Kamerbrief inzake schriftelijke reactie op motie Peters over detentiefaciliteit Bagram
In lijn met hetgeen hierover tijdens het VAO van 27 mei jl. is uitgewisseld tussen regering en Kamer, reageer ik hierbij schriftelijk op de motie Peters van 27 mei jl. inzake de detentiefaciliteit in Bagram, met verwijzing naar mijn beantwoording van vragen van het lid Peters over hetzelfde onderwerp, u toegegaan op 16 maart 2009 (TK vergaderjaar 2008-2009, nummer 1931).
De motie Peters constateert terecht dat de regering voorstander is van het in lijn brengen van het detentieregime van Operation Enduring Freedom (OEF) met dat van ISAF. Het is dan ook een positieve ontwikkeling dat de VS heeft aangegeven dat extra troepen die momenteel naar Afghanistan gestuurd worden, voor de overgrote meerderheid onder ISAF zullen opereren. Of die extra troepen ook tot een toename van het aantal gevangenen leiden, zoals de motie Peters stelt, is niet met zekerheid te zeggen.
Uit contacten met de Amerikaanse regering blijkt dat de evaluatie van het Amerikaanse detentieregime in het kader van gewapende conflicten en antiterrorismeoperaties nog niet afgerond is. Het is daarom nog niet duidelijk wat de toekomst is van de detentiefaciliteit in Bagram.
De Amerikaanse rechter (District Court in Washington D.C.) heeft vorige maand bepaald dat niet-Afghaanse gevangenen die niet in Afghanistan gevangen zijn gemaakt maar wel in Bagram worden vastgehouden, het recht hebben op ‘habeas corpus’. Zij moeten hun gevangenschap ter toetsing voor kunnen leggen aan een Amerikaanse rechter. De Amerikaanse regering heeft tegen die uitspraak beroep aangetekend.
Hoewel ik niet wil treden in bovenstaande kwestie, die immers onder de rechter is, acht ik de huidige onduidelijkheid over de status van de detentiefaciliteit in Bagram en de plannen die de Amerikaanse regering terzake heeft, niet wenselijk. Ik zal de Amerikaanse regering dan ook verzoeken duidelijkheid te verschaffen over de toekomst van de detentiefaciliteit in Bagram. Daarbij geldt dat de Nederlandse regering van mening is dat detentiefaciliteiten in overeenstemming dienen te zijn met het internationale recht en dat de rechten van gedetineerden moeten worden gewaarborgd.
Ik beschouw de motie derhalve als ondersteuning van het regeringsbeleid.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen