Kamerbrief inzake beantwoording vragen van de leden Ferrier en Cörüz over de 'Second Conference of States Parties to the Convention on the Rights of Persons with Disabilities

Graag bieden wij u, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport, hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Ferrier en Cörüz over de ‘Second Conference of States Parties to the Convention on the Rights of Persons with Disabilities’. Deze vragen werden ingezonden op 2 september 2009 met kenmerk 2009Z15510.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Drs. A.G. Koenders

1.

Bent u op de hoogte van de ‘Second Conference of States Parties to the Convention on the Rights of Persons with Disabilities’ die van 2 tot 4 september 2009 plaatsvindt in New York?

Ja.

2.

Staat dit congres alleen open voor de staten die het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap geratificeerd hebben? Zo nee, op welke manier zal Nederland daar vertegenwoordigd zijn? Wat zal de Nederlandse inbreng behelzen?

3.

Bent u bereid de Kamer te rapporteren over de uitkomsten van de conferentie?

Vragen 2 en 3:

De Conferentie voor verdragspartijen bij het VN-Verdrag voor de rechten van personen met een handicap stond niet alleen open voor landen die het verdrag al hebben geratificeerd. Ook landen die het verdrag wel ondertekend maar nog niet geratificeerd hebben en andere waarnemers konden deelnemen aan de Conferentie. Nederland was op de Conferentie vertegenwoordigd vanuit de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Verkeer en Waterstaat en Buitenlandse Zaken en de Vereniging Platform Gehandicapten Nederland (VGPN).

De conferentie had tot doel momentum te behouden, samenwerking tussen verdragspartijen en niet-gouvernementele organisaties (NGO's) te bevorderen en 'best practices' en informatie uit te wisselen, teneinde tenuitvoerlegging van het verdrag te bespoedigen. In het bijzonder werd stil gestaan bij de vraag tot welke nationale wetswijzigingen het verdrag aanleiding geeft. De Conferentie had deels een informeel karakter, wat tot uitdrukking kwam in een aantal rondetafelgesprekken met experts en NGO's, een informele bijeenkomst over de gevolgen van de economische crisis en verschillende nevenbijeenkomsten waar vooral NGO's informatie boden over verschillende aspecten van het verdrag.

Daarna werd eerst en vooral aan de verdragspartijen de gelegenheid geboden om een bijdrage te leveren. Hoewel Nederland het VN-Verdrag alleen heeft ondertekend, heeft de Nederlandse delegatie wel een actieve bijdrage kunnen leveren in zowel de formele sessies als de rondetafelgesprekken, de informele sessie en de nevenbijeenkomsten. Daarbij is uitleg gegeven over de Nederlandse situatie en zijn kwesties als toegankelijkheid van diensten en de redelijke aanpassing ter discussie gesteld. Hierdoor heeft Nederland op internationaal niveau getoond dat het betrokken is bij de doelstelling van het verdrag. Daarnaast is van gedachten gewisseld met andere landen over het proces van ratificatie en tenuitvoerlegging, door vergelijking van nationale systemen.

Inhoudelijk liggen de resultaten van de conferentie op drie vlakken: het ratificatieproces, de reikwijdte van de verplichtingen van het verdrag en de wijze waarop staten verplichtingen tenuitvoerleggen. Op deze drie punten gaan wij hier nader in.

De Nederlandse goedkeuringsprocedure vereist twee dingen: helderheid over de verdragsverplichtingen en een toets van bestaande wetten en beleid. Niet alleen Nederland kent deze systematiek, ook bijvoorbeeld de VS. Andere landen beginnen pas na ratificatie met tenuitvoerlegging. Tijdens de conferentie is gesproken over de spanning die deze procedure met zich meebrengt voor met name díe landen die zowel hun federale als lokale wetgeving moeten aanpassen. Het onderwerp kwam eveneens aan bod tijdens een nevenbijeenkomst waarin de Amerikaanse delegatie inging op de rol van NGO’s in het ratificatieproces.

In meer inhoudelijke discussies tijdens de conferentie, bleek dat veel landen geneigd zijn om verdragsbepalingen restrictief uit te leggen. NGO’s spraken enerzijds uit dat het verdrag harde verplichtingen oplegt, maar gaven anderzijds ook aan begrip te hebben voor de behoefte aan tijd en middelen om het verdrag ten uitvoer te leggen. Dit genuanceerde standpunt van de NGO’s werd ook verwoord door leden van het verdragscomité. Opmerkelijke voorbeelden van maatregelen in verschillende landen in het kader van de tenuitvoerlegging van het verdrag bleken veelal het gevolg te zijn van nationale ontwikkelingen die los van het verdrag staan.

In de bijdragen van de landen in de formele sessies en in de nevenbijeenkomsten is uitleg gegeven over de wijze waarop verdragspartijen op onderdelen van het verdrag hun wetgeving aangepast hebben. Alleen in de in nevenbijeenkomsten was er ruimte om deze maatregelen in de nationale context te plaatsen. Dat gold bijvoorbeeld ten aanzien van de wijze waarop Canada en Hongarije omgaan met de rechtsfiguur van de wettelijk vertegenwoordiger bij mensen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap. Dit zorgde voor een bijzonder informatief karakter van de nevenbijeenkomsten.

4.

Zou u, zoals ook gevraagd tijdens het algemeen overleg over mensenrechtenbeleid van 16 juni dit jaar, de Kamer kunnen informeren over de stand van zaken met betrekking tot de ratificatie van het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap en het facultatieve Protocol?

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft u recent bij brief geïnformeerd over de voortgang bij de verschillende trajecten op het gebied van gelijke behandeling van mensen met een handicap of chronische ziekte, waaronder de voorbereiding van de ratificatie van het VN-Verdrag en over het Facultatief Protocol bij het VN-Verdrag. Kortheidshalve verwijzen wij hiernaar.

5.

Kunt u de Kamer informeren over de stand zaken ten aanzien van het betrekken van de gehandicaptenproblematiek in het ontwikkelingsbeleid, waarbij het gaat om het doorbreken van taboes en het betrekken van gehandicaptenproblematiek bij zaken zoals seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), strijd tegen HIV/AIDS en toegang tot onderwijs?

Artikel 32 van het verdrag betreft Internationale Samenwerking. Nederland heeft een inspanningsverplichting om steun te verlenen aan ontwikkelingslanden die de rechten van mensen met een handicap willen versterken. Eén van de mogelijke instrumenten om deze steun te verlenen is het voeren van ‘inclusief beleid’.

Het huidige beleid voor ontwikkelingssamenwerking is inclusief: het is erop gericht om aandacht voor gehandicapten en andere kwetsbare groepen te integreren binnen onder andere het onderwijs- en gezondheidsbeleid. Zo zijn in het nieuwe beleid voor HIV/aids en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, dat zich in belangrijke mate richt op kwetsbare groepen, mensen met een beperking expliciet benoemd. Kansen om dit aspect in politieke boodschappen en activiteiten te benadrukken worden benut.

Verder wordt financiële ondersteuning gegeven aan organisaties die opkomen voor de belangen van mensen met een beperking, onder andere de Dutch Coalition on Disability and Development. Maar ook vele andere NGO’s en multilaterale organisaties besteden met Nederlandse steun aandacht aan mensen met een beperking, zoals de Wereldbank, het Liliane Fonds en UNAIDS.

Nederland stuurt er op aan dat in de lerarenopleiding aandacht wordt geschonken aan kinderen met een visuele of auditieve handicap of met leermoeilijkheden, zodat docenten problemen kunnen identificeren, deze kinderen kunnen ondersteunen en/of kunnen verwijzen naar meer gespecialiseerde instanties. In landen waar scholenbouw een belangrijk onderdeel is van de nationale plannen, wordt getracht in het bouwkundige ontwerp ervoor te zorgen dat nieuwe scholen toegankelijk zijn voor rolstoelen. Nederland is een van de grootste donoren van UNICEF. UNICEF besteedt op verschillende wijzen aandacht aan de gehandicaptenproblematiek. In ruim 50 landen vinden specifieke programma's plaats die betrekking hebben op bewustwording en advisering inzake de gehandicaptenproblematiek alsmede directe ondersteuning bieden aan gehandicapten. Daarnaast maakt aandacht voor deze problematiek integraal onderdeel uit van de onderwijsprogramma's van UNICEF.

Ook in de dialoog met partnerlanden zet Nederland in op integratie van kwetsbare groepen in het reguliere onderwijs en de reguliere gezondheidszorg. De Nederlandse regering is niet direct zelf betrokken bij de uitvoering van beleid en acht het daarom belangrijk om zicht te krijgen op de effecten van de Nederlandse ondersteuning. De beschikbaarheid van data die dit inzichtelijk maken is daarbij een probleem. Momenteel wordt gekeken hoe dit, in samenwerking met andere donoren, verbeterd kan worden.

Pagina 4 van 4