Internationale Samenwerking 2.0
Op 8 november 2008 was minister Koenders gastspreker op de Universiteit van Amsterdam. Hij sprak over vijf moderniseringen die we binnen ontwikkelingssamenwerking moeten doorvoeren: hulp moet worden ingezet als hefboom, dat betekent samenwerken met collega ministers en bedrijven; economische groei en werkgelegenheid in ontwikkelingslanden wordt bevorderd; de strijd tegen corruptie wordt opgevoerd; effectiviteit moet worden gemaximaliseerd, dus efficiëntere samenwerking en controle en ten slotte moet de hulpindustrie opengebroken worden. Lees hieronder zijn toespraak.
(gesproken woord geldt)
Dames en heren, beste vrienden, oud-medestudenten,
Het voelt goed hier terug te zijn aan de Oude Manhuispoort. Dertig jaar geleden begon ik hier vlakbij aan de Herengracht met mijn doctoraal Internationale Betrekkingen. Ik kwam van de VU waar geluk nog heel gewoon was en vertrok naar het linkse bolwerk van de Gemeentelijke Universiteit waar mij in de eerste colleges werd geleerd hoe de kapitaal fracties van het Staatsmonopolistisch Kapitalisme de landen in het Midden-Oosten onderling hadden verdeeld. Van de Suez-crisis hadden we helaas nog niet gehoord. Maar het was een mooie tijd, en ik heb er oprecht veel geleerd. Het is voor mij daarom een eer hier vanmiddag te mogen spreken en discussiëren.
Ik wil allereerst veel dank zeggen aan de Amsterdamse Universiteits Vereniging en met name aan de alumnivereniging Politicologie voor het riante uitnodigingsbeleid. Ik heb vanmiddag een paar invités meegenomen naar ons feestje. Een politicoloog die de politiek in is gegaan, u heeft het geweten!
Naast studenten en oud-studenten politieke en sociale wetenschappen is hier vanmiddag een groep mensen die deel hebben genomen aan consultaties aan het begin van deze regeerperiode. Betrokken burgers, ondernemers, wetenschappers, vakbondsmedewerkers en vertegenwoordigers van brancheorganisaties, ngo’s, de media en andere overheden. Ik ben blij dat u hier bent. Een jaar nadat ik op basis van de inbreng van veel van deze mensen mijn beleidsnotitie ‘Een zaak van iedereen’ heb uitgebracht, wil ik vanmiddag met u allen de balans opmaken: waar staat de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in deze turbulente wereld? Hieruit volgt een moderniseringsagenda ten behoeve van een effectiever ontwikkelingsbeleid, die ik graag met u deel.
Er is de afgelopen maanden veel debat gevoerd over nut en noodzaak van ontwikkelingssamenwerking. Ik vind dat een goede zaak. Niet alleen met de usual suspects, maar met u allen. Politicoloog of niet, u heeft vast gefascineerd gekeken hoe Barack Obama vier dagen geleden president van de Verenigde Staten is geworden, doordat hij in korte tijd miljoenen nieuwe kiezers heeft gemobiliseerd. Daarmee heeft hij betrokkenheid bij de politiek vergroot. Vers bloed is nodig voor verandering. Uw betrokkenheid is belangrijk om ontwikkelingssamenwerking aan te passen aan deze nieuwe tijd.
Thuiskomen in een nieuwe wereld
Dames en heren,
Het is vanmiddag thuiskomen in een nieuwe wereld. Toen ik hier studeerde aan de Oude Manhuispoort, zaten we nog midden in de Koude Oorlog. Een bipolaire wereld, getekend door kapitalisme en communisme. Zes jaar na mijn afstuderen, viel de muur. En nu, 19 jaar later, is een andere muur gevallen: Wall Street. Wie had kunnen voorzien dat niet alleen het communisme, maar ook het onbegrensde kapitalisme en marktfundamentalisme op deze manier failliet zouden gaan? De afgelopen weken heeft de staat een ongekende comeback gemaakt. We hebben geleerd dat een sterke markt niet kan zonder een sterke publieke sector. Het einde van de Washington Consensus. En we hebben gezien hoe in no time honderden miljarden kunnen worden opgehoest als het echt pijn gaat doen. Wat we ook hebben gezien, is hoe burgers van over de hele wereld van elkaar afhankelijk zijn geworden. De financiële crisis raakt ons allemaal. Door de val van Wall Street is nu Main Street kwetsbaar geworden.
Maar geldt dit ook voor Back Street?
Eén ding is zeker. De globalisering van de economie heeft het afgelopen decennium miljoenen mensen uit de armoede geholpen. Niet alleen China en India, maar ook Afrika maakte de afgelopen jaren een forse groei door. Gemiddeld 6-7% en dat geldt niet alleen voor de grondstoffenproducerende landen. Ook daar is een nieuwe soort middenklasse ontstaan. Wie nu de Afrikaanse steden bezoekt ziet een enorme bedrijvigheid. China en andere opkomende markten bouwen en investeren er en pakken kansen in deze nieuwe consumentenmarkt. Er wordt hard gewerkt, er ontstaat koopkracht, de mobiele telefoon is binnen handbereik gekomen van grote groepen mensen. Niet eerder in hun generatie of in de generaties daarvoor profiteerden zij van de kansen van het globaliseringsproces. De Derde Wereld bestaat niet meer. We leven in één wereld, zij het een wereld waarin de verschillen tussen en binnen landen groter zijn dan ooit.
Want nog altijd is één miljard mensen uitgesloten van de kansen die globalisering biedt. Voor hen tellen enkel de bedreigingen. Zij hebben weliswaar niet het probleem dat hun spaargeld opeens weg is. Maar daarmee is dan ook alles gezegd. Verder zitten ze in de hoek waar de klappen vallen. Ze krijgen niet de kansen en ruimte die de vroegkomers in de wereldeconomie hadden. Hun plek in de internationale arbeidsdeling is uiterst kwetsbaar. De klimaatcrisis, de energiecrisis en de voedselcrisis zijn voor hen levensbedreigend. Ontbossing is een drama voor boeren en boerinnen die afhankelijk zijn van de natuur om hen heen. Hoge voedsel- en brandstofprijzen zijn een ramp voor miljoenen stedelingen met instabiele inkomsten. En de warlords die, vaak gesteund door internationale criminele netwerken, door de globalisering van privaat geweld, ’s nachts plunderen en verkrachten, zijn een nachtmerrie voor hele families in conflictgebieden, iedere dag opnieuw.
Ik ben vanmorgen teruggekomen uit Afrika. Het drama van Oost Congo, jachtgebied van grondstoffen en milities uit binnen en buienland vereist alle aandacht van een minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
Solidariteit en gedeeld belang
Eén wereld. Een nieuwe tijd. De kwetsbaarheid van Oost-Congo en de Hoorn van Afrika is ook ónze zorg. Dat geldt breder voor mondiale problemen die onze welvaart, ons welzijn en onze stabiliteit bedreigen. Die lossen wij niet in eigen land op. Denk aan klimaatverandering, instabiliteit van markten, hoge voedselprijzen, drugscriminaliteit en terrorisme, conflicten die de energieprijzen opstuwen. Door deze problemen aan te pakken, verminderen wij ook de kwetsbaarheid van de bottom billion, zoals de Britse econoom Paul Collier dit diverse geheel van kansarmen pakkend, maar wel heel generaliserend betitelde. Wat we nu nodig hebben is aandacht voor de lange termijn, niet voor morgen of overmorgen.
Solidariteit en eigenbelang. Het één kan niet zonder het ander. ‘We need compassion to get ourselves started, and enlightened self-interest to get ourselves serious’. Dáár sloeg Collier de spijker op de kop.
Maar als de rijke wereld het druk heeft met de eigen ellende, staat de internationale solidariteit onder druk. Ook dat is waar. De koppeling van het hulpbudget aan het BNP betekent dat ontwikkelingshulp afneemt als het slechter gaat met onze economie als gevolg van de internationale financiële crisis. Kapitaalstromen naar Afrika drogen op als donoren en grote investeerders als China en India hun geld elders inzetten. De overmakingen van migranten nemen al fors af nu zij krapper bij kas komen te zitten. Lenen wordt duurder, ook voor ontwikkelingslanden. En protectionisme mag weer, ongeacht het effect op ontwikkelingslanden.
Erg gelukkig is daarom de toezegging van de nieuwe Amerikaanse president om het Amerikaanse hulpbudget te verdubbelen tot een bedrag van 50 miljard dollar en de millenniumdoelen centraal te stellen in zijn beleid. Ik hoop dat hij deze belofte gestand houdt. Juist nu is dit essentieel.
Wat betekent dit voor het ontwikkelingsbeleid?
Dames en heren,
Globalisering zet ontwikkelingssamenwerking op scherp.
Armoedebestrijding is essentieel. Juist nu.
- Steeds minder landen zijn op hulp aangewezen.
- Steeds minder vaak is hulp alleen de oplossing.
- Steeds meer worden marktmechanismen en sociale innovatie gebruikt om ontwikkelingsresultaten te boeken.
- Steeds meer zijn er andere spelers, opkomende markten en rijke oliestaten, die ook verantwoordelijkheid moeten nemen.
- Steeds meer zijn hun problemen onze problemen geworden.
Dat dwingt ons, maar het stelt ons ook in staat, om scherpere keuzes te maken.
Voor landen, voor bepaalde groepen, voor bepaalde werkwijzen. Vorig jaar heb ik deze keuzes gemaakt.
Betekent dat nu dat alles anders moet?
Nee. Ontwikkelingssamenwerking heeft de afgelopen jaren veel geleerd. Is succesvoller geworden. Toegang tot onderwijs is enorm toegenomen. In Zambia en Uganda gaat 90% van de kinderen tegenwoordig naar school. We zijn in staat geweest dodelijke ziektes in heel veel landen uit te roeien. De omvang en frequentie van grote hongersnoden is sterk verminderd en honderden miljoenen kennen nu meer voedselzekerheid dan ooit. Ook in Afrika waar de armoede het meest weerbarstig is. In twee van de drie Afrikaanse landen is de kwaliteit van het bestuur verbeterd, zegt Mo Ibrahim en die kan het weten want hij is Soedanees, oud-telecomtopman en watchdog van Afrikaanse regeringsleiders. Hulp heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Hoe groot die rol is, kun je in zijn algemeenheid niet zeggen. Dat verschilt per land, per periode en per bevolkingsgroep. Dat gold in Azië, dat geldt in Afrika.
Maar toch moet en kan het beter. Change, yes we can, het geldt ook voor de ontwikkelingssector. Vernieuwing is nodig om met de bescheiden middelen die we hebben nog beter in te kunnen spelen op de enorme dynamiek die de wereld op dit moment tekent.
Vernieuwing begint bij een kritisch debat. Ik ben blij dat dit nu wordt gevoerd. Critici stellen dat hulp veel te onbelangrijk is om echt iets aan armoede te doen; dat onderwijs en gezondheid wel belangrijk zijn, maar dat eerst het geld moet worden verdiend om de rekening te kunnen betalen; dat er veel te veel bureaucratie is en dat het alleen maar om geld lijkt te gaan. Dat zijn sterke sentimenten. Ik ben zelf ook kritisch.
Maar we moeten waken voor cynisme. Voor simplificatie als reactie op complexiteit. Voor steeds fijnmaziger beleid waardoor de bureaucratie alleen nog maar toeneemt. Voor een schijnwerkelijkheid van korte termijn resultaten in plaats van de echte werkelijkheid van de veranderprocessen op lange termijn. Voor overspannen verwachtingen die we niet waar kunnen maken. Want dat leidt tot cynisme. En cynisme kunnen we ons simpelweg niet veroorloven.
Agenda voor modern ontwikkelingsbeleid
We moeten vooruit. In mijn beleidsnotitie heb ik modernisering van de ontwikkelingssamenwerking toegezegd. Want dat is nodig voor effectieve armoedebestrijding in turbulente tijden. Modernisering omwille van meer effectiviteit. Want daar gaat het om. Daar investeer ik in. Internationale Samenwerking 2.0. Mijn moderniseringsagenda bestaat uit vijf punten.
Ten eerste. Een antwoord geven op de grote uitdagingen van deze tijd: de opwarming van de aarde, het grote aantal conflicten en het armoedevraagstuk. Voor onszelf, maar ook voor de een miljard mensen die onder armoedegrens leven. Dat aantal is de afgelopen maanden fors toegenomen. Hun problemen zijn onze problemen. We hebben een gedeeld belang. Ik ga hulp als hefboom inzetten voor internationale samenwerking. Ontwikkelingssamenwerking investeert waar niemand anders het doet of wil. En daarbij gaat het juist om deze publieke goederen. We doen dat niet alleen, maar steeds beter gecoördineerd met andere landen, door hervormingen in het IMF en de Wereldbank. Als Kabinetsleden doen we het ook steeds coherenter. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zal op termijn kunnen evolueren in een minister voor Internationale Samenwerking.
Twee. De afgelopen jaren is er vanuit ontwikkelingssamenwerking veel aandacht besteed aan sociale sectoren als onderwijs en gezondheidszorg. Daar hebben we belangrijke resultaten mee geboekt. Ik ga daar mee door, maar de aandacht zal verschuiven naar investeringen in de economie en het creëren van werkgelegenheid in ontwikkelingslanden. Werk, werk, werk is het motto in het nieuwe ontwikkelingsbeleid van dit kabinet. Evenwichtige economische groei is ook nodig om landen op eigen benen te laten staan en zelf onderwijs en gezondheidszorg te kunnen financieren. Ik spreek daar ontwikkelingslanden op aan en werk meer dan mijn voorgangers samen met het bedrijfsleven en vakbonden. Dat leidt tot resultaten.
Drie. Het opvoeren van de strijd tegen corruptie. Corruptie is stelen, stelen van de belastingbetaler en van de armen. Corruptie ondermijnt de effectiviteit van de hulp. Ik heb ons anti-corruptiebeleid aangescherpt. Begrotingssteun kan heel goed zijn om hele sectoren te ontwikkelen; geen aparte projectjes, maar de keten van verbetering van ministeries van onderwijs, scholenbouw, opleiding van leraren en leraressen en duurzame financiering. Dan kun je een deuk in een pakje boter slaan. De politieke dialoog die daarmee gepaard dient te gaan, maakt het mogelijk dat vooral ook in de meest afgelegen gebieden jongens en meisjes naar school gaan, het lokale parlement wordt ingeschakeld en beter wordt gecontroleerd. Maar laat één ding duidelijk zijn: begrotingssteun zal alleen worden gegeven als er duidelijke afspraken zijn gemaakt over de besteding van hulpgelden en de resultaten die daarmee worden geboekt. Goed bestuur help enorm bij ontwikkeling en daarom wordt er geïnvesteerd in een goed functionerende overheid. Die heeft elk land nodig, zoals onlangs weer eens is gebleken tijdens de financiële crisis.
Vier. Het openbreken van de hulpindustrie. De bedrijfstak is teveel gericht op zichzelf. Ik ga nieuwe spelers binnenhalen en rechtstreeks samenwerken met organisaties uit ontwikkelingslanden. De luiken moeten open en op vernieuwende en effectieve samenwerkingsverbanden komt een premie te staan.
Vijf. Alle hens aan dek voor maximale effectiviteit. Minder zelf doen als donoren, veel beter kijken, luisteren en analyseren wat de ontwikkelingen eigenlijk zijn. Aansluiten bij wat succesvol is en werkt, stoppen met wat niet goed gaat. Oog voor maatwerk en complexiteit. Minder meetbureaucratie, meer aandacht voor verantwoording over de impact van ons beleid.
Hulp als hefboom om mondiale problemen aan te pakken, investeren in groei en verdeling, keiharde strijd tegen corruptie, de hulpindustrie openbreken. Dit is nodig om van ontwikkelingssamenwerking effectiever te maken. Dit vergt een politieke inzet. Verandering van machtsverhoudingen. Ontwikkelingssamenwerking ís politiek. Maar dat hoef ik Amsterdamse politicologen niet te vertellen.
Meer rendement voor armoedebestrijding. Hoe gaan we dat doen?
1. Mondiale problemen aanpakken
Dames en heren,
Laat ik beginnen met hulp als hefboom voor urgente mondiale problemen. Effectieve ontwikkelingssamenwerking is wat mij betreft dan altijd slimme samenwerking. Hulp èn handel. We weten het: hulp alleen en in isolement haalt weinig uit. Werken aan de basis van het bestaan van mensen onder het bestaansminimum, waar ook ter wereld, betekent inzetten op veiligheid, eerlijke handel, eerlijk migratiebeleid, klimaatafspraken en bestrijding van ziektes. Moderne ontwikkelingssamenwerking betekent wereldproblemen aanpakken op een manier die de kwetsbaarheid van de allerarmste miljard verkleint. Door hulp meer als hefboom te gaan gebruiken. Hefboom voor mondiale investeringen ten behoeve van onze toekomst èn die van de mondiale onderklasse. Hefboom voor goed internationaal beleid. Het eerste punt van mijn moderniseringsagenda.
De 0,8% ontwikkelingssamenwerking is veel te weinig om de problemen op te lossen die onze welvaart en onze stabiliteit bedreigen. Dat hoeft ook niet. Daar heeft de internationale gemeenschap het veelvoud voor over.
Die 0,8% is nodig om focus te houden op die miljard mensen die niet meekunnen in het globaliseringsproces en ze zelf in staat te stellen daaruit te komen. De ongelijke verdeling van welvaart in deze wereld is niet houdbaar. Daar zijn terecht internationale afspraken over gemaakt en Nederland houdt zich eraan. Obama verdubbelt de hulp en zo hoort het ook. Afspraak is afspraak en dan gaat het om moraliteit maar zeker ook over verlicht eigenbelang.
Hulpgeld kan de hefboom zijn om mondiale oplossingen ook daadwerkelijk effect te laten hebben – investeringen ten goede te laten komen aan de armen. Die hefboom ga ik vaker inzetten. Met Gerda Verburg is er een gezamenlijke actieplan geschreven voor versterking van de landbouw in ontwikkelingslanden. Essentieel in tijden van voedselcrisis. Met Jacqueline Cramer zijn er in Indonesië afspraken gemaakt om te bevorderen dat niet langer tropisch hout, maar goed gecertificeerde biomassa als brandstof wordt ontwikkeld en dan op zo’n manier dat de duizenden kleine producenten er beter van worden. Met Nebahat Albayrak hebben we de regeling uitgewerkt om asielzoekers te ondersteunen bij een nieuwe start na terugkeer en zijn we bezig met een pilot circulaire migratie. En met Wouter Bos en de banksector hebben we afgesproken te zorgen dat sparen en lenen – met overheidsgarantie – in het bereik komt van de vele kleine zelfstandigen in ontwikkelingslanden. Dat is effectieve ontwikkelingssamenwerking
Onderlinge afstemming van beleid. Coherentie. Ik wil nog meer concrete afspraken met mijn collega’s maken over hoe we hun internationale inzet voor Nederland meer armoede-proof kunnen maken. Ze waren vorig jaar niet voor niks op Schokland. Ontwikkelingssamenwerking is een zaak van iedereen. Ik wil afspraken maken met minister Donner over kinderarbeid. Met minister Bos over schulden. Met minister Klink over de aanpak van internationale ziektes. Essentieel. Met staatssecretaris Heemskerk over handel. Met de ministers Verhagen en Van Middelkoop over onze inzet op menselijke veiligheid.
Het eerste kabinetsproject gaat over ‘de millennium ontwikkelingsdoelen dichterbij’ en dat draagt ook bij aan het vergroten van de effectiviteit van het ontwikkelingsbeleid.
2. Inzetten op groei en verdeling
Dames en heren,
Juist in deze tijden is meer aandacht nodig voor de motor voor onze welvaart: de economie. Punt twee van mijn agenda voor een moderne, effectieve ontwikkelingssamenwerking.
Steevast luidt de kritiek op ontwikkelingssamenwerking dat de landen die zich uit de armoede hebben onttrokken, dat hebben gedaan door economische groei en niet door ontwikkelingshulp. Er wordt dan gewezen naar China, naar Zuid-Korea, naar India. Stuk voor stuk landen die de afgelopen jaren enorm hebben geprofiteerd van aansluiting bij de wereldeconomie. Dat ging niet vanzelf. Deze landen hebben een eigen beleid gevoerd en kunnen voeren om hun eigen industrie te ontwikkelen. Zij hebben enorm geïnvesteerd in de landbouw, zoals India met zijn succesvolle groene revolutie. Zij hebben, zoals China, buitenlandse investeerders aangemoedigd en geselecteerd op die terreinen die bijdragen aan groei. Zij hebben miljoenen ingezet op scholing van de beroepsbevolking. Dat gaf hun bestuur een hogere mate van legitimiteit en zorgde voor politieke ontwikkeling. En daarbij hebben zij onmiskenbaar geprofiteerd van ontwikkelingssamenwerking. Honderden miljoenen externe hulp zijn naar deze landen toegegaan voor onderwijs, voor hervormingen van de landbouw en landrechten. Zij hebben ruimte gekregen èn genomen voor groei en investeringen. Het is dus en en. Laat daar geen misverstand over bestaan.
Meer dan een miljard mensen krijgen op dit moment niet deze ruimte voor eigen economische ontwikkeling. Zij zijn uitgesloten van de voordelen van globalisering. Zij zitten gevangen in een armoedespiraal omdat de voorwaarden voor hun ontwikkeling ontbreken.
Wat zijn die voorwaarden? Een redelijk stabiele overheid met een goed sociaal contract, zoals we dat vroeger zouden zeggen, maar eigenlijk nu ook nog goed past. Ruimte internationaal om goed beleid te kunnen voeren. Kennis van zaken. Een basisinfrastructuur van wegen om de markt te bereiken, van energie om te kunnen produceren. De mogelijkheid voor vrouwen om eigen inkomsten te kunnen verwerven, omdat bewezen is dat dit waar dan ook ter wereld zorgt voor meer groei en minder armoede.
Ontwikkelingssamenwerking heeft zich hier de afgelopen jaren vind ik veel te weinig op gericht. Daarom zet dit kabinet groei en verdeling weer voorop. Daarom heb ik afgelopen jaar intensiveringen aangekondigd èn doorgevoerd.
Ten eerste door verschuiving van aandacht naar productieve sectoren. Zo gaat inmiddels meer dan 10% van mijn budget naar de productieve sectoren en dat is nog exclusief onze bijdragen aan multilaterale instellingen en maatschappelijke organisaties waar ook de productieve sectoren een veel prominentere plaats hebben gekregen dan in het verleden. Dat is 145 miljoen euro meer dan toen ik begon als minister. Meer ook dan onder welke minister voor Ontwikkelingssamenwerking ooit. Ook investeer ik samen collega Verburg miljoenen extra in de landbouwsector, omdat juist daar de grootste winst te halen valt om mensen uit die armoede te tillen. Zeventig procent van de armen leeft nog steeds op het platteland, urbanisering zonder banen leidt steeds meer tot politieke spanning. Intensivering van onderzoek, vergroten van toegang tot financiële diensten, toegang tot zaaigoed en kunstmest, toegang tot afzetmarkten; dat zijn de zaken die weer prioriteit krijgen.
Ten tweede door intensiever samen te werken met het bedrijfsleven hier in Nederland en daar in ontwikkelingslanden. Ik heb ons private sector investeringsprogramma PSOM uitgebreid en verbreed. Een euro van ontwikkelingssamenwerking katalyseert zo een veelvoud van duurzame private investeringen.
En ik ben bezig om het exportprogramma ORET om te vormen tot een investeringsprogramma in publieke sector infrastructuur, waarbij de vraag uit ontwikkelingslanden veel centraler komt te staan. Ik heb tientallen akkoorden gesloten met bedrijven om samen te werken aan de millennium ontwikkelingsdoelen, via vergrote toegang tot krediet, via vergrote toegang tot water. De kennis en ervaring van bedrijven is onmisbaar in moderne ontwikkelingssamenwerking en daarom ga ik ook een millennium doelen-businessclub oprichten om structureel van elkaar te leren en elkaar te versterken. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is veel meer dan een hype. Met de Rabobank zetten we boerenleenbanken op in Afrika. Met ngo's en verzekeringsmaatschappijen komt er ziektekostenverzekering voor de armeren tot stand die ook leidt tot betere ziekenhuizen. Met onze Financierings Maatschappij voor Ontwikkelingslanden lopen we voorop om het local currency fund op te zetten zodat investeerders minder wisselkoersrisico's lopen en ook in armere landen kunnen investeren.
In de landen waarmee wij zaken doen, gebruik ik hulp als breekijzer voor landrechten voor kleine boeren, voor betere wettelijke kaders ter bescherming van buitenlandse en eigen ondernemers en investeerders. Hetzelfde geldt voor beter functionerende handelsketens. Een uiterst politieke agenda, waar allerlei verschillende belangen achter zitten. De kern van ontwikkelingsdiplomatie. Dat doe ik overigens niet alleen. Juist buitenlandse investeerders helpen hierbij. Een voorbeeld hiervan is het recent gestarte Initiatief Duurzame Handel, een van de meest succesvolle Schokland akkoorden, met een enorme financiële- en ontwikkelings- spin-off. Ministers in ontwikkelingslanden zien in dat een goed ondernemingsklimaat voor het eigen en buitenlandse bedrijfsleven onmisbaar is voor het vasthouden van de opgaande lijn van economische groei. Maar het gaat niet om groei alleen. Met niet-gouvernementele organisaties investeer ik in werkgeversorganisaties en vakbonden, zodat een sterke overheid ook sterke sociale partners krijgt. Zodat machtsverhoudingen veranderen. Zodat er ook aandacht is voor mogelijk negatieve effecten van economische groei voor arbeid, milieu en inkomensverdeling. Want daar gaat het om. De verdelingsvraag staat in de huidige wereld immers weer bovenaan. De bonussen op Wall Street van het voorgaande jaar waren meer dan de totaal uitgegeven ontwikkelingssamenwerking in Afrika.
De financiële crisis toont aan dat de markt niet vanzelf evolueert naar een acceptabel evenwicht. Voor veel mensen in arme landen is dit geen verrassing. Een sterke markt vraagt om een sterke overheid die ook zijn verantwoordelijkheid kan nemen. Landen zullen hun eigen financiering moeten kiezen, voedselveiligheid moeten verzekeren en tijd moeten krijgen hun eigen instituties en comparatieve voordelen vorm te geven. Als we allemaal vinden dat economische ontwikkeling noodzakelijk is voor armoedebestrijding, dan moeten we forse asymmetrie toestaan. Minder marktfundamentalisme, meer ruimte voor nationaal beleid. Dat is pas liberaal, zou ik mijn critici willen voorhouden.
Wij vertrekken deze regeerperiode nog uit 7 landen in transitie, waaronder opkomende markt Vietnam en EU-kandidaat lidstaat Macedonië. Dat doen we zorgvuldig in een aantal jaren. De hulprelatie wordt daar steeds meer een handelsrelatie. Hulp moet niet alleen in theorie tijdelijk zijn, in mijn beleid ís het dat ook. Ontwikkelingssamenwerking moet zichzelf overbodig kunnen maken en dat maken we duidelijk met onze categorie transitielanden.
3. Opvoeren van de strijd tegen corruptie
Dames en heren,
De effectiviteit van ontwikkelingsinspanningen wordt ondermijnd door corruptie. Corruptie treft per definitie de allerarmsten in de samenleving het allermeest: zij zijn het die geen toegang krijgen tot onderwijs en gezondheidszorg omdat zij geen geld hebben om steekpenningen te betalen. Corruptie remt groei en ontwikkeling. Corruptie kan nooit een reden zijn om niet te investeren in armoedebestrijding. Niet investeren zou de allerarmsten dan immers dubbel treffen. Maar het betekent wel dat in een modern ontwikkelingsbeleid corruptiebestrijding centraal moet staan. Het derde punt van mijn agenda.
Ik investeer in al mijn partnerlanden in corruptiebestrijding. Door ervoor te zorgen dat corruptie bloot komt te liggen, zodat het wordt aangepakt. Onze ambassades zetten zich in voor de versterking van die krachten in de samenleving die zich vaak met gevaar voor de eigen veiligheid inzetten voor de opsporing en vervolging van corrupte ambtenaren: denk aan de steun die we geven aan de lokale afdelingen van Transparency International, bijvoorbeeld in Kenia, of aan de steun die in Burkina Faso wordt gegeven aan een non-gouvernementele organisatie die burgers en media mobiliseert bij de strijd tegen corruptie. In Indonesië ondersteunt de ambassade de Indonesische anti-corruptie eenheid. Essentieel bijvoorbeeld om te zorgen dat niet al die bossen worden gekapt. Die laatste weet steeds meer corrupte ambtenaren voor de rechter te brengen. Gelukkig zijn dergelijke ‘eilanden van integriteit’ in alle landen waarmee wij samenwerken aanwezig.
In tegenstelling tot wat soms wordt beweerd, en ik zei het u al eerder, is begrotingssteun geen vrijblijvende zaak. Om het maar eens populair te zeggen: Nederland stort geen geld in de Zwitserse bankrekeningen van corrupte Afrikaanse leiders. Begrotingssteun gaat altijd vergezeld van een risicoanalyse en concrete ijkpunten, waarmee we onze partnerlanden aansporen een effectief anticorruptiebeleid te voeren. In Tanzania hebben we snel gereageerd op een corruptieschandaal. Niet door meteen de hulp te stoppen, maar door openheid te eisen, in onze richting maar vooral richting burgers en parlement. En dat werkte. Het Tanzaniaanse parlement stuurde de regeringsploeg naar huis. Een wake-up call. Het parlement heeft tanden en durft door te bijten. Dat is investeren in verandering.
Bij het overgrote deel van de partnerlanden werkt deze aanpak. Indien we echter merken dat de politieke wil ontbreekt om corruptie daadwerkelijk aan te pakken, dan aarzelen we niet om maatregelen te nemen. In Oeganda heeft Nederland de begrotingssteun zeer fors teruggebracht omdat de ministers die van corruptie werden beschuldigd weliswaar ontslagen werden uit hun functie, maar vervolgens toch belangrijke partijfuncties kregen. Waarmee ze dus boven de wet blijven staan. Op dit moment kijken we om de zelfde redenen scherp naar de situatie in Vietnam.
Het Nederlandse belastinggeld komt dan ook niet terecht in de zakken van corrupte ambtenaren of ministers, zoals wel wordt beweerd. Wij zorgen voor een verantwoorde mix van hulpkanalen. Bij begrotingssteun werken we via duidelijke afspraken over concreet te behalen resultaten; bij programma’s en projecten controleren we concreet hoe het geld wordt besteed. Hiermee hanteer ik een beleid van nultolerantie waar het corruptie met ons belastinggeld betreft. Dat wordt door onafhankelijke accountants gecontroleerd.
Armoede en corruptie horen bij elkaar. Het is niet anders. Daarom staat corruptiebestrijding bij mij voorop: corruptie is hardnekkig en kan niet met één beleidsmaatregel worden uitgebannen. Het vereist dan ook een langdurige investering. Die moeten we maken.
4. De hulpindustrie openbreken
Dames en heren,
Wij kunnen ontwikkelingssamenwerking alleen moderniseren, vernieuwen en dus effectiever maken met nieuwe partners. Met u in feite. De luiken moeten open. De hulpindustrie moet worden opengebroken. In Nederland, binnen de VN en in onze partnerlanden. Door problemen centraal te stellen en niet de belangen van de sector. Door coalities aan te gaan met anderen dan de usual suspects. Door maximale transparantie te verlangen en te bieden.
Nieuwe spelers
We moeten om de tafel met nieuwe partners, in Nederland en daarbuiten, voor innovatie en om de krachten te bundelen. Niet alleen met gelijksoortige organisaties binnen de sector, maar juist ook met anderen. Met migrantenorganisaties, gemeentes, beroepsgroepen, het bedrijfsleven, noem maar op. Die kunnen veel meer opbrengen dan ik alleen.
Daarom is het Akkoord van Schokland opgezet. Een groot aantal mensen hier in de zaal is aan het begin van deze kabinetsperiode geconsulteerd over de niches voor Nederland. Dat heeft geleid tot 45 akkoorden, nieuwe energie en miljoenen nieuw geld voor armoedebestrijding uit onverwachte hoeken. De 11 miljoen euro die tot nu toe uit het Schoklandfonds is toegekend, zal de komende jaren leiden tot het viervoud van deze inzet. Samen met artsenverenigingen, ngo’s en de pharmaceutische industrie werken we aan het terugdringen van moedersterfte, met NUON investeren we in duurzame energie voor Afrika, een groep ngo’s bundelt de krachten om onderwijs op te zetten onder de moeilijkste omstandigheden: Afghanistan en Zuid-Sudan.
Dat is voor mij een unieke stimulans. Zoals u weet heb ik gekozen om naast transitielanden waar we binnenkort de hulp kunnen beëindigen en landen die hulp enorm goed kunnen gebruiken om versneld de millennium ontwikkelingsdoelen te kunnen bereiken -de Ghana's en Mozambiques van deze wereld- meer aandacht te besteden aan de moeilijkste categorie: die van de fragiele staten. De Congo's, de Burundi's de Afghanistans van deze wereld. Daar gaan we flexibel werken, veel politieker en soms risicovoller dan in die andere categorieën landen die ik net noemde. Maar altijd verantwoord. Ontwikkelingssamenwerking is vooral daar meer dan techniek, het is uiterst politiek en gaat in de kern om mensenrechten, om de burgers in fragiele staten basisveiligheid en basiszekerheid te geven. Ontwikkelingssamenwerking is daarbij de politiek van de goede bedoelingen lang voorbij. Het gaat om kijken achter de façade, zonder naïviteit, gericht op investeringen in risicovolle omstandigheden. Daar is de Betuwelijn echt niks bij. En in die risicovolle staten zijn de winstmogelijkheden voor mannen en vrouwen om zich uit de armoede te tillen explosief. Daar weet de investeerdermarkt alles van en daar hebben we juist die nieuwe spelers nodig waarover ik zojuist sprak. Civil societies en ngo's zijn essentieel. De versterking van steun van onderop is voor mij essentieel om naast staatsopbouw in die landen verdere marginalisering te voorkomen. Empowerment is zo’n gek woord nog niet. Maar ook dat vereist modernisering van Ontwikkelingssamenwerking.
Medefinancieringsstelsel
De Schoklandgedachte van effectieve samenwerking van meerdere partners, publiek en privaat, zal worden doorgevoerd naar het nieuwe medefinancieringsstelsel. Donderdag heb ik dit aangekondigd bij de Nederlandse particuliere organisaties. Ik accepteer niet langer dat we overheidsgeld steken in enorme versnippering. We moeten meer focussen op één gezamenlijke agenda. De versnippering voorbij. Daarom ook die consultaties aan het begin van deze regeerperiode. Ik verwacht een gezamenlijke inzet, waarin ieder een eigen rol speelt vanuit meerwaarde en effectiviteit. Ik ga scherper selecteren op die meerwaarde, die uiteraard in een land als Afghanistan anders is dan Tanzania. Daar gaan we organisaties in het nieuwe stelsel kritisch op bevragen en beoordelen.
Ik ga een maximum stellen aan het aantal aanvragen dat ik zal honoreren binnen het nieuwe medefinancieringsstelsel, onder andere door coalities te stimuleren. Nationale en internationale coalities wel te verstaan. Ik zie geen logica om alleen Nederlandse organisaties te financieren als er ook effectieve organisaties buiten Nederland bestaan. Er zijn bijvoorbeeld steeds meer maatschappelijke organisaties in ontwikkelingslanden die mede dankzij steun van onze medefinancieringsorganisaties nu ook prima op eigen benen kunnen staan. Ik wil rechtstreeks ook met hen zaken kunnen doen. Het gaat mij om de effectiviteit en niet om de vestigingsplaats van het hoofdkantoor. Op goede inhoudelijke samenwerkingsverbanden komt een premie te staan. Een bonus zoals we ze wél graag zien!
Internationale inzet
De sector openbreken. Het moet en het kan. Ook internationaal zet ik mij hier voor in.
Ik investeer in fondsen waarin niet alleen de usual suspects zitten. Op het terrein van vaccinaties bijvoorbeeld. Traditionele partijen als de Wereldbank, UNICEF en grote donoren zitten nu samen in één bestuur met ontwikkelingslanden, ngo’s, de private sector en experts uit de financiële wereld. Netwerkvorming rondom essentiële internationale problemen. Ik kan u verzekeren dat die weinig geduld hebben voor de competentiestrijd tussen en binnen de VN en de Wereldbank. Daar worden harde resultaatsafspraken gemaakt. Innovatieve vormen van financiering bedacht. Marktmechanismen ingezet waar dat zinnig is. Waardoor er meer aanbieders van vaccins komen, de prijzen dalen en meer kinderen versneld kunnen worden ingeënt tegen levensbedreigende ziektes.
Ook internationaal wordt er een premie gezet op gezamenlijke investeringen. Ik ga de komende jaren niet meer geld investeren in individuele VN-organisaties, maar op fondsen waarin zij samenwerken. Zij moeten meedoen in allianties met marktpartijen en ngo’s. Weg met de logo’s, alleen effectiviteit geldt.
5. Alle hens aan dek voor maximale effectiviteit
Dames en heren,
De effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking gaat mij aan het hart. We hebben niet alleen de verplichting ons in te zetten, wij hebben de verplichting om dit goed te doen. Het kan beter en het moet beter. Ik ben trots op al die mensen die niet in fourwheeldrives rondrijden, maar in de moeilijkste omstandigheden hard werken aan de basis, de goede bedoelingen voorbij. Ik heb die plicht tegenover de belastingbetaler en zo voel ik die ook. Alle hens dus aan dek voor maximale effectiviteit. Het vijfde punt van mijn agenda voor modernisering van ontwikkelingssamenwerking.
Wij moeten successen belonen. Zaken die goed lopen moeten worden voorgezet en uitgebreid. En wij moeten ook stoppen met wat niet werkt. Leren van wat er fout ging en mislukkingen niet langer financieren.
Maar we moeten ook durven nuanceren. Want vaak is het niet zwart-wit. Als we effectief willen zijn, moeten we begrijpen hoe lokale processen werken. Hulp als hefboom inzetten betekent inspelen op kansen die situatiespecifiek zijn. Bangladesh is niet Ghana. Onderwijs in Mozambique is echt anders dan in Guatemala. Maatwerk is nodig. Reële armoedeproblemen centraal stellen, niet onze oplossingen. Dat vergt een lange adem. Dat vergt kwaliteit. Ik maak me zorgen over de simplificatie in het publieke debat. Helpt de hulp nou eigenlijk wel? Hulp helpt niet of juist wel, afhankelijk van wie je spreekt. De bodemloze put. Onmogelijke versimpeling. Wij kunnen de werkelijkheid in ontwikkelingslanden niet naar onze hand zetten. Maar we kunnen wel degelijk substantiële invloed uitoefenen. En dat doen we ook.
Ik wil mij intelligent verantwoorden over de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking. Weg van simplificatie en de schijnwerkelijkheid van korte termijn resultaten en toe naar heldere doelstellingen en onafhankelijke evaluatie van doelbereiking. Bij al onze programma’s wordt de uitgangsituatie omschreven op basis van een analyse van de problemen en onze meerwaarde bij de oplossing daarvan. Quality at entry. Dat telt. Dat is nodig om de behaalde resultaten later te kunnen vaststellen. Ik heb afgelopen jaar de instrumenten om deze baseline goed te stellen aangescherpt. Meer aandacht hiervoor voorkomt onnodige meetbureaucratie tijdens de uitvoering.
Komend jaar publiceren we ons derde resultatenrapport. Boordevol met concrete lessen en successen. Gratis schoolboeken voor alle kinderen op de basisscholen in Burkina Faso, mede dankzij forse meerjarige investeringen van Nederland. Verdubbeling van aidsremmers voor HIV-geïnfecteerden in Ghana en daling van HIV-besmettingen onder jonge zwangere vrouwen dankzij de inzet van de Ghanese regering en onze bijdrage daaraan. Consolidatie van de vrede in Aceh na 30 jaar conflict, mede door een inzet op vele fronten van ons land, waaronder onze investering in orde en veiligheidshandhaving door de lokale politie. Deze rapporten laten zien dat de hulp helpt.
Binnen mijn departement zal anders moeten worden gestuurd. Minder op het geld, meer op de aanpak van de mondiale problemen. Zodat er meer ruimte is voor vernieuwing. We hebben meer ambtelijk ondernemerschap nodig en minder ambtelijk spel. Meer inhoud en minder proces. Een kleinere overheid, die slimmer zijn rol speelt. Back Street Boys, Gideonsbendes van vernieuwers. Ruimte voor leren en risico nemen. Geen meetbureaucratie die afleid, maar resultaatgerichtheid die bijdraagt aan effectiviteit Dit moeten geen holle frasen zijn, maar uitgangspunten voor een veranderproces binnen de hele sector.
Afsluiting
Dames en heren, ik rond af.
Investeren in werkbare oplossingen voor mondiale problemen, met maximaal rendement voor burgers in ontwikkelingslanden. Dat klinkt ambitieus en dat is het ook. Want dat is nodig. Maar ambitie moet gepaard gaan met precisie. Activisme met realisme en bescheidenheid.
Laat ik kort samenvatten wat mijn plannen zijn:
1. Drie grote problemen: het klimaatprobleem, vrede en veiligheid en het armoedevraagstuk. De traditionele hulp kan daar onvoldoende antwoord op geven, maar moderne internationale ontwikkelingssamenwerking wel. Daarom lijkt het me goed dat er in het volgende kabinet een nieuwe minister voor Internationale Samenwerking komt, die verantwoordelijk is voor de coördinatie van dit beleid.
2. Meer aandacht voor het bevorderen van economische groei en werkgelegenheid in ontwikkelingslanden. Moderne ontwikkelingssamenwerking kan als hefboom worden gebruikt om investeringen onder moeilijke omstandigheden op gang te brengen. De samenwerking met het ministerie van Landbouw en Milieu wordt op dit terrein geïntensiveerd. Landen die in de nabije toekomst geen ontwikkelingshulp meer nodig hebben, zoals Vietnam, verdwijnen van de lijst van partnerlanden. Ontwikkelingssamenwerking kan goed als hefboom dienen om er voor te zorgen dat de arme landen in Afrika en Azië die het meest te lijden hebben van vervuiling en CO2 niveaus waar zij part nog deel aan hebben. Ik was vorige week in Jemen, een land met een hoge bevolkingsgroei, schaarste aan water, uitputting van grondstoffen en politiek fundamentalistische risico's. Een giftige mix. Onze Ontwikkelingssamenwerking boekt daar enorme resultaten. Ook hier kan Ontwikkelingssamenwerking als hefboom werken voor particulier kapitaal om echte ontwikkeling te mobiliseren.
3. De strijd tegen de corruptie wordt opgevoerd. Er worden scherpe voorwaarden verbonden aan begrotingssteun. Goed bestuur helpt enorm voor ontwikkeling en daarom investeer ik in de opbouw van de rechtsstaat en een goed functionerende overheid. Maar er gaat geen cent naar corrupte regeringen.
4. De hulpindustrie wordt opengebroken. Resultaat en kwaliteit staat voorop. Ontwikkelingssamenwerking moet worden gemoderniseerd en daarbij ga ik op zoek naar de meest effectieve partners. De banden met het bedrijfsleven worden verder aangehaald. In het nieuwe financieringsstel voor maatschappelijke organisaties, zal een kwaliteitstoets worden ingevoerd en afhankelijk daarvan wordt de hoogte van de subsidie vastgesteld. Ook de hulp aan VN-organisaties zal nader worden bezien.
5. De effectiviteit staat centraal. Waar we succes boeken gaan we door. Anders stoppen we. Maar dit moeten we wel zorgvuldig meten, met oog voor complexiteit, externe factoren en de lange termijn.
Mijn beleidsnotitie "Een zaak van iedereen" bepaalde mijn politieke prioriteiten. Ontwikkelingssamenwerking is politiek en scherpe keuzes zijn vereist. Mijn vijf moderniseringen heb ik u vanmiddag voorgelegd. Ze zijn essentieel. Niet alleen voor ontwikkelingssamenwerking, maar vooral voor een betere wereld.
Dank u wel.