Kamerbrief inzake beantwoording vragen over het bezoek van de Soedanese president Al-Bashir aan Turkije
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris voor Europese Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Haverkamp, Ormel en Çörüz over het bezoek van president Al-Bashir aan Turkije. Deze vragen werden ingezonden op 9 november 2009 met kenmerk 2009Z20913.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Timmermans, Staatssecretaris voor Europese Zaken, op vragen van de leden Haverkamp, Ormel en Çörüz (allen CDA) over het bezoek van president Al-Bashir aan Turkije. (Ingezonden 9 november 2009)
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat de Sudanese president Bashir op 11 november 2009 naar een top van Islamitische landen gaat?
Antwoord op vraag 1
Ja. President Omar Al-Bashir was volgens mediaberichten voornemens op 9 november jl. deel te nemen aan een bijeenkomst van de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC) in Istanboel. Uiteindelijk is hij niet gegaan.
Vraag 2
Bent u bekend met het bericht dat Turkije, door het niet tekenen van het statuut van Rome, niet het internationaal arrestatiebevel zal uitvoeren?
Antwoord op vraag 2
Turkije is geen partij bij het Statuut van Rome en heeft zich derhalve niet verplicht door het Internationaal Strafhof gezochte personen aan te houden en aan het Hof over te dragen. Aangezien de VN Veiligheidsraad er in resolutie 1593, waarmee het de situatie van Darfur naar het Internationaal Strafhof verwees, op aandringt dat alle staten, ook niet-Statenpartijen bij het Rome Statuut, volledig samenwerken met het Strafhof, mag dit ook van Turkije verwacht worden.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het weigeren van dit arrestatiebevel door Turkije niet in de geest is van wat men mag verwachten van een kandidaat-lidstaat als het gaat om het uitdragen en bevorderen van de internationale rechtsorde?
Antwoord op vraag 3
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, mag van Turkije volledige samenwerking met het Hof worden verwacht en mag eveneens worden verwacht dat het zich aansluit bij de door de EU terzake ingenomen standpunten ten aanzien van het Hof.
Vraag 4
Kunt u uiteenzetten welke acties door de EU worden ondernomen om Turkije te wijzen op deze verantwoordelijkheid als kandidaat-lidstaat?
Antwoord op vraag 4
In het licht van de berichten over deelname door president Al-Bashir aan de bijeenkomst in Istanboel, heeft het Zweedse voorzitterschap, namens de EU, bij de Turkse regering een démarche uitgevoerd. Daarbij is een eventuele deelname van de Soedanese president aan de OIC-bijeenkomst in Istanboel veroordeeld. Nederland heeft daarnaast tegenover de Turkse ambassadeur in Nederland zijn ernstige zorgen uitgesproken over de uitnodiging die Al-Bashir ontving. Nederland acht deze uitnodiging onbegrijpelijk gezien de Turkse relatie met de EU en de oproep van de VN Veligheidsraad aan alle lidstaten om samen te werken met het Strafhof.
Vraag 5
Welke mogelijkheden ziet u om, op basis van internationale verdragen die Turkije wel heeft ondertekend, het land aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid internationaal gezochte personen uit te leveren?
Antwoord op vraag 5
Ik zie op basis van zowel het EU-onderhandelingsraamwerk als Veiligheidsraadresolutie 1593 voldoende aanknopingspunten om Turkije in EU-verband te kunnen blijven aanspreken op zijn verantwoordelijkheid samen te werken met het Strafhof. Ik zal dit in mijn persoonlijke contacten met de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken met klem aan de orde stellen. Ook zal ik daarbij de Turkse regering oproepen over te gaan tot ratificatie van het Statuut van Rome.