Kamerbrief inzake uitstaande toezeggingen inzake de Raad van Europa
Recentelijk ontving uw Kamer van Staatssecretaris Timmermans en mijzelf per brief een verslag over de Ministeriële Raad van Europa-bijeenkomst in Madrid op 12 mei 2009.
In de nu voorliggende brief ga ik mede namens Staatssecretaris Timmermans in op de toezeggingen die ik aan de Eerste Kamer deed ten aanzien van de Raad van Europa, waarvan het merendeel is vastgelegd in Motie 31702 nr. 2 / 31700 V d.d. 17 maart 2009 (van der Linden).
Financiële situatie Raad van Europa (Moties 31702, 31700V, A d.d. 17 maart 2009 en 31200V, E d.d. 22 april 2008, Toezegging T00970/2009)
In lijn met voorgaande jaren zet ik mij actief in in Straatsburg en daarbuiten om een oplossing te zoeken voor de budgettaire krapte bij de Raad van Europa, inclusief die bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (het Hof). Omdat voor het vinden van een “structurele oplossing” voor het “budgettaire probleem” van de Raad van Europa (Motie 31200V, E d.d. 22 april 2008) medewerking van andere lidstaten is vereist, richt ik mij op het zoeken naar medestanders onder andere lidstaten, conform de meest recente Motie (31702, 31700V, A d.d. 17 maart 2009). Ik heb bij EU-collega’s de nijpende situatie opgebracht en er aandacht voor gevraagd. Meest recent heb ik middels een brief bij mijn Sloveense collega Žbogar, de huidige voorzitter van het Comité van Ministers (CM), aandacht gevraagd voor de toenemende financiële druk op de organisatie en hem gesuggereerd als CM-voorzitter dit onderwerp op korte termijn in de EU aan de orde te stellen, bijvoorbeeld in het kader van de begrotingsonderhandelingen van de Raad van Europa voor 2010.
De realiteit gebiedt mij echter u te zeggen dat de houding van de lidstaten ten aanzien van de financiën van de organisatie sinds mijn laatste brief aan de Eerste Kamer hierover (2 december 2008) niet ten positieve is veranderd. De economische situatie in Europa draagt bij aan groeiende terughoudendheid onder de lidstaten ten aanzien van groei van het budget van de Raad van Europa. Waar opportuun blijf ik, in contacten met mijn collega’s en met betrekking tot de Raad van Europa, het belang van slagvaardigheid en de financiële voorwaarden die daarvoor moeten worden vervuld, benadrukken.
Zoals leden van de Eerste Kamer mij aangaven tijdens hun interventies in het Europadebat op 17 maart jl. ziet de Nederlandse delegatie in de Parlementaire Assemblee ook een taak voor zichzelf om andere nationale parlementen in deze discussie te activeren. Dit zou kunnen bijdragen aan een positievere houding van lidstaten in het CM.
Niet geratificeerde conventies en protocollen (Motie 31702, 31700V, A d.d. 17 maart 2009)
Ten aanzien van de aandacht die de Eerste Kamer op dit punt van mij heeft gevraagd wil ik allereerst benadrukken dat Nederland een goede staat van dienst heeft waar het gaat om bekrachtiging en tenuitvoerlegging van internationale verdragen. Niet voor niets stelt mensenrechtencommissaris Hammarberg in zijn recente rapport over Nederland expliciet dat Nederland bijna alle relevante internationale verdragen heeft geratificeerd, zowel die van de Raad van Europa als andere basisverdragen op het gebied van mensenrechten. Van de in totaal 205 Raad van Europa-verdragen zijn er slechts 47 niet getekend. Dat is vergelijkbaar met landen als Zweden (55) en Duitsland (39). Bovendien is een aantal nieuwe belangrijke verdragen, waaronder de verdragen inzake voorkoming van terrorisme; bestrijding van mensenhandel; witwassen; en bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik, al getekend en loopt de ratificatieprocedure.
De door de commissaris genoemde verdragen en protocollen op het gebied van mensenrechten waar Nederland nog geen partij bij is, zijn naar aanleiding van het rapport door de regering nogmaals onder de loep gelegd. In de kabinetsreactie op het rapport van Hammarberg (u toegegaan op 27 april jl. met kenmerk DWM-265/09) treft u per verdrag/protocol de stand van zaken per medio april 2009.
Wat betreft de overige verdragen heb ik, naar aanleiding van het verzoek van de Eerste Kamer, in een ambtelijk coördinatieoverleg de vakdepartementen gevraagd om waar van toepassing nogmaals de lijst van niet geratificeerde Raad van Europa-verdragen door te nemen met het oog op ratificatie van verdragen die daarvoor in aanmerking komen.
Viering 60 jaar Raad van Europa en 50 jaar EHRM (Motie 31702, 31700V, A d.d. 17 maart 2009)
In overleg met de Nederlandse delegatie naar de Parlementaire Assemblee heb ik de activiteiten rondom “60 jaar Raad van Europa” uitgebreid met activiteiten in dit najaar. Zo zal op Clingendael een seminar worden georganiseerd over de toekomst van de Raad van Europa, inclusief het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (het Hof), en de relatie met de EU. Dat kan bruikbaar materiaal opleveren voor een conferentie over het Hof, die volgend jaar door Zwitserland, dan voorzitter van het Comité van Ministers, wordt georganiseerd. Daarnaast heb ik, op voorstel van de Nederlandse delegatie, een bedrag van € 30.000 beschikbaar gesteld aan de delegatie voor het laten meereizen van meerdere groepen studenten naar Straatsburg, tijdens de reguliere sessies van de Parlementaire Assemblee. Een voorstel hiervoor van u of de Nederlandse delegatie naar de Parlementaire Assemblee zie ik gaarne tegemoet.
In november dit jaar is Nederland gastheer van een Raad van Europa-conferentie voor Ministers van lokaal en regionaal bestuur van de Raad van Europa. De betrokken bewindspersonen, Minister ter Horst en Staatssecretaris Timmermans, willen dit gastheerschap onder meer gebruiken om de Raad van Europa onder de aandacht te brengen van een breed publiek. Het feit dat de Raad van Europa dit jaar 60 jaar bestaat kan hieraan bijdragen.
In 2010 bestaat het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) 60 jaar. Op dit moment bezin ik mij op de mogelijkheden om in samenwerking met het Ministerie van Justitie invulling te geven aan de viering hiervan.
Overigens heeft de Permanente Vertegenwoordiging in Straatsburg op mijn verzoek en conform mijn toezegging aan de Eerste Kamer tijdens het Europadebat op 17 maart jl., bij het Bureau van Mensenrechtencommissaris Hammarberg de behoefte aan extra personeel geverifieerd. Op basis van de uitkomst van dit overleg zal een wervingsactie in gang worden gezet met het oog op detachering van een extra medewerker bij het Bureau van Mensenrechtencommissaris Hammarberg in 2010 en 2011. Daarnaast zet ik mij in voor handhaving tot en met 2011 van de Nederlandse expert op het gebied van LGBT die momenteel werkzaam is bij het Bureau van de Mensenrechtencommissaris.
Tot slot kan ik u ten vervolge op het verslag van de 119e Ministeriële bijeenkomst in Madrid melden dat de lidstaten van de Raad van Europa per 1 juni 2009 akkoord zijn gegaan met het bieden van de mogelijkheid om twee cruciale bepalingen uit Protocol 14 bij het EVRM voorlopig van toepassing te verklaren op het eigen land. Het betreft hier instelling van de alleenzittende rechter en uitbreiding van de bevoegdheden van de comités van drie rechters, twee maatregelen die bijdragen aan de beteugeling van de werklast van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Tegelijkertijd is voor de landen die in hun nationaal recht geen “voorlopige toepassingsmogelijkheid” kennen een protocol 14bis ter ondertekening opengesteld, dat uit dezelfde twee bepalingen bestaat.
Opgemerkt zij dat de “voorlopige toepassing” pas kan worden toegepast op klachten tegen een land als de daarvoor benodigde nationale procedure in dat land is afgerond. In dit verband is het teleurstellend dat Rusland en Turkije, landen waartegen een belangrijk deel van alle klachten is gericht, hebben laten weten deze bepalingen niet op de behandeling van klachten tegen hun landen toegepast te willen zien.
Nederland heeft zich inmiddels officieel akkoord verklaard met voorlopige toepassing van de twee bewuste artikelen, die per 1 juli 2009 voor Nederland van kracht wordt.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen