Kamerbrief inzake humanitaire situatie in Soedan
Graag bied ik u hierbij aan een update van de humanitaire situatie in Soedan na de uitzetting van 13 internationale hulporganisaties en drie lokale organisaties, zoals toegezegd aan de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken tijdens het AO UNMIS (d.d. 1 april).
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
De humanitaire situatie
Op 4 maart heeft de Soedanese ‘Humanitarian Aid Commission’ (HAC), na de uitspraak van het Internationaal Strafhof tegen president Bashir, de vergunningen ingetrokken van 13 internationale hulporganisaties en drie nationale organisaties uit Noord-Soedan. De Soedanese regering gaf als reden op dat de betreffende organisaties buiten hun mandaat handelden. Over de directe reactie van Nederland op de uitzetting heeft de regering u reeds eerder geïnformeerd via Kamerstuk 2008-2009, 29237, nr. 88, Tweede Kamer van 26 maart jl. De uitzetting van NGO’s heeft geleid tot grote bezorgdheid van onder meer de VN, donoren, waaronder Nederland, en NGO’s over de ontstane gaten in de humanitaire hulpverlening in zowel Darfur, als de Drie Gebieden en Oost-Soedan.
Kort na de uitzetting van de hulporganisaties heeft er in maart jl. een ‘Joint Assessment Mission to Darfur’ (11-19 maart jl.) van de VN en de Soedanese regering plaatsgevonden om de gaten in de humanitaire hulpverlening tot begin juni in kaart te brengen. Voorts heeft de VN in overleg met donoren en INGO’s een drie-sporen beleid geformuleerd, dat op 18 april jl. tijdens een donor-bijeenkomst in New York is gepresenteerd. Nederland nam actief deel aan deze donormeeting en onderschreef de uitkomsten van deze ‘assessment’-missie en de drie-sporen benadering van de VN. Nu ruim 2 maanden na de uitzetting is volgens VN-Noodhulpcoordinator, John Holmes, een grotere humanitaire crisis in Darfur voorkomen. Toch is er voldoende reden voor waakzaamheid. In navolgende brief zullen de uitkomsten van deze gezamenlijke ‘assessment’-missie, het drie-sporen beleid van de VN en de Nederlandse inzet worden uiteengezet.
Joint Assessment Mission to Darfur
In reactie op de uitzetting heeft een gezamenlijke ‘assessment’-missie van de VN en de Soedanese regering plaatsgevonden. Dit ‘assessment’ richtte zich op de identificatie van de mogelijke humanitaire gaten tot begin juni en de benodigde capaciteit om deze gaten te vullen. In het ‘assessment’ werden vier sectoren geëvalueerd, te weten: 1) gezondheidszorg; 2) water, sanitatie en hygiëne (WASH); 3) voedsel en 4) materiaal voor (tijdelijk) onderdak.
Nederland ondersteunt de uitkomsten van het gezamenlijke ‘assessment’. Uit het ‘assessment’ bleek dat gezondheidszorg, watervoorziening en sanitatie de grootste en meest urgente aandachtspunten waren. Ook werd duidelijk dat er nog voor twee maanden voedselvoorraden waren. De humanitaire impact was volgens dit ‘assessment’ voor Zuid-Darfur het meest ernstig, gevolgd door Noord- en West-Darfur.
De Nederlandse inzet richtte zich in eerste instantie op het lenigen van de meest urgente noden volgens de humanitaire principes en ondersteuning van de zowel uitgezette als achtergebleven NGO’s. De VN, de achtergebleven NGO’s, donoren en de regering van Soedan hebben verschillende stappen gezet om deze gaten in de hulpverlening zo goed mogelijk op te vangen. De leidraad hierbij is het drie-sporenbeleid dat door de VN in antwoord op de ontstane humanitaire situatie is geformuleerd.
Drie-sporen beleid
De uitkomsten van het gezamenlijke ‘assessment’ van de Soedanese regering en de VN werden door John Holmes, VN-noodhulpcoördinator, bevestigd tijdens een donorbijeenkomst (d.d. 18 april jl.) in New York, waar Nederland aan deelnam. Tijdens deze bijeenkomst presenteerde de VN het drie-sporen beleid. Uitkomst was dat Nederland en andere donoren de VN ondersteunen in de uitvoering van dit drie-sporen beleid.
Spoor 1: terugdraaien uitzettingsbesluit en terugkeer NGO’s
VN en donoren, waaronder Nederland hebben na het uitzettingsbesluit gepleit voor terugdraaiing van het besluit en terugkeer van de NGO’s. Mede door het bezoek van de Amerikaanse gezant voor Soedan, Gration, begin april aan Soedan, lijkt er perspectief op terugkeer van uitgewezen NGO’s op termijn onder een andere naam. Enkele NGO’s zijn hierover in gesprek met de Soedanese regering. Tot op heden zijn er echter geen NGO’s daadwerkelijk teruggekeerd. Het klimaat voor het functioneren van de NGO’s blijft moeilijk.
Spoor 2: humanitaire noden verlichten
Het tweede spoor is gericht op het dichten van de humanitaire gaten op korte termijn, waartoe de Soedanese regering en de VN het gezamenlijke ‘assessment’ hebben uitgevoerd. In reactie op de uitkomsten van het ‘assessment’ hebben de VN in samenwerking met Soedan en de achtergebleven lokale en internationale hulporganisaties de afgelopen maanden de noden op korte termijn zo goed mogelijk gelenigd. Hiervoor hebben de VN-organisaties en de achtergebleven NGO’s hun aanwezigheid versterkt en hebben zij lokaal personeel van de uitgewezen NGO’s ingezet. Ook de Soedanese regering heeft extra middelen ingezet en personeel van de uitgewezen NGO’s overgenomen. De Soedanese wens tot intensievere inzet van hulporganisaties uit niet-traditionele donorlanden heeft niet geleid tot een grote instroom van nieuwe hulporganisaties uit deze landen. Wel heeft bijvoorbeeld Egypte tijdelijk artsenteams ter beschikking gesteld en heeft Soedan zelf Soedanese organisaties ingezet.
Volgens de VN zijn de meest kritieke noden op het gebied van water en voedsel grotendeels gelenigd door o.a. World Food Programme (WFP) en hun nationale partners, alsmede het Soedanese ministerie van Water. Ten aanzien van de gezondheidszorg zijn o.a. extra artsen ingezet, ondermeer door Soedan en Egypte. De voorzieningen voor sanitatie blijven in gebieden waar grote concentraties mensen leven, zoals in de IDP-kampen, een probleem. En hoewel de voedseldistributie goed verloopt, is dit niet het geval voor aanvullende voeding voor baby’s en kinderen. Ook de langere termijnprogramma’s, zoals de distributie van zaden zijn geschaad. Voor wat betreft tijdelijk onderdak heeft de VN met lokale partners redelijk tot goed kunnen voorzien in de benodigde materialen. Ondanks het gegeven dat de meeste urgente noden nu zijn gelenigd, is het van belang dat er blijvende aandacht is van VN en de Soedanese regering voor de monitoring van de humanitaire situatie. Het grote probleem is het monitoren van de mensenrechtenschendingen in onder meer de IDP-kampen, met name ‘gender based violence’. De activiteiten die door de uitgezette NGO’s werden ondernomen zijn weggevallen waardoor een sfeer van straffeloosheid is ontstaan.
Ook in de Drie Gebieden (Abyei, Blauwe Nijl en Zuid-Kordofan) hebben de VN en de Soedanese regering een ‘assessment’ na uitzetting van de NGO’s uitgevoerd. De resultaten van dit ‘assessment’ liggen nog voor aan de VN en de Soedanese regering en zijn op dit moment niet bekend gemaakt. Vooruitlopend op de resultaten stelde John Holmes, VN-noodhulpcoördinator, na zijn recente bezoek aan de Drie Gebieden dat het voornamelijk aan voedsel en onderdak ontbrak. Er wordt ook een ‘assessment’ voor Oost-Soedan voorbereid, maar de data voor deze missie zijn nog niet bekend.
Spoor 3: langere termijn inzet en samenwerking VN
Naast de korte termijn versterking van de humanitaire hulpverlening is parallel de verbetering van de toegang en positie van de humanitaire hulpverleners in het veld noodzakelijk, zoals het verkrijgen van visa en de veiligheid van hulpverleners. Hierbij wordt voortgebouwd op de bestaande samenwerkingsstructuren met de Soedanese regering. De afspraken in het huidige ‘Joint Humanitarian Communiqué’ zijn daarvoor het uitgangspunt.
Tijdens het bezoek van de Amerikaanse gezant voor Soedan, Gration, begin april aan Soedan, is een aantal afspraken gemaakt met de Soedanese autoriteiten over de toepassing van de NGO-wetgeving voor een beter werkklimaat voor de humanitaire hulpverleners en de versoepeling van de reismogelijkheden binnen Soedan. Soedan heeft hiertoe twee ministeriële decreten uitgevaardigd waarin onder meer een aantal versoepelingen zijn neergelegd t.a.v. reisvergunningen en visa-verstrekking. Het is nu van belang ervoor te zorgen dat afspraken die op federaal niveau zijn gemaakt ook op lokaal niveau worden nageleefd.
De gebrekkige implementatie van de gemaakte afspraken aan de zijde van de Soedanese regering, blijft namelijk een ernstig probleem. UNHCR ondervindt bijvoorbeeld tegenwerking van de Soedanese regering bij de aanvraag van visa voor Zuid-Darfur. Dit heeft tot gevolg dat de monitoring van de situatie in sommige delen van Darfur onvoldoende plaatsvindt. Het is dan ook van belang dat donoren druk blijven uitoefenen op de Soedanese regering om zich aan eerder gemaakte afspraken te houden. Daarnaast blijft het noodzakelijk dat VN en donoren voortdurende druk uit blijven oefenen op de regering om Soedan op de uitgangspunten van de humanitaire principes van de hulpverlening te wijzen.
Het gebrek aan passende bescherming van burgers en de monitoring van de situatie nu NGO’s zijn uitgezet en UNHCR geen toegang heeft tot alle gebieden is problematisch. De VN-AU-missie UNAMID kan hier een actievere rol spelen. Op aandringen van verschillende donoren, waaronder Nederland, is het humanitaire ‘High Level Committee’ (HLC), dat in Khartoem maandelijks bijeenkomt, versterkt met niet-traditionale donoren, zoals China, de Afrikaanse Unie, Rusland en de Arabische Liga. De HLC in nieuwe vorm moet gaan functioneren als mechanisme voor monitoring. Op 7 mei kwam de HLC voor het eerst bijeen in nieuwe vorm. Tijdens deze vergadering is afgesproken dat voorafgaand aan elke vergadering een delegatie van de HLC een veldbezoek brengt om de situatie op de grond te monitoren.
Het grootste probleem in Darfur blijft het gebrek aan veiligheid. De veiligheidssituatie in Darfur is na de uitzetting van de NGO’s verder verslechterd. Er hebben verschillende ontvoeringszaken en gewapende overvallen plaatsgevonden van lokale en internationale hulpverleners. Tevens vinden inbraken in NGO-compounds plaats, waarbij geweld niet wordt geschuwd. Ook vinden er met name in Noord- Darfur en in het grensgebied met Tsjaad hevige gevechten plaats tussen de rebellenbeweging “Justice and Equality Movement” (JEM) en het Soedanese regeringsleger. Dit alles laat zien dat de werkomstandigheden voor de achtergebleven humanitaire hulpverleners verder bemoeilijkt en risicovoller worden. Nederland blijft zowel in multilateraal kader als in gesprekken met de Soedanese regering aandringen op een staakt-het-vuren.
Conclusies
Er is blijvende zorg over de humanitaire situatie na de uitzetting van de 13 internationale NGO’s en drie lokale NGO’s. De VN, achtergebleven NGO’s, donoren en de Soedanese regering hebben verschillende stappen gezet om de meest kritieke noden uit de ‘assessment’ op korte termijn te lenigen. Volgens VN-noodhulpcoördinator Holmes is er veel gedaan en is een grotere humanitaire crisis voorkomen. Nederland vindt het echter belangrijk dat de humanitaire situatie de komende maanden nauwgezet door de VN wordt gemonitord. Ook de bescherming van burgers (protectie) en de monitoring van de situatie in de IDP-kampen zijn voor Nederland daarbij belangrijke aandachtspunten.
Nederland zal tevens samen met andere donoren druk blijven uitoefenen op de Soedanese regering om zich aan gemaakte afspraken te houden en ervoor te zorgen dat de achtergebleven NGO’s hun werk veilig en met volledige toegang kunnen uitvoeren. Nederland blijft humanitaire hulp verlenen via de VN en INGO’s, die nog in Soedan aanwezig zijn. Daarnaast dringt Nederland aan bij de niet-traditionale donoren om eveneens bij te dragen aan de humanitaire operatie in Darfur.