamenwerking tot goede resultaten omdat ze gericht is op effectieve samenwerking tussen donoren en aansluit bij de wensen van de armste landen en groepen. Nederland loopt daarbij voorop. Daarbij is het essentieel dat we de burger met concrete resultaten laten zien dat ontwikkelingssamenwerking werkt, zoals VVD-kamerlid Arend Jan Boekestijn terecht stelt. Daarmee zit hij geheel op mijn lijn: zowel de belastingbetaler hier in Nederland als de 1 miljard armen in ontwikkelingslanden hebben recht op een resultaatgerichte ontwikkelingssamenwerking. Het aansluitende pleidooi voor een onafhankelijk instituut voor evaluatie is goed bedoeld, maar mist zijn doel: die onafhankelijke evaluatie bestaat al. Het is de komende tijd vooral zaak om resultaten centraal te blijven stellen, maar niet door te schieten in cijferfetisjisme. Want de werkelijkheid in veel arme landen is weerbarstig en resultaten boeken in zwakke staten of conflictgebieden vergt meer dan boekhouden: het gaat daar ook om politieke veranderingen en innovatieve partnerschappen. Maar altijd geldt dat hulp goed besteed dient te worden. Er is wat mij betreft zero-tolerance voor corruptie en alle accountantsrapporten moeten kloppen.
Daarnaast mogen we het draagvlak nooit voor lief nemen, daar heeft de heer Boekestijn gelijk in. In de afgelopen honderd dagen hield ik een groot aantal consultaties in Nederland over ontwikkelingssamenwerking. Naast kritiek werd vooral het grote belang van ontwikkelingssamenwerking onderstreept in een tijd van groeiende culturele, politieke en economische scheidslijnen. En net als bij alle andere overheidsuitgaven willen mensen zeker weten dat ontwikkelingssamenwerking goed terechtkomt. Goede bedoelingen zijn er genoeg, maar goede bedoelingen alleen zijn niet goed genoeg – het gaat mensen om resultaten en duidelijke doelstellingen. Voor het eerst in de geschiedenis schaarde de internationale gemeenschap zich achter een reeks tijdgebonden kwantitatieve doelstellingen voor armoedebestrijding: de Millennium Ontwikkelingsdoelen, waaronder het halveren van de extreme armoede, alle kinderen in de klas en het met driekwart terugdringen van moedersterfte - dit alles met als deadline het jaar 2015. Dit kabinet wil het ontwikkelingsbeleid nog uitdrukkelijker in het kader van deze Millennium Ontwikkelingsdoelen plaatsen en zich met name richten op de achterstanden bij het bereiken ervan – samen met allerlei andere partijen in de Nederlandse samenleving, van NGO’s tot bedrijfsleven. Naast hulp gaat het dan vooral ook om eerlijke handel, schuldkwijtschelding, ruimte voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en modernisering van instellingen als de Wereldbank.
Onze inspanningen voor die resultaatgerichte agenda worden zeer regelmatig tegen het licht gehouden – ontwikkelingssamenwerking is zo ongeveer de meest geëvalueerde sector in Nederland. De Nederlandse bevolking wordt wat dat betreft al op haar wenken bediend. Sinds dertig jaar kent het ministerie een evaluatiedienst (Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie) die in meer dan 300 rapporten onafhankelijk verslag heeft gedaan van de resultaten van het ontwikkelingsbeleid. Die rapporten zijn openbaar en gaan zonder uitzondering naar de Tweede Kamer, meestal vergezeld van een beleidsreactie waarin de minister aangeeft wat hij of zij met de aanbevelingen van het rapport doet. De lijst met geplande evaluaties staat in de Memorie van Toelichting bij de Begroting, zodat de Kamer daar, desgewenst, onderwerpen aan toe kan voegen. Dat gebeurt ook. Daarnaast wordt de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking door de OESO geëvalueerd middels een landenexamen. Ook dat gebeurt volstrekt onafhankelijk.
Onafhankelijke evaluatie van het ontwikkelingsbeleid is dus reeds een realiteit. Dit laat onverlet dat ik ook zelf de vinger aan de pols houd voor wat betreft de resultaten van het beleid. Daarbij vind ik het belangrijk hoe we richting publiek inzichtelijk maken welke resultaten met belastinggeld worden behaald. Vandaar dat het ministerie iedere twee jaar een resultatenrapportage publiceert, en ook zal blijven publiceren. Zo kan de burger in de meest recente rapportage lezen, dat zogenaamde begrotingssteun tot resultaat kan hebben dat meer leraren in dienst genomen worden of meer verpleegsters. Dat de 3D-benadering (“Development, Diplomacy, Defense”) betekent dat veiligheid nooit via militaire middelen kan worden bereikt maar alleen duurzaam wordt als de vrede wordt uitonderhandeld en ook daadwerkelijk tot opbouw leidt. Dat private sectorontwikkeling essentieel is en niet alleen gaat over het verstrekken van leningen maar ook onder meer over het snel kunnen krijgen van vergunningen, juridisch eigendom, lagere transportkosten en aansluitingen op electriciteit.
De samenleving, die op deze manier inzicht krijgt in het ontwikkelingsproces, zal ook begrijpen dat een resultaatgerichte benadering niet mag leiden tot verkramping. Ontwikkelingssamenwerking is investeren onder de moeilijkste omstandigheden. Projecten en programma's zijn vaak een stuk ingewikkelder dan de Betuwelijn. We werken in moeilijke en instabiele landen en zetten in op de beste uitvoering. De wereld kent zo’n 35 fragiele staten, waar maar liefst bijna een derde van alle extreem armen woont. Die landen mogen we niet links laten liggen. Ontwikkelingssamenwerking is ook risico’s nemen – nietsdoen is echter een veel groter risico.