Kamerbrief inzake Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland
1. Inleiding en aanleidingen
Naar aanleiding van de toezegging aan uw Kamer gedaan, stuur ik u hierbij een notitie over de inrichting van het netwerk van Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland aan de hand van onderscheiden Nederlandse belangen. In het kader van de in de miljoenennota aangekondigde Brede Heroverwegingen zullen voorstellen van het thema “diplomatie” onder het hoofdstuk “internationale samenwerking” van de Brede Heroverwegingen in de komende maanden worden ontwikkeld. Het kabinet zal deze aan de Tweede Kamer aanbieden. Voor het debat over de Voorjaarsnota 2010 zal het kabinet daarbij aangeven welke afwegingen het mede op basis van deze rapporten heeft gemaakt.
Nederland beschikt reeds eeuwen over een wereldwijd netwerk van officiële vertegenwoordigingen – op sommige plaatsen al meer dan 400 jaar - dat de Nederlandse belangen behartigt. Belangen die van oudsher liggen op het vlak van economie en handel, vrede, veiligheid en recht, ontwikkelingssamenwerking en van het verlenen van bijstand aan Nederlanders in het buitenland.
Voor een land dat vanwege zijn geografische omvang en open economie in relatief hoge mate afhankelijk is van een stabiele, rechtvaardige en op regels gebaseerde internationale orde, is dit netwerk een instrument om deze belangen te behartigen en internationaal invloed uit te oefenen.
De Nederlandse vertegenwoordigingen staan ten dienste van elke Nederlander: de Nederlandse overheid, het parlement, burgers en bedrijven, maatschappelijke organisaties, onderwijs- en culturele instellingen enzovoorts. De Nederlandse vertegenwoordigingen vormen tevens een ankerpunt voor Nederlandse burgers die, voor korte of langere tijd, om zakelijke of privéredenen, in het buitenland verblijven en assistentie of gewoon een herkenbaar aanspreekpunt nodig hebben. Ook de toegang tot Nederland voor personen loopt in het geval daarvoor een visum of verblijfsvergunning noodzakelijk is, via de vertegenwoordigingen. Ten slotte vervullen zij een functie als vraagbaak voor een ieder die interesse heeft in Nederland – bijvoorbeeld in het investeringsklimaat of in de toeristische of onderwijs- en onderzoeksmogelijkheden die ons land biedt.
De Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland dragen bij aan de relatieve stabiliteit, welvaart en welzijn waarin Nederlanders leven; juist ook in een zware economische tijd als de huidige.
Het Nederlands buitenlands beleid heeft gedurende de laatste 2 decennia, in het licht van de veranderde mondiale omstandigheden en verhoudingen, andere en soms nieuwe accenten gekregen in overeenstemming met de in de Grondwet verankerde verantwoordelijkheden van de regering. Sinds enige tijd staat het buitenlands beleid mede in het teken van het verlichten van de gevolgen van de wereldwijde financiële en economische crisis en van het deelnemen aan internationaal overleg daarover, in het bijzonder in het kader van de G-20. Door de bril van de veranderde mondiale omstandigheden wordt, op mijn initiatief, ook het netwerk van Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland tegen het licht gehouden.
Nederland is niet het enige land dat het eigen netwerk van buitenlandse vertegenwoordigingen onder de loep neemt. Europese partners als Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Zweden, maar ook andere partners zoals Canada, Australië en de VS zijn hiermee bezig. In het licht van de hierna te schetsen mondiale ontwikkelingen is het niet verwonderlijk dat alle buitenlandse diensten met vergelijkbare realiteiten en daaruit voortvloeiende dilemma’s te maken hebben. Waar de globalisering van aanvankelijk binnenlandse kwesties reeds geruime tijd nieuwe vormen van diplomatie vereiste, vraagt de globale financieel-economische crisis om een verdere intensivering van het Nederlands buitenlands beleid op een aantal terreinen. Dit wordt door alle genoemde landen zo ervaren.
Bij het door mij genomen initiatief worden twee invalshoeken gehanteerd. De eerste is: in hoeverre kan het netwerk van Nederlandse vertegenwoordigingen nog beter ingezet worden om de brede Nederlandse belangen te dienen, op dit moment vooral ter bevordering van een duurzaam herstel, groei en inclusiviteit van de Nederlandse en de mondiale economie. De tweede is: zouden wij met minder mensen toe kunnen op onze buitenlandse kantoren en tegelijkertijd maximaal ten dienste blijven staan aan het bevorderen van de veiligheid en het welzijn van Nederland, zijn burgers en bedrijven. Ofwel: hoe kan het netwerk van Nederlandse vertegenwoordigingen afslanken en tegelijkertijd nog beter worden.
De eerste invalshoek zullen de leden van uw Kamer herkennen uit het gevoerde debat over mijn begroting op 12 en 13 november 2008. In dat debat heb ik, in reactie op een voorstel van de woordvoerder van de VVD, toegezegd uw Kamer te informeren over de inrichting van het netwerk van Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland in het licht van onderscheiden Nederlandse belangen. Die toezegging doe ik hiermee gestand.
Ik vermeldde in dat debat ook dat in het kader van het Programma Vernieuwing Rijksdienst, dat tot doel heeft te bezuinigen, te reorganiseren én de kwaliteit te verbeteren, een analyse en nieuwe visie op de inrichting van dat netwerk reeds aan de orde was, gezien de reductie van 391 fte die het ministerie van Buitenlandse Zaken moet bijdragen aan de totale reductie van rijksambtenaren. Een kwart daarvan, dus bijna 100 volledige arbeidsplaatsen, zal bij de buitenlandse vertegenwoordigingen gevonden worden. Deze taakstelling vormt de achtergrond van de tweede invalshoek.
Dit alles bijeen – de veranderde mondiale omstandigheden, mijn toezegging aan uw Kamer en de taakstelling in het kader van het Programma Vernieuwing Rijksdienst– vormt een sterke prikkel om te bezien hoe het beter kan met minder ambtenaren. Mijn visie hierop zet ik hierna uiteen.
2. Wat willen we voor beleid als Nederland?
Wat in het buitenland gebeurt, bepaalt in hoge mate hoe het met Nederland en met Nederlanders gaat. Nederland heeft veel te winnen bij een duurzame en open wereldeconomie. Ruim zestig procent van onze werkgelegenheid en ons inkomen hangt daar rechtstreeks van af. Naast een concurrerende binnenlandse markt blijft verdere internationalisering van onze economie daarom noodzakelijk voor een welvarend, duurzaam en ondernemend Nederland. We moeten daarbij snel en adequaat kunnen inspelen op de veranderende omgeving door te blijven pleiten voor een op regels gebaseerd wereldhandelssysteem en tegelijkertijd op korte termijn kansen voor het bedrijfsleven te zoeken en te benutten.
Een structurele trend is de opkomst van economische grootmachten als China en India die door hun groeipotentieel ook voor Nederland steeds belangrijker worden. In deze landen speelt de overheid een veel grotere rol in het economische domein dan bij de traditionele handelspartners. De Nederlandse overheid zal haar internationale economische relaties actiever en assertiever moeten invullen om te voorkomen dat Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen op een achterstand worden gezet.
Het gaat daarbij naast economische dienstverlening vooral ook om economische diplomatie. De Nederlandse vertegenwoordigingen spelen hierbij een belangrijke rol met het inzetten van hun netwerken en 'economic intelligence'. Bedrijven kunnen deze zelf niet kopen maar het blijkt vaak essentieel te zijn voor het verkrijgen van orders. Zeker in opkomende markten als China, India, Brazilië en Rusland maar ook in landen als Polen. Onderzoek door de Stichting Economisch Onderzoek (SEO) in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken heeft daarnaast aangetoond dat economische diplomatie de welvaart met 100 tot 200 miljoen euro per jaar vergroot. Het Netherlands Foreign Investment Agency, dat in tal van landen eigen medewerkers heeft op de Nederlandse vertegenwoordigingen, benadert ter plaatse via websites, e-mail, telefoon en seminars gemiddeld ruim 18.000 buitenlandse bedrijven per jaar. Op jaarbasis worden ongeveer 150 investeringsprojecten in Nederland gerealiseerd. Dit brengt gemiddeld een half miljard euro aan investeringen en 3000 directe banen binnen.
In de komende periode wil ik economische diplomatie centraler stellen in het Nederlands buitenlands beleid. Dit vraagt om een rijksbrede inspanning. Ik zal daartoe nauwere samenwerking entameren met die collega’s die daaraan zelf in hun internationale contacten en door inzet van hun vakattachés op de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland kunnen bijdragen. Dit betreft in het bijzonder, maar niet uitsluitend, de minister en staatssecretaris van Economische Zaken.
Ook onze veiligheid, ons milieu en klimaat, kortom het leefklimaat in Nederland in termen van welvaart en welzijn worden in hoge mate bepaald door wat in EU-kader en nog verder buiten onze landsgrenzen gebeurt.
Daarom is de regering zo actief als het gaat om voor ons land relevante internationale ontwikkelingen, bijvoorbeeld op klimaatgebied. Nederland speelt een actieve rol in de wereld door mede vorm te geven aan internationale ontwikkelingen en mede bij te sturen wanneer de internationale rechtsorde van koers raakt. Dit is een internationaal belang en daarmee een direct nationaal belang. Door invloed uit te oefenen op wat buiten onze grenzen gebeurt en op internationale besluitvorming daarover, kunnen we het beste voor Nederland en voor anderen bereiken.
Mensenrechten nemen bijvoorbeeld in het Nederlands buitenlands beleid een centrale plaats in: mensenrechten zijn universeel, zijn dus altijd en overal toepasbaar. Vanuit moreel oogpunt zetten wij ons daarvoor in, maar het is ook in ons belang: een wereld waar rechten worden gerespecteerd is veiliger en biedt een zekerder omgeving om zaken in te doen. Gelijke rechten voor mannen en vrouwen leidt tot productievere samenlevingen. Pleiten voor betere arbeidsomstandigheden in Azië leidt tot waardiger levens en eerlijker concurrentie. Ontwikkelingssamenwerking draagt bij aan een duurzame en inclusieve wereldeconomie.
Er zijn veel meer voorbeelden. Waar vrede ver te zoeken is en extremisten en terroristen hun kans schoon zien, helpt Nederland bij het vinden van oplossingen. Vooral met politiek optreden in samenhang met ontwikkelingssamenwerking waar het nodig is en met militair optreden waar het niet anders kan. Door ontwikkeling krijgt radicalisering minder kans. Dat dient ook onze veiligheid. Intensieve economische relaties tussen landen dragen bij aan vrede en veiligheid. Europese afspraken leiden tot effectievere criminaliteit- en terrorismebestrijding. Betere medische zorg in ontwikkelingslanden vermindert de risico's voor onze eigen volksgezondheid. Ambitieuze internationale klimaatafspraken moeten stijging van de zeespiegel beheersbaar houden.
In het belang van huidige en toekomstige generaties werkt Nederland aan een stabiele, inclusieve internationale financiële en economische orde, internationale en individuele veiligheid, een duurzame leefomgeving, ontwikkeling, vrijheid en recht en een resultaatgericht Europa.
Nederland heeft één, gecoördineerd en geïntegreerd buitenlands beleid waarin alle deelbelangen zijn verdisconteerd. Alleen met een inhoudelijk sterke, eenduidige en consequente uiting van onze positie kunnen wij invloed uitoefenen en onze belangen nastreven. De Ambassades zijn hiervoor uitvoeringsinstrumenten.
3. Waar willen we dat?
Nederland zoekt steun en samenwerking in fora als de Verenigde Naties, de Europese Unie, de NAVO, de Wereldbank, het IMF, de G-20 en via dagelijkse bilaterale contacten, zowel vanuit en in Den Haag maar zeker ook via de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland.
De huidige wereldwijde spreiding van het netwerk van Nederlandse vertegenwoordigingen is een afspiegeling van het brede spectrum van Nederlandse belangen en van het grote beroep dat door een brede groep van publieke en private actoren, vooral voor economische en consulaire dienstverlening, op de Nederlandse vertegenwoordigingen wordt gedaan.
Gezien de omvang van de taak is het van belang ervoor zorg te dragen dat deze vorm van wereldwijde belangenbehartiging steeds op de meest verantwoorde en efficiënte wijze vorm krijgt. Het is mijn voornemen om de individuele vertegenwoordigingen nog beter toe te snijden op de Nederlandse kernbelangen en de Haagse aansturing van dit netwerk verder te verbeteren.
De Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland zijn er om de belangen van het gehele Koninkrijk te dienen. Zij zijn nimmer het exclusieve domein van het ministerie van Buitenlandse Zaken geweest. Het zijn in formele zin vertegenwoordigingen van ons staatsbestel en in de praktijk filialen van de BV Nederland. Juist in tijden van een economische crisis kunnen deze vertegenwoordigingen bijdragen aan het vinden van extra kansen en mogelijkheden voor het Nederlandse bedrijfsleven, ook voor het midden- en kleinbedrijf. Het bevorderen van de bekendheid van Nederland als aantrekkelijke vestigingsplaats voor buitenlandse bedrijven hoort hier eveneens bij, wat van belang is voor de werkgelegenheid in Nederland. Ook behoort de vertegenwoordiging van de belangen van de Caribische Koninkrijksdelen en haar overheden, burgers en bedrijven tot de taak van de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland.
In de lidstaten van de Europese Unie maken de ambassades integraal onderdeel uit van de inspanningen om invloed uit te oefenen op de inhoud van het beleid dat in Brussel tot stand komt. Deze ambassades rapporteren over voor Nederland relevante ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op Europese besluitvorming en voeren zo nodig een lobby die ervoor zorg moet dragen dat Nederlandse beleidsposities en belangen over het voetlicht komen.
De Nederlandse vertegenwoordigingen houden zich bezig met de gehele breedte van taken van het diplomatieke bedrijf: het onderhouden van de betrekkingen met het land van vestiging, analyse van en informatievoorziening over voor Nederland en Nederlanders relevante ontwikkelingen op vooral politiek, economisch en veiligheidsterrein in het land van vestiging, onderhandelen in internationale fora, op de bres springen voor mensenrechten, lobbyen in Europese hoofdsteden voor Nederlandse belangen in de EU, het uitvoeren van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid en het over het voetlicht brengen van o.a. Nederlandse investeringsmogelijkheden, de Nederlandse cultuur en Nederlandse kennis en technologie. Het netwerk wordt daartoe door alle geledingen van de Rijksoverheid en andere overheidsorganen benut.
Nederlanders reizen steeds vaker en verder voor werk, studie of vakantie. De Nederlandse vertegenwoordigingen verlenen, wanneer daar om wordt gevraagd, consulaire diensten, waaronder administratieve handelingen als legalisaties en paspoortverlening. Ook het faciliteren van deelname aan verkiezingen in Nederland behoort tot de taken van onze vertegenwoordigingen in het buitenland. Als Nederlanders in het buitenland in de problemen raken, wordt assistentie verleend bijvoorbeeld bij evacuaties en bij aanhoudingen of detenties. Dit laatste betreft zowel het bezoeken van gedetineerden als het bemiddelen bij het tot stand brengen van verzoeken in het kader van de Wet Overbrenging Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) wanneer deze van toepassing is.
Daarnaast is sprake van een groeiend aantal niet-Nederlanders dat ons land wil bezoeken voor zakelijke doeleinden, voor een studie of als toerist en zich tot onze ambassades en consulaten wendt voor informatie en/of een visum.
Deze tijd laat zien dat de globalisering tot vrijwel alle facetten van ons leven is doorgedrongen. De globalisering had er reeds eerder toe geleid dat een toenemend aantal, aanvankelijk binnenlandse, onderwerpen een internationale dimensie kreeg. Illustratief hiervoor is dat veel activiteiten van de collega ministeries, provinciale en gemeentelijke overheden inmiddels een bereik hebben tot buiten onze landsgrenzen. Vooral collega ministeries, maar ook locale overheden doen daarom steeds vaker een beroep op onze vertegenwoordigingen in het buitenland. Dit zal als gevolg van de financieel-economische crisis alleen maar toenemen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat op dit moment een kwart van de uitgezonden Nederlandse ambtenaren, namelijk 375 van in totaal 1475 uitgezonden ambtenaren, attachés van andere ministeries en het Kabinet Nederlandse Antillen zijn. Het gaat daarbij om attachés die zich bezighouden met o.a. personenverkeer, milieu en klimaat, volksgezondheid,defensieaangelegenheden, landbouw, weg-, lucht- en maritiem transport, culturele zaken, maar ook liaisons van bijvoorbeeld de veiligheidsdiensten en het KLPD.
De Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland zijn in zekere zin de oren, ogen en handen van Nederland buiten onze grenzen. Zij informeren ons over wat er gaande is en zij dragen actief uit wat Nederland wil. In die zin zijn het onze lobbykantoren.
4. Wat voor posten hebben we daarvoor nodig?
Een veelheid aan taken en een noodzakelijke reductie in personeel leiden tot één conclusie: er moeten aan de hand van de specifieke Nederlandse belangen scherpere keuzes gemaakt worden over de kerntaken van de verschillende Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland en, als consequentie daarvan, over de personele inrichting van de posten. Met steeds meer instanties en overheidsorganen die een beroep doen op de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland dient ook de aansturing van de posten efficiënter en eenduidiger vorm gegeven te worden.
Het is dus naar mijn mening niet meer nodig dat alle Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland alle kerntaken uitoefenen.
Een vanzelfsprekende consequentie van deze beleidsvisie is dat bij een aantal vertegenwoordigingen op den duur de vraag gesteld zal kunnen gaan worden of het voortbestaan nog voldoende gerechtvaardigd is.
Het gaat om 160 diplomatieke vertegenwoordigingen (ambassades, permanente vertegenwoordigingen bij internationale organisaties en consulaten-generaal) en een vijftigtal gespecialiseerde kantoren van andere ministeries, waaronder Netherlands Business and Support Offices (NBSO’s), Netherlands Education Support Offices (NESO’s), kantoren van de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) en een Netherlands Agricultural Business Support Office (NABSO). Van de 160 diplomatieke vertegenwoordigingen zijn er 36 gevestigd in partnerlanden op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast is er een breed netwerk van 340 honoraire consulaten, die op plaatsen die voor Nederland en Nederlanders van belang zijn, maar waar geen Ambassade in de onmiddellijke nabijheid is gevestigd, relevante lokale contacten onderhouden en consulaire en economische diensten kunnen verlenen.
Dit geheel wordt draaiend gehouden door 1475 uitgezonden medewerkers - waarvan 375 van andere ministeries dan Buitenlandse Zaken - en 2280 lokale medewerkers waarvan er ruim 200 werkzaam zijn voor andere ministeries. In het verleden is al een belangrijke slag gemaakt om daar waar mogelijk uitgezonden medewerkers te vervangen door doorgaans goedkopere lokale medewerkers. Om redenen van nationale veiligheid zit er echter een grens aan wat op dit gebied mogelijk is.
Wat de inzet van uitgezonden personeel betreft, ziet het huidige postennet er als volgt uit:
675 uitgezonden BZ-medewerkers houden zich bezig met handelsbevordering, economisch en financieel beleid, cultuurbeleid, ontwikkelingssamenwerking en politieke doelen.
135 BZ-medewerkers houden zich bezig met asiel, migratie en consulaire dienstverlening.
290 uitgezonden BZ-ers houden zich bezig met taken op het gebied van financieel beheer, facilitaire, secretariële en andere ondersteunende diensten. Deze ondersteunen niet alleen de BZ-medewerkers maar ook de medewerkers van andere departementen en/of hun uitvoerende diensten.
Ongeveer 375 medewerkers houden zich bezig met beleid van andere ministeries door wie zij ook worden uitgezonden. Hierbij is tevens het NFIA meegerekend. Hierbij is de inzet van uitgezonden personeel t.b.v. NBSO, NESO en NABSO niet meegenomen. In totaal gaat het bij deze laatste groep om een dertigtal uitgezonden medewerkers van andere ministeries.
5. Hoe gaan we die slag maken?
Scherpere keuzes maken betekent dat voor elke individuele vertegenwoordiging een nieuwe afweging zal worden gemaakt welke prioriteiten Nederland heeft in het land van vestiging en waaraan het minder of slechts passief aandacht hoeft te besteden. In landen waar bijvoorbeeld energiebelangen prevaleren, zal nog nadrukkelijker daarop ingezet worden. Andere voorbeelden zijn (kennis)economische belangen, bevordering van mensenrechten en het dichterbij brengen van de millennium ontwikkelingsdoelen.
Dergelijke moderniseringsslagen en het aanbrengen van meer focus in de werkzaamheden van de Nederlandse vertegenwoordigingen zullen zowel van de organisatie en het personeel, als ten aanzien van de beschikbare middelen meer flexibiliteit vragen. Hiermee wordt het uitgangspunt verlaten dat ook de kleine Ambassades op het volledige spectrum van alle denkbare taken inzetbaar moeten zijn. In de nabije toekomst moet achter de algemene term “post” een efficiënt, zo klein en taakgericht mogelijk kantoor schuilgaan dat optimaal invulling geeft aan voor dat land (of die regio) specifieke Nederlandse belangen, waarbij het overigens ook kan gaan om een niet-diplomatieke post (uitvoeringskantoor). Van de vertegenwoordigingen in strategische landen of op plaatsen waar Nederland een groot aantal belangen te behartigen heeft, zal overigens ook in de toekomst verwacht blijven worden dat zij ten aanzien van het brede spectrum van Nederlandse belangen ondersteuning verzorgen en activiteiten uitvoeren.
Een andere maatregel die ik onderzoek, is het regionaliseren van administratieve taken op het gebied van bedrijfsvoering en consulaire zaken, d.w.z. het bundelen van administratieve taken van meerdere Nederlandse vertegenwoordigingen binnen één geografische regio op één van deze kantoren. Een zevental proeven daarmee is al gestart in Europa, Noord-Amerika, Latijns Amerika en in zuidelijk Afrika. Doel hiervan is het waarborgen van kwaliteit zodat het mogelijk is om met minder uitgezonden personeel een hogere efficiëntie en een grotere continuïteit in de bedrijfsvoering te bereiken.
Daarnaast wordt momenteel gekeken naar mogelijkheden voor nauwere samenwerking met gelijkgezinde landen. Op consulair terrein betekent dat meer samenwerking in EU-verband, bijvoorbeeld bij evacuaties en door versterkte visumvertegenwoordiging of gezamenlijke visumkantoren.
Tevens staat Nederland open voor mogelijkheden voor co-locatie met gelijkgezinde landen. Zo wordt in Lagos, Dar es Salaam, Bujumbura en Tbilisi het gebouw waarin de Nederlandse vertegenwoordiging is ondergebracht, gedeeld met andere landen met als doel de bedrijfsvoeringlasten te verlagen.
Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking is om dezelfde redenen gekozen voor co-locatie met Noorwegen, Zweden, Finland, Canada en het Verenigd Koninkrijk in het Joint Donor Office in Juba in Zuid-Soedan.
In dit kader is tevens relevant te noemen dat Nederland zich op het gebied van ontwikkelingssamenwerking ook inzet voor intensivering en rationalisering van samenwerking tussen donoren.
In deze context is het goed om stil te staan bij de voornemens tot oprichting van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Op langere termijn zal dit invloed hebben op de taken en samenstelling van de vertegenwoordigingen van de EU-lidstaten in landen buiten de EU. Gezien de verwachte geleidelijke opbouw van de EDEO en het feit dat de taken van deze dienst in eerste instantie vooral zullen bestaan uit taken die op dit moment door de Europese Commissie of het Raadssecretariaat worden uitgeoefend, zullen de gevolgen voor de individuele vertegenwoordigingen van de EU-lidstaten buiten de Europese Unie aanvankelijk beperkt zijn. Nadat de EDEO een aantal jaren gefunctioneerd heeft, zal een evaluatie plaatsvinden. Aan de hand van deze evaluatie kan worden bezien of het takenpakket van de EDEO moet worden uitgebreid. Pas wanneer daartoe besloten is, kan een beter beeld ontstaan van de gevolgen die dit voor het netwerk van Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland zal hebben. Voor Nederland is het in dit stadium vooral van belang om van meet af aan goed gekwalificeerde mensen te kunnen plaatsen op posities binnen de EDEO die voor Nederland van strategisch belang zijn. Zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg van 7 oktober jl. zal ik uw kamer informeren over de lange termijn visie op de EDEO in relatie tot het netwerk van Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland.
Daarnaast zal ook aan de Haagse kant het één en ander veranderen. Een geïntegreerd buitenlands beleid vraagt immers om een geïntegreerde aansturing. Om het netwerk van Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland beter in te kunnen zetten voor de hele rijksoverheid, is het mijn voornemen de aansturing van dit netwerk in Den Haag op een zodanige wijze te coördineren dat andere ministeries daarbij nog nauwer betrokken zullen zijn. De afspraken met het ministerie van Economische Zaken in het kader van het Concordaat blijven overigens onverminderd van kracht.
Efficiënter aansturen betekent ook dat Rijksbreed zoveel mogelijk uniformering plaatsvindt van de voorwaarden waaronder uitzending plaatsvindt. Hierover vindt thans interdepartementaal overleg plaats.
De bovengenoemde keuzes en maatregelen zijn bedoeld om binnen een meer flexibele organisatie met minder mensen efficiënter te werken en zo toch een betere kwaliteit te kunnen leveren. Hierbij moet echter wel worden aangetekend dat de verwachtingen van Nederlandse burgers, overheid en bedrijven ten aanzien van de kwaliteit en de snelheid van de dienstverlening door vertegenwoordigingen van Nederland in het buitenland altijd hoog zijn. Scherpere keuzes maken, minder mensen en duidelijker prioriteiten stellen, betekent dat er soms ‘nee’ verkocht zal moeten worden. Daarbij kan gedacht worden aan het minder vaak bezoeken van gevangenen of het beperken van andere vormen van consulaire bijstand aan Nederlanders in den vreemde. Het is de taak van het ministerie van Buitenlandse Zaken om van tevoren zo goed mogelijk duidelijk te maken wat men van de verschillende vertegenwoordigingen wel en niet mag verwachten. Aan de communicatie hierover, ten behoeve van de vele verschillende klanten van de vertegenwoordigingen van Nederland in het buitenland, zal ik extra aandacht besteden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen