Kamerbrief inzake het verslag van het bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken aan Georgië
Naar aanleiding van uw verzoek tijdens het Algemeen Overleg inzake de ‘Betrekkingen van de EU met de oostelijke buurlanden’ op 2 april jl., en met het oog op het bezoek van uw vaste commissie voor Buitenlandse Zaken aan Georgië van 6 tot en met 9 mei aanstaande, bied ik u hierbij graag het verslag aan van mijn bezoek aan Georgië, op 11 en 12 februari 2009.
Tijdens het bezoek sprak ik o.m. met mijn Georgische ambtgenoot Vashadze, Minister-President Gilauri en parlementsvoorzitter Bakradze. Tevens vond een informeel diner plaats, bijgewoond door president Saakashvili. Rondetafel- gesprekken werden gehouden met buitenparlementaire oppositieleiders (waaronder Burjanadze en Alasania), plaatsvervangend Ombudsman Chkheidze en diverse non-gouvernementele organisaties. Ik bracht ook een veldbezoek aan het vluchtelingen-opvangcentrum Tserovani en aan de EU-waarnemersmissie (EUMM) in Gori, waar ik tevens met het Nederlandse contingent sprak en waar ik werd gebriefd door generaal Janvier, de deputy chief of mission van de EUMM, over het werk dat door de EUMM wordt verricht. Uit deze briefing, en uit andere contacten met de EUMM, kwam duidelijk naar voren dat deze missie nuttig werk verricht bij de stabilisering van de situatie.
In mijn gesprekken met de Georgische autoriteiten benadrukte ik ten volle de Nederlandse steun voor de soevereiniteit en territoriale integriteit van Georgië. Tevens bedankte ik hen voor de medewerking die zij verleenden aan EUMM. Ik heb het belang onderstreept dat Nederland hecht aan toegang voor de missie tot Zuid-Ossetië en Abchazië en ik heb mijn zorgen over de militaire opbouw in de regio, aan beide zijden van de administratieve lijn, uitgedrukt. Door mij is tevens gewezen op de noodzaak voor alle partijen om op constructieve wijze deel te nemen aan de Genève-besprekingen, en op het belang van zodanige tenuitvoerlegging van de Georgische ‘Law on occupied territories’, dat deze het Genèveproces en de activiteiten van de internationale gemeenschap en NGO’s niet frustreert. Ik heb het rapport van Human Rights Watch over de augustus-oorlog, dat verwijst naar mensenrechtenschendingen van zowel Russische als Georgische zijde, aangehaald. Voorts drong ik aan op Georgisch toetreden tot de Conventie inzake Clustermunitie.
De Georgische autoriteiten gaven aan grote waarde te hechten aan de aanwezigheid van EUMM. De Georgische autoriteiten gaven aan dat de missie een positief effect heeft gehad op de bestendiging van het staakt-het-vuren. In het verlengde daarvan werd aangegeven dat het aflopen van het mandaat eind september, zeker wanneer het mandaat van de OVSE en VN-waarnemersmissies onder Russische druk niet verlengd zou worden, problematisch zou zijn. De autoriteiten uitten hun zorg over de voortgang van de Genève-besprekingen, waarvan de frequentie door Moskou opzettelijk zou worden vertraagd. Bovendien werd er gewezen op mensenrechtenschendingen en Russische militaire opbouw in de conflictgebieden. Georgië uitte de zorg dat het in Russische ogen nooit als onafhankelijk gezien zou worden, hetgeen zou leiden tot voortdurende Russische acties om het land te verdelen. De Georgische autoriteiten gaven aan bereid te zullen zijn geduld uit te oefenen om zo te helpen een einde te maken aan de Russische bezetting er was tevens bereidheid provocaties uit de weg te gaan en incidenten te helpen voorkomen.
Ik bracht eveneens een bezoek aan het plein in Gori, waar op 12 augustus 2008 cameraman Stan Storimans om het leven kwam. Ik deelde de president en mijn ambtgenoot mede dat Rusland tot op heden nog geen officiële reactie uit heeft doen gaan op de Nederlandse rapportage, die de Kamer is toegegaan en die uitwees dat de heer Storimans door een ballistische raket met clustermunitie van de Russische strijdkrachten om het leven is gekomen. Terzijde diende dat bij voorkomende gelegenheid Russische gesprekspartners hieraan herinnerd blijven worden.
In gesprek met o.a. president Saakashvili en met oppositieleiders kwam de politieke polarisatie in het land naar voren, en het sterke verband dat wordt gelegd tussen politiek en persoon. De president verwees naar de lage populariteit die de oppositie zijns inziens genoot. Ik sprak Vashadze aan op de mediavrijheid in Georgië, waarop werd aangegeven open te staan voor een bezoek van buitenlandse mediadeskundigen om de situatie t.a.v. (elektronische) media nader te beoordelen. Dit voorstel heb ik vervolgens met mijn EU-collega’s gedeeld.
Ik heb Georgische gesprekspartners opgeroepen zich te richten op de lange termijn, waarbij economische hervorming en democratisering, inclusief versterking van de rechtsstaat, mediavrijheid, maatschappelijke transformatie en een nieuwe Kieswet zijn benadrukt. De kans op herintegratie van de afvallige provincies zou juist door dergelijke positieve ontwikkelingen in de toekomst kunnen worden bevorderd. Nederland was, als forse en betrouwbare donor, toegewijd aan een dergelijke voortdurende modernisering van Georgië. Voorts werd gesproken over het Oostelijk Partnerschap, en heb ik de hoop uitgedrukt dat in dit EU-kader intensief kon worden samengewerkt, evenals in het kader van de NAVO via de NAVO-Georgië Commissie (NGC). Wat betreft visumfacilitatie, gaf ik aan een duidelijke koppeling met een terug- en overnameovereenkomst te zien. In verband met geboden internationale steun en ontwikkelingssamenwerking, heb ik het belang van transparantie en solide public finance management benadrukt.
Van Georgische zijde werd o.m. het belang van een vrijhandelsovereenkomst onderstreept, het laatste tevens in het licht van de mondiale economische crisis. Inzake energie achtte de Minister-President de Nabucco-pijpleiding van groot belang voor zowel de regio, als voor Europa.
In overleg met NGO’s, veelal gesteund via het Nederlandse MATRA (Maatschappelijke Transformatie)-programma, toonden deze zich soms kritisch ten aanzien van de Georgische beleidspraktijk. Zij brachten o.m. klachten naar voren op het terrein van mediavrijheid en gevallen van intimidatie van deelnemers aan door hen georganiseerde opleidingscursussen. Ook wezen zij op de behoefte aan verbetering van de situatie in gevangenissen en uitten zij zorg over gevallen van corruptie.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen