Kamerbrief inzake geannoteerde agenda van de Europese Raad van 29 en 30 oktober 2009
Graag bieden wij u hierbij, mede namens de Minister-President, de geannoteerde agenda aan van de Europese Raad van 29 en 30 oktober 2009.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De Staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans
Geannoteerde agenda van de Europese Raad van
29 en 30 oktober 2009
Institutionalia
Met betrekking tot de bekrachtiging van het Verdrag van Lissabon in Tsjechië speelt een tweetal kwesties: (1) de klacht bij het Constitutioneel Hof, en (2) de zorgen geuit door president Klaus ten aanzien van de Beneš-decreten. President Klaus vreest dat op grond van het Handvest van de Grondrechten de Beneš-decreten zullen worden aangevochten en eigendomsaanspraken/schadeclaims zullen volgen. President Klaus heeft aangegeven deze mogelijkheid te willen uitsluiten. De Tsjechische regering heeft gezegd de zorgen van president Klaus op deze Europese Raad te willen bespreken.
Volgens Nederland is de vrees van president Klaus ongegrond, aangezien het Handvest van de Grondrechten en het Verdrag van Lissabon niets veranderen aan de werking van de decreten. Nederland ziet de stellingname van president Klaus als een onnodige vertraging van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Mocht het evenwel nodig zijn president Klaus in zijn zorgen tegemoet te komen, dan zou hier tegenover moeten staan dat president Klaus de toezegging doet geen nieuwe blokkades op te werpen.
De verwachting is dat het Constitutioneel Hof in Tsjechië de dag na de geplande hoorzitting van 27 oktober, een uitspraak zal doen. Zoals gemeld in de Kamerbrief van 5 oktober jl. zou de behandeling van de klacht bij het Constitutioneel Hof gevolgen kunnen hebben voor het tijdstip van inwerkingtreding van het verdrag.
Of deze Europese Raad de lijst van van commissarissen zal vaststellen, alsmede de vaste voorzitter voor de Europese Raad en de Hoge Vertegenwoordiger zal aanwijzen is uiteraard mede afhankelijk van de ontwikkelingen met betrekking tot de opstelling van Tsjechie. Derhalve kan hierover op het moment van ondertekening van deze brief niets naders worden gemeld. Het spreekt vanzelf dat tijdens het AO eventuele verdere ontwikkelingen met betrekking tot de Tsjechische positie mee in de beraadslagingen zullen worden betrokken.
Klimaatverandering
Tijdens de Europese Raad in juni 2009 hebben de Europese regeringsleiders zich bereid verklaard in oktober de onderhandelingsinzet te bepalen ten aanzien van instrumenten van financiering van internationaal klimaatbeleid, de details van de bijdrage van de EU en de lastenverdeling binnen de EU, op basis van concrete voorstellen van de Europese Commissie.
Als basis voor de voorzitterschapsconclusies van de Europese Raad dienen de uitkomsten van de Ecofin-Raad en de Milieuraad. De Ecofin-Raad heeft gesproken over klimaatfinanciering, maar geen overeenstemming kunnen bereiken over het aannemen van raadsconclusies. De Milieuraad heeft wel in kunnen stemmen met de Milieuraadsconclusies. Daarmee is overeenstemming bereikt over een aantal belangrijke discussiepunten waaronder meer duidelijkheid over hoe om te gaan met overschotten van emissierechten uit het Kyoto Protocol (‘banking’), het concretiseren van emissiereductiedoelstellingen voor lucht- en scheepvaart alsmede de langetermijn EU-reductiedoelstelling voor 2050. Het zwaartepunt in de Europese Raad zal per saldo liggen op internationale klimaatfinanciering.
Nederland wil dat de Europese regeringsleiders vóór de top in Kopenhagen een duidelijk en ambitieus mandaat afgeven, zodat de EU daadkrachtig kan optreden in de mondiale klimaatonderhandelingen. Daarom zal Nederland zich er in de Europese Raad primair op richten dat de EU concreet wordt over de financieringsbehoefte en de daarbij horende kostenramingen, op basis van de berekeningen van de Europese Commissie. Nederland ziet graag een concrete schatting van de ‘vroege’ financiering (2010-2012) en het benoemen van een eerlijk EU-aandeel hierin van 20-30% of (bij voorkeur) een concreet bedrag. Om de daad bij het woord te voegen heeft Nederland 100 miljoen euro per jaar toegezegd voor klimaatacties in ontwikkelingslanden in de periode 2010-2012. Nederland zal blijven benadrukken dat internationale publieke middelen voor klimaatacties in de armste landen zoveel mogelijk nieuw en additioneel dienen te zijn zodat de realisatie van de Millennium Ontwikkelingsdoelen niet in gevaar komt. Wat betreft de interne lastenverdeling zouden de criteria die de EU hanteert in de mondiale onderhandelingen (financiële draagkracht en verantwoordelijkheid voor uitstoot) ook moeten gelden voor de EU-interne lastenverdeling. Deze discussie kan wat Nederland betreft worden uitgesteld tot na Kopenhagen. Voor nu is het van belang om een krachtig EU-geluid te laten horen in de mondiale onderhandelingen.
Ook zal Nederland zich richten op het stevig overeindhouden van het EU-bod van 30% reductie in 2020 tov 1990, mits ontwikkelde landen vergelijkbare inspanningen plegen en ontwikkelingslanden adequate acties ondernemen om hun uitstoot terug te brengen.
Belangrijke momenten in het onderhandelingsproces richting de top zijn naast de Raden en Europese Raad, de United Nations Framework Convention on Climate Change onderhandelingsronde en G20-bijeenkomst van ministers van Financiën in november, en de Groenland-dialoog eind oktober en begin december.
Economische situatie
Onder dit agendapunt zal de Europese Raad van gedachten wisselen over de financieel-economische situatie en de Europese beleidsreactie. Ondanks recente positieve signalen op het gebied van de financiële markten en de reële economie blijft waakzaamheid geboden. Er is sprake van een fragiel herstel dat met name wordt aangejaagd door stimuleringsmaatregelen. De verdere toename van de werkloosheid zal in de komende periode een punt van zorg blijven.
De nationale en Europese maatregelen langs de lijnen van het Europees economisch herstelplan vormen tezamen een gepaste gecoördineerde Europese reactie op de financieel-economische crisis. De voortgang zal tijdens de Europese Raad kort aan de orde komen. Met betrekking tot de stimuleringsmaatregelen is het kabinet van mening dat deze in 2010 (afhankelijk van de nationale omstandigheden) in Europees verband kunnen worden voortgezet. Daarnaast is aandacht noodzakelijk voor de verdere invulling van exit-strategieën. Tijdens de Ecofin-Raad van 20 oktober zijn Raadsconclusies aangenomen over de hoofdlijnen van de budgettaire exit-strategie. Hierbij is afgesproken dat implementatie uiterlijk in 2011 dient te beginnen, in geval van een verder aan kracht winnend economisch herstel. Hierbij dient te worden gedifferentieerd tussen lidstaten, waarbij de consolidatie in de meeste lidstaten uiteindelijk verder moet gaan dan 0,5% BBP per jaar. Het is van belang dat de budgettaire exit-strategieën binnen het raamwerk van het Stabiliteits- en Groeipact worden geïmplementeerd.
De Europese Raad zal naar verwachting kort stilstaan bij de werkgelegenheidssituatie in het licht van de economische en financiële crisis. De werkgelegenheidssituatie in Europa zal naar verwachting verder verslechteren. De crisis op de arbeidsmarkt treft de mensen hard, door onzekerheid over hun baan of het verlies daarvan. Om de gevolgen van de crisis voor de werkgelegenheid te beperken, zijn politiek commitment en goed doordachte maatregelen op het gebied van arbeidsmarktbeleid noodzakelijk. Om het vertrouwen te herstellen, is herstel van de werkgelegenheid nodig. Het is daarbij van belang dat de korte termijn reactie op de crisis niet ten koste gaat van structurele hervormingen en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, zeker gezien onderliggende arbeidsmarkttrends als vergrijzing.
De Europese Raad zal de voortgang met betrekking tot het opzetten van een Europees raamwerk voor financieel toezicht bespreken. Tijdens de Ecofin-Raad van 20 oktober werd een globaal akkoord bereikt over de oprichting van de European Systematic Risk Board (ESRB). Dit akkoord biedt het voorzitterschap een mandaat om met het Europees Parlement de verordening ter oprichting van de ESRB te gaan bespreken. De planning van het voorzitterschap voorziet een globaal akkoord voor de oprichting van de European Supervisory Authorities (ESA) tijdens de Ecofin-Raad van december 2009, met als doel implementatie in de loop van 2010.
Macro-regionale strategieën (Baltische Zee Strategie)
In de Europese Raad ligt de Baltische Zee Strategie voor ter aanname. Een discussie is niet verwachtbaar. De strategie beoogt met een geïntegreerde multisectorale benadering het potentieel van de Baltische Zee regio beter te benutten door middel van effectievere coördinatie van activiteiten. Implementatie zal plaatsvinden in de EU-lidstaten uit de Baltische regio, samenwerking met derde landen vindt met name plaats in het kader van de ‘Northern Dimension’. De strategie is een macro-regionaal innovatief beleidsinstrument, zonder extra financiering of nieuwe instituties.
Illegale immigratie
In vervolg op de bespreking van juni, zal illegale immigratie - in het bijzonder de preventie en bestrijding van illegale immigratie aan de zuidelijke zeegrenzen van de EU- door de ER worden besproken. De Europese Commissie zal tijdens de Europese Raad verslag doen van de voorstellen die sinds de ER in juni zijn gedaan. Aan de orde zullen komen het gemeenschappelijk Europees asielsysteem, de versterking van Frontex, de totstandkoming van gemeenschappelijke “rules of engagement” voor Frontex-operaties, de “Global Approach to Migration” en samenwerking met derdelanden op het gebied van migratie.
Nederland is voorstander van snelle voortgang bij de totstandkoming van een Europees gemeenschappelijk asielbeleid, waarbij ook op het vraagstuk van de lastenverdeling van asielzoekers (burden sharing) zal worden ingegaan. Om druk op de buitengrenzen van de Unie te verminderen moet de operationele sterkte van grensagentschap Frontex worden versterkt en de institutionele rol worden gespecificeerd. Er moet worden geïnvesteerd in een goede registratie van zowel aangetroffen illegale immigranten, asielzoekers en verdachten van mensensmokkel- en handel. Aan de buitengrenzen dienen snelle, efficiënte en zorgvuldige asielprocedures te worden ingericht onder verantwoordelijkheid van de betreffende lidstaten en in het gemeenschappelijk belang om zo in staat te zijn onderscheid te maken tussen illegale immigranten en ongegronde asielverzoeken enerzijds, en de personen die recht hebben op bescherming anderzijds. Ten aanzien van de "global approach to migration" is Nederland van mening dat deze spoedig geïmplementeerd moet worden.
Externe Betrekkingen (EU as a global player)
De ministers van Buitenlandse Zaken zullen tijdens het diner bij de Europese Raad spreken over de rol van de EU op het wereldtoneel. De discussie zal voortbouwen op een eerdere korte discussie die werd gevoerd tijdens het Gymnich-overleg op 4 en 5 september jl. en waar werd besloten om de discussie op een later tijdstip voort te zetten. De discussie zal gaan over de vraag hoe de externe prioriteiten en -doelstellingen beter kunnen worden geoperationaliseerd; hoe capaciteiten verder ontwikkeld moeten worden en hoe de EU-ambities en prioriteiten zich verhouden tot de beschikbare financiële middelen (en toekomstige financiële perspectieven). Op het moment van schrijven is het nog niet duidelijk hoe het Zweedse voorzitterschap de discussie tijdens het diner bij de Europese Raad zal structureren.
Nederland verwelkomt het Zweedse initiatief om een strategische discussie op gang te brengen over de vraag hoe de EU de komende jaren – onder het Verdrag van Lissabon - operationele en effectieve invulling moet geven aan het GBVB en het externe beleid in brede zin (inclusief internationaal milieubeleid, handelsbeleid en externe aspecten van JBZ-samenwerking). Zeker ook gelet op de positie en economische dynamiek van opkomende machten als China, India, Brazilië en de Emiraten is het politieke en morele overwicht van Europa en het ‘Westen’ niet meer vanzelfsprekend. Dit stelt nieuwe eisen aan het externe beleid van de EU. Nederland wil in deze discussie onder andere aandacht vragen voor de behoefte aan een systematiek voor betere en flexibelere aanwending van middelen ten behoeve van gestelde prioriteiten, voor de afstemming van EU- en nationaal beleid, het sneller ter beschikking stellen van militaire en civiele capaciteiten aan EU-missies alsmede voor de samenwerking met andere (opkomende) spelers in het internationale (veiligheids)beleid en internationale organisaties (ondermeer EU-NAVO samenwerking).