Kamerbrief over de rol van de maatschappelijke organisaties in ontwikkelingssamenwerking

Tijdens het Algemeen Overleg over de nieuwe beleidsnotitie voor maatschappelijke organisaties: ‘samenwerking, maatwerk, meerwaarde’ op 20 mei 2009 heeft de Tweede Kamer verzocht om een financieel overzicht van de uitgaven voor het particuliere kanaal. Dit overzicht doe ik u hierbij toekomen.

De totale uitgaven binnen het particuliere kanaal in 2008 bedroegen EUR 1,141 miljard. De planning voor 2009 bedraagt EUR 1,07 miljard. Het verschil tussen 2008 en 2009 (ca. EUR 70 mln) wordt met name verklaard door bevoorschotting eind 2008 van enkele organisaties die een MFS-subsidie ontvangen. Oftewel, in 2009 is geen sprake van onevenredige kortingen bij het particuliere kanaal als gevolg van het lagere ODA-budget door de economische neergang. Dat zou ik ook pertinent onjuist hebben gevonden. Uitgedrukt als percentage van het totale ODA-budget bedraagt de omvang van het particuliere kanaal zowel in 2008 als 2009 ca. 23%. Dit hoge percentage voor het particuliere kanaal - zeker in vergelijking met andere donoren - onderstreept nogmaals de grote waarde die door mij aan het particuliere kanaal wordt gehecht.

Wat betreft 2010 en verder geldt dat de precieze ontwikkeling van het ODA-budget - en in het verlengde hiervan ook de verdeling over de verschillende kanalen - van meerdere factoren afhangt. Zo zijn de ramingen over het Nederlandse BNP, en daarmee dus ook van het Nederlandse ODA-budget, nog door veel onzekerheden omgeven. In het verlengde hiervan geldt dat een aanhoudende economische crisis in ontwikkelingslanden, ook tot additionele beleidsinspanningen aan Nederlandse kant zal leiden. Dit teneinde deze crisis en de gevolgen voor de allerarmsten zoveel mogelijk te mitigeren. Op voorhand is niet aan te geven welke programma's of activiteiten, en dus ook niet welk kanaal, hiervoor ingezet zullen worden. Dit jaar heb ik vanwege de ernst van de financiële crisis en de noodzaak van directe effectieve contra-cyclische maatregelen, extra maatregelen genomen via de Wereldbankgroep (handelsfinanciering en het kwetsbaarheidsfonds), het FMO en de particuliere sector. Deze maatregelen zullen van geval tot geval, op basis van onder meer effectiviteits-criteria, beoordeeld worden. Ook meer in het algemeen geldt dat de hoogte van bijdragen, bij welk kanaal dan ook, van de kwaliteit van de voorstellen afhankelijk is. Dit geldt evenzeer voor de Nederlandse inzet bij het multilaterale kanaal, waarover binnenkort met uw Kamer gesproken zal worden. Daarnaast wil ik er op wijzen dat voor de andere kanalen het percentage niet bij voorbaat vaststaat, dit ook in het licht van de economische crisis.

Over de invulling van het Nederlandse ODA-budget en de verdeling hiervan over de kanalen in latere jaren zult u uiteraard bijtijds en op de daarvoor geëigende momenten, onder meer bij de begroting 2010, nader geïnformeerd worden.

Om u een overzicht te geven over de verschuiving in subsidiemodaliteiten voor het particuliere kanaal, die gekoppeld worden aan het totaal beschikbare budget in 2011, verwijs ik u naar onderstaande tabel.

Was:

Wordt:

MFS I

2007-2010

525 miljoen per jaar

MFS II

2011-2015

425 – 500 miljoen euro

MFS-Jong en Vernieuwend

2009-2010

8 miljoen per jaar

Gaat op in MFS II

TMF

2006 – 2010

34 miljoen per jaar

Gaat op in MFS II

SALIN

2006 – 2010

20 miljoen per jaar

Loopt t/m 2010, gaat daarna op in standaardkader

MDG3 fonds

2008 – 1e helft 2011

14 miljoen per jaar

Loopt t/m 2011, gaat daarna op in standaardkader

VMP

2009 – 2012

16.25 miljoen euro per jaar

Loopt t/m 2012

SNV

2007 – 2015

90 miljoen euro per jaar

Loopt t/m 2015

PSO

2007 – 2010

27 miljoen euro per jaar

Loopt t/m 2010, gaat daarna eventueel op in MFS II (in dat geval wordt budget toegevoegd aan het budget voor MFS II)

Interparlementaire Samenwerking (NIMD)

2007 - 2010

9 miljoen per jaar

Loopt t/m 2010

NB de genoemde bedragen betreffen de gepubliceerde subsidieplafonds. Latere optoppingen zijn niet in deze tabel opgenomen.

Wat betreft 2010 en daarna geldt dat een gedeelte van de huidige subsidiekaders (bijvoorbeeld SNV en VMP) nog van kracht is. Een eventuele verlenging daarvan zal zoals gebruikelijk per geval, mede op basis van voorliggende evaluaties en de kwaliteit van de voorstellen, beoordeeld worden.

Zoals aangegeven in de beleidsnotitie wordt er naast het MFS II als hoofdkanaal, een standaardkader ontwikkeld dat kan inspelen op nieuwe wereldwijde ontwikkelingen of politieke prioriteiten. Mogelijke opvolgers van huidige regelingen als het MDG3 fonds of het SALIN, zullen in dit standaardkader worden ondergebracht. Voor dit kader is vanaf 2011 een bedrag van minimaal EUR 50 miljoen per jaar2 beschikbaar.

Ten slotte maak ik van de gelegenheid gebruik om naar aanleiding van onder meer de wensen uit uw Kamer de volgende gemaakte afspraken tijdens het Algemeen Overleg van 20 mei jl. te bevestigen. Bij de uitwerking van het subsidie-/beoordelingskader voor het nieuwe MFS zal hiermee rekening worden gehouden:

  • Met betrekking tot de eis dat 60% van de subsidiemiddelen in partnerlanden moet worden ingezet, zal een infaseertermijn van vier tot vijf jaar worden gehanteerd. Dit betekent dat er voldoende tijd zal zijn om, waar nodig, bestaande programma’s in niet-partnerlanden af te bouwen, zodat kapitaalvernietiging wordt voorkomen. Overigens geldt de 60% eis niet voor mondiale programma’s zoals ook in de notitie is weergegeven. Mondiale programma’s zijn programma’s die niet aan landen of regio’s specifiek zijn toe te rekenen. Dit kan bijvoorbeeld gelden voor mondiale programma’s op het gebied van handelspolitiek, milieudegradatie en voedselproblematiek of voor mondiale aidsprogramma’s;
  • Programma’s die zich (grotendeels) richten op directe armoedebestrijding moeten voldoen aan de ondergrens van 500.000 € per land per jaar. Voor programma’s op het gebied van maatschappij-opbouw en beleidsbeinvloeding moet worden aangetoond dat ze van voldoende omvang zijn om impact te hebben. De ondergrens van 500.000 € per land per jaar betreft een gemiddelde over de subsidieperiode, met andere woorden: over- of onderschrijdingen in één jaar kunnen worden gecompenseerd in andere jaren;
  • Over de invulling van de 75% evaluatie-eis zal ik, zoals toegezegd, met maatschappelijke organisaties nog nadere afspraken maken. Het gaat daarbij om het bereiken van een zo groot mogelijke dekkingsgraad en representativiteit;
  • De hoogte van het percentage voor de eigen bijdrage voor de nieuwe draagvlakprogramma’s zal worden verminderd van 40 naar 25% en wordt hiermee gelijk getrokken met het percentage eigen bijdrage voor het nieuwe MFS.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders

1: Het bedrag van EUR 1,14 miljard beslaat het brede particuliere kanaal. Dit bevat zowel de genoemde subsidiekaders alsook het centrale onderzoeksprogramma, het internationaal onderwijsprogramma en de bijdragen aan internationale onderwijsinstituten.
2: Dit bedrag is hoger dan de huidige budgetten voor SALIN en MDG3 fonds