Het cynisme en de vanzelfsprekendheid voorbij

gesproken woord geldt

Gelegenheid: Afrikadag

Max, dames en heren, beste mensen, EVS’ers en anderen, doctor Hamlin and all the colleagues and guests from Africa,
Goed dat U er allemaal bent. Deze dag is – in al zijn bescheidenheid – belangrijk voor Nederland én voor Afrika. Maar deze dag is ook belangrijk voor eerlijke politiek, het thema van deze dag. Voor eerlijke politiek van én over ontwikkelingssamenwerking.

Daarom vind ik dat u met fair politics een prachtig thema heeft gekozen voor vandaag –fairness is urgenter dan ooit.
Hoewel het voor een minister als politiek dier natuurlijk even wennen is om ambassadeur genoemd te worden, ben ik zeer vereerd met de titel “ambassadeur fair politics”. Ik beschouw deze titel ook als een soort geuzennaam. Eigenlijk voel ik mij dat al een tijdje. Het is immers alweer meer dan twee jaar geleden dat ik, mede namens een heleboel mensen die hier vandaag zijn, voor het eerst mocht aanschuiven in de Trêveszaal om daar als minister voor ontwikkelingssamenwerking de stem van de armen te laten horen. Een rol die ik met zeer veel plezier en toewijding vervul. Het is een eer maar ook “a hell of a job” om concreet en met resultaat te werken aan de grote problemen van deze tijd: armoede, conflicten, klimaat. Onderwerpen die steeds dieper in elkaar grijpen en elkaar versterken. Het moge duidelijk zijn: de urgentie is enorm.

Ik ben echt blij hier weer te kunnen zijn. De Afrikadag van de EVS is voor mij ieder jaar weer een moment om naar uit te zien. Een beetje een moment van thuiskomen, in een anders hectische agenda die vaak beheerst wordt door de waan van de dag, het parlement en de publieke opinie. Een schema dat mij de afgelopen weken bijvoorbeeld naar Congo, Rwanda en Burundi bracht, waar lichtpuntjes van vrede versterkt kunnen worden. Een schema dat mij over anderhalve week naar Zuid-Afrika en Mozambique brengt, waar we samen met staatssecretaris Heemskerk gaan kijken hoe de private sector banen kan creëren in tijden van crisis; en dat mij vanmiddag naar de Verenigde Staten leidt om in Washington de belangrijke voorjaarsvergaderingen van de Wereldbank en het IMF bij te wonen. Ik kom later op dat bezoek terug. Elk jaar plannen jullie het zo dat deze dag samenvalt met die belangrijke vergaderingen in Washington. Erg jammer, want zo moet ik hier te vroeg weg en kom ik daar te laat. Vanwege deze drukke agenda kan ik tot mijn grote spijt niet blijven voor het middagprogramma. Maar eerst maak ik graag van deze gelegenheid gebruik om Peter Heintze en alle EVS’ers een groot compliment te maken voor de organisatie van deze dag.

Voor mij is vandaag ook een dag om ontwikkelingssamenwerking op de kaart te zetten. OS is nu belangrijker dan ooit. Daarom kunt u mij midden in de nacht wakker maken om te debatteren over Afrika en OS. En van mij moet dat een kritisch debat zijn – dat zijn we aan elkaar verplicht. Een goed debat is volgens mij een debat op basis van feiten, en niet op basis van populistische kreten of onderbuikgevoelens. Vanaf dag één zijn we samen bezig om de oude sociaal-democratische traditie van de ontwikkelingssamenwerking te herijken en te moderniseren. Een hele klus in een wereld die door globalisering op scherp staat.

Af en toe lijkt het alsof OS het tij tegen heeft. Natuurlijk gaat niet alles 100% goed, we leven tenslotte niet in een communistisch land.
Maar er zijn zoveel successen te melden. Graag wil ik een paar voorbeelden noemen van de resultaten en de moderniseringen waar we mee bezig zijn:

  • We hebben voor het bedrijfsleven het nieuwe programma ORIO ingevoerd, als opvolger voor ORET. We hebben de zaak ongebonden gemaakt, zoals ik twee jaar geleden hier heb beloofd.
  • Met het programma worden infrastructuurprojecten mogelijk gemaakt, die juist op armoede zijn gericht en waar overheden in OS-landen geen geld voor hebben. Met ORIO hopen we ook de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven bij de ontwikkeling van het lokale bedrijfsleven in ontwikkelingslanden stimuleren. Want ontwikkelingssamenwerking is een zaak van iedereen, ook van onze bedrijven.
  • We zijn aan de slag gegaan met de Schokland-akkoorden, die we tegenwoordig millenniumakkoorden noemen: innovatieve partnerschappen waarin het bedrijfsleven, de maatschappelijke organisaties, mijn ministerie en andere ministerie samenwerken.
    Bijvoorbeeld Text to Change, een samenwerkingsverband van NGO’s, Afrikaanse mobiele telefonie providers en farmaceutisch bedrijf Merck Sharp & Dohme, dat mobiele telefonie gebruikt in de gezondheidszorg. Prachtige resultaten, ik kan ze niet allemaal noemen.
  • Het nieuwe medefinancieringsstelsel, waarmee ik versnippering wil tegengaan. Ik kom hier later op terug.
  • Maar ook een nieuw beleid over multilaterale organisaties als de VN en Wereldbank. Ik ben daar ook kritisch over. Ze moeten beter presteren, samenwerken, maar ook daar boeken we veel voortgang. Ook hierover later meer.
  • In internationaal kader hebben we betere afspraken weten te maken over donorcoördinatie en harmonisatie. Tijdens de grote conferentie in Accra vorig jaar heeft Nederland zich ervoor ingezet dat er in relaties tussen donoren en OS-landen ook verantwoording wordt afgelegd aan nationale parlementen en burgers. Want daar gaat het om mensen: de gewone mensen daar.
  • Op het gebied van bestrijding van HIV/Aids is er naast een aantal zorgwekkende ontwikkelingen vooral ook positieve trend zichtbaar: het aantal nieuwe HIV-infecties is gedaald van 3 miljoen per jaar in 2001 naar 2,7 miljoen in 2007. Het aantal aidspatiënten dat toegang heeft tot antiretrovirale medicijnen is gestegen. OS heeft ertoe bijgedragen dat vele levens gered zijn.
  • In individuele landen zijn prachtige, hoopgevende voorbeelden van ontwikkeling te zien. Bijvoorbeeld in Mali, waar ik twee maanden geleden was. Daar bezocht ik het irrigatiegebied Office du Niger, een landschap dat een klein beetje lijkt op Nederland, maar dan midden in de Sahel. Plat als een dubbeltje, het is nat en boeren fietsen langs kaarsrechte slootjes. Nederland werkt daar sinds dertig jaar aan landbouwontwikkeling. Met succes, want van een failliet landbouwgebied met horige boeren is het Office du Niger een substantieel aandeelhouder geworden in de economie van Mali. Sterker nog, er is een - ik durf het bijna niet te zeggen - soort poldermodel ontstaan waarin de boeren samen met de regering en de irrigatiedienst de beslissingen nemen. En het belangrijkste: de rijstproductie is verzesvoudigd en de inkomsten voor arme boeren zijn verhoogd. Daardoor is Mali veel beter bestand tegen de voedselcrisis die Afrika keihard raakt.

Met dit in het achterhoofd wil ik zeggen: de tijd van het cynisme en de slogans is voorbij. Ontwikkelingssamenwerking vormt het hart van moderne internationale samenwerking. Mensen doen het zelf, van onderop. Wij katalyseren. OS gaat over de grote vragen van deze tijd: klimaat, voedsel, armoede en conflict, over effectieve internationale samenwerking. Over de “searchers on the ground” die eindelijk de “planners at the top” moeten bereiken. Ik zag dat er straks ook een workshop over dit thema plaatsvindt. Ik ben erg benieuwd naar de conclusies!

fair politics

Dan fair politics, het thema van deze dag. Een thema dat mij aan het hart gaat. Het doet me namelijk denken aan fair play, een term die in de sport vaak wordt gebruikt om sportief gedrag aan te duiden. Fair politics, zoals fair play, gaat over hoe je met elkaar omgaat. Of je de regels kent die zijn afgesproken. En of je je aan die regels houdt. Pas als beide het geval zijn, is er sprake van een gelijke strijd. Wordt sport sportief en de wereld een level-playing field waarin ook de armste landen kansen hebben om zich te ontwikkelen? Maar daar houdt het natuurlijk nog niet op. Wat mij betreft gaat fair politics juist ook over de ongeschreven regels, de regels die niet als zodanig zijn opgenomen in het regelboekje, maar die wel degelijk met fair en unfair gedrag te maken hebben.
Denk maar even simpel aan het hebben van respect voor anderen, er voor zorgen dat jouw gedrag geen negatieve gevolgen heeft voor anderen. Geef je de tegenstander een hand voor de wedstrijd? Speel je de bal over de zijlijn als hij of zij geblesseerd op het veld ligt? Dat soort dingen.

samenwerken nu extra belangrijk

In mijn tak van sport, en wellicht ook een beetje uw tak van sport, heet dit coherentie van beleid. Het gaat erom of wij er alles aan doen om er voor te zorgen dat onze ontwikkelingsinspanningen niet teniet worden gedaan door beleid op andere terreinen. Dus: internationale samenwerking vernieuwen en verbreden. Het gaat om het herkennen van nieuwe kansen en die te grijpen. Bijvoorbeeld daar waar het handel betreft, of het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De afgelopen tijd heb ik met mijn collega’s in het kabinet hard gewerkt om het Nederlandse beleid op een reeks van terreinen nog meer armoede-proof te maken. Ontwikkelingssamenwerking wordt zo écht een zaak van iedereen.
Zo werk ik met minister Donner op het thema kinderarbeid, praat ik met Wouter Bos over schulden. Met minister Klink over de aanpak van internationale ziektes. Met Frank Heemskerk over handel en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Met de ministers Verhagen en Van Middelkoop over onze inzet op menselijke veiligheid. Stuk-voor-stuk essentiële zaken in een tijd waarin de wereld zich gesteld ziet voor een aantal grote uitdagingen: de klimaatcrisis, de voedselcrisis en de energiecrisis.
Deze samenwerking werpt ook vruchten af, als je ze wil zien: in de strijd tegen kinderziektes in arme landen, in Afghanistan, waarvan wij altijd hebben gezegd dat er geen militaire oplossing is. Het valt mij op dat onze benadering, waarin verschillende disciplines samenwerken aan ontwikkeling en vrede, steeds meer navolging krijgt.

Dames en heren,

Ik kom op een serieus punt. Dit is een tijd waarin ontwikkelingslanden hard geraakt worden door een crisis waaraan zij part noch deel gehad hebben: de kredietcrisis. Dat is de inconvenient truth. Wat wij in het rijke Westen aan onze portemonnee merken, voelen zij in hun maag.
De problemen die begonnen op de Amerikaanse huizenmarkt, werden een brede financiële crisis toen kredietmarkten wereldwijd bevroren. Het werd een economische crisis toen liquiditeit opdroogde en de wereldhandel inzakte. En een sociale crisis toen burgers en bedrijven ophielden met het uitgeven van geld en de werkeloosheid rap opliep.

Ik wil vandaag met u kijken naar de omvang en de oorzaken van deze crisis, de gevolgen voor ontwikkelingslanden, maar ook wat we daaraan proberen te doen én wat er – naar mijn idee – nog moet gebeuren om het tij te keren. Het is af en toe een ingewikkeld verhaal, maar wel een verhaal dat verteld moet worden.

oorzaken crisis

democratische deficit instituties

Soms bekruipt mij het gevoel dat sommigen zich niet realiseren hoe fundamenteel de crisis is waarin wij ons nu bevinden. Wij hebben hier te maken met een volwaardige ‘krediet’-crisis, een crisis van vertrouwen op alle niveaus. Een crisis die in niet geringe mate is veroorzaakt doordat in de laatste decennia gaandeweg het evenwicht tussen publieke en private belangen totaal uit balans is geraakt. Korte-termijn winsten werden hoger gewaardeerd dan investeringen voor de langere termijn. Ongebreidelde hebzucht heeft zich van sommige mensen meester gemaakt. Dit alles heeft ertoe geleid dat:

  1. onze democratische instituties minder goed in staat zijn geweest de belangen van het collectief te behartigen en excessen te beteugelen;
  2. en dat het economische groeimodel dat we hebben aangehangen onhoudbaar onevenwichtig is geworden.

Om met het eerste te beginnen. Al vele jaren wijzen sociologen ons op het proces van individualisering dat zich in veel Westerse maatschappijen aan het voltrekken is. Dit proces heeft ons goede dingen gebracht – miljoenen zijn uit de armoede getrokken - maar er ook toe geleid dat in vergelijking met twintig jaar geleden onze loyaliteitskring in alle opzichten steeds kleiner is geworden en wij steeds exclusiever op onszelf en onze zeer naaste omgeving gericht zijn. Hierdoor is onze maatschappelijke betrokkenheid abstracter geworden en in veel gevallen vervangen door een constante verontwaardiging. Het resultaat hiervan valt iedere dag te lezen op anonieme online reactiepagina’s en is te zien in opiniepeilingen, waar populistische partijen week na week furore maken.

De crisis voltrok zich na vele jaren van deregulering en een ongeremd geloof in de vrije markt, het casino kapitalisme. Deze combinatie heeft onze traditionele manieren van overleg- en verantwoording aangetast. Het resultaat is dat consumenten en investeerders macht hebben gewonnen ten koste van burgers. Het kapitalisme heeft als gevolg van technologische innovaties en dalende transportkosten steeds beter weten in te spelen op onze individuele wensen, terwijl de democratie juist steeds minder goed in staat is om te leveren wat wij als burgers gezamenlijk verlangen. Dit maakt mensen minder geneigd zich in te zetten voor het collectief en stimuleert hen toe geven aan hun overmoed.

Het resultaat hiervan is iedere dag, overal, te zien. Consument en burger worstelen doorlopend met zichzelf. U en ik ook Overdag zijn wij als kritische burger verontwaardigd wanneer een werknemer van een nationale luchtvaartmaatschappij na zeventien trouwe dienstjaren in de zoveelste saneringsoperatie aan de kant wordt gezet; maar kruipen we diezelfde avond als consument gewoon op het internet om een ticket te boeken bij een prijsvechter om de eigen portemonnee te sparen.

legitimiteit internationale financiële instellingen

Het tweede grote probleem ligt op het vlak van de mondiale economische ordening. De huidige financiële crisis, die echt geen weerga kent, wordt gekenmerkt door onevenwichtigheden, die door opkomende economieën niet meer als billijk worden beschouwd. Terecht! Het zijn onevenwichtigheden die niet kunnen blijven voortbestaan als wij écht toe willen naar een rechtvaardiger en duurzamer wereld. De wereld kan alleen effectiever worden bestuurd, als dat ook legitiemer gebeurt. In de Wereldbank zal ik morgen pleiten voor een einde van de vetomacht van de VS. We moeten in de richting 50/50 als het gaat om de verdeling rijke landen / arme landen in de Board. De President moet over de hele wereld geworven kunnen worden.

Als de geschiedenis ons iets geleerd heeft, dan is het dat een effectief multilateraal systeem inclusief moet zijn om effectief te kunnen zijn. Voor de andere landen, waaronder Nederland, betekent dit dat ze bereid moeten zijn in te leveren. Daarom zal ik mij in Washington volmondig scharen aan de zijde van de ontwikkelingslanden die terecht van mening zijn dat ze onvoldoende vertegenwoordigd zijn.

gevolgen crisis

De gevolgen van de crisis zijn verstrekkend, vooral voor ontwikkelingslanden. Aan de vooravond van de G20-top waarschuwde de president van de Wereldbank, Robert Zoellick, voor grootschalige teruggang in ontwikkeling in delen van Afrika, Zuid-Amerika en Zuid Azië als niet direct actie wordt ondernomen om de crisis te bestrijden. Honderden miljoenen mensen, zo vreest hij, zullen terugvallen in extreme armoede als landen niet geholpen worden anticyclisch beleid te voeren.
Ik deel de vrees dat dat echt gebeurt. Alle belangrijke bronnen van extern kapitaal die ontwikkelingslanden kennen staan immers totaal onder druk. Of het nu gaat om exporten, om het geld dat Afrikaanse migranten overmaken naar hun familie, of buitenlandse investeringen – allemaal zijn zij de afgelopen tijd afgenomen. Zelfs buitenlandse hulp, tot voorkort een van de weinige relatief voorspelbare bronnen van financiering voor veel ontwikkelingslanden, staat onder druk door de economische krimp in het westen.

Als er de afgelopen tijd één moment is geweest waarop écht leiderschap nodig is, dan is het nu. In alle landen, op alle niveaus. Ik ben trots dat dit kabinet, in deze tijd van crisis, haar verantwoordelijkheid genomen heeft en zich onverminderd in blijft zetten op ontwikkelingssamenwerking. Dit hadden onze critici de afgelopen maanden waarschijnlijk niet gedacht. Maar ik sta ervoor. Dit kabinet verbindt problemen in Nederland met internationale solidariteit. En dat moet ook. En daarom hebben we niet extra bezuinigd op OS. Dat is een goede zaak, maar er moet nog veel meer gebeuren.

De omvang van de gevolgen van de crisis in ontwikkelingslanden wordt nu echt goed zichtbaar. Overal worden bedrijven, banen en levens weggevaagd. Zelfs opkomende economieën als China en India, waarvan gedacht werd dat zij ‘ontkoppeld’ waren van de westerse economieën, hebben het moeilijk. Zij slepen – ongewild - de armste landen mee in hun val. Staat u mij toe dit te illustreren.

illustratie Zuid-Afrika en Nigeria

Op het Afrikaanse continent werden de grote, financieel sterker ontwikkelde en relatief open economieën van Zuid-Afrika en Nigeria het eerst geraakt door de crisis. Zo lijdt de auto-industrie in Zuid-Afrika direct onder de bescherming van de Franse en Amerikaanse auto-industrie. De rijke landen trekken zich terug achter de veilige dijken, de arme landen trekken, zoals zo vaak, aan het kortste eind. Dat is de schande van deze tijd.

De hapering van de regionale groeimotoren als Zuid-Afrika en Nigeria heeft grote gevolgen voor de kleinere buureconomieën. Ik was net in de Democratische Republiek Congo. Daar is de hoeveelheid geld dat door migranten naar hun moederland wordt teruggestuurd, sterk teruggelopen. De terugkeer van arbeidsmigranten uit Zuid-Afrika zorgt ervoor dat de lokale arbeidsmarkt verder onder druk komt te staan en de xenofobie groeit. Een arbeidsmarkt die recentelijk al 100 duizend banen verloor doordat vele mijnen hun deuren hebben gesloten. Doordat de vraag naar en prijs van belangrijke exportproducten als koper, kobalt, diamant en hout sterk is afgenomen, zijn de staatsinkomsten sterk teruggelopen. Hierdoor zijn de buitenlandse reserves bijna tot het nulpunt gedaald en riskeert het land zich geen enkele basisimporten meer te kunnen veroorloven. Zelfs Chinese leningen, lange tijd geroemd als de redder in nood, blijken keihard, ontransparant en gekocht op de hypotheek van de toekomst. Sociale onrust, in bijvoorbeeld de provincie Katanga en de verpauperde miljoenenstad Kinshasa, ligt op de loer.

Er zijn nog vele andere voorbeelden. Recente pogingen van de Zuid Afrikaans regering om lange-termijn financiering op te halen door de uitgifte van staatobligaties zijn mislukt. Hetzelfde geldt voor Kenia, Nigeria, Tanzania en Oeganda, waardoor noodzakelijke investeringen in publieke infrastructuur in deze landen op de lange baan is geschoven.

Met alle respect voor mevrouw Moyo: ik maak me als Minister voor OS graag overbodig. We doen er juist alles aan om de private sector als motor van groei en werkgelegenheid te stimuleren. Maar helaas is ontwikkelingssamenwerking nu vaak nog de enige stabiele kapitaalstroom naar ontwikkelingslanden. Deze landen worden nu financieel drooggelegd. Het level playing field verandert razendsnel ten nadele van OS. Die landen hebben geen reserves, zij beschikken niet over voldoende middelen om hun bevolking te beschermen tegen de gevolgen van de crisis, zoals wij dat in Nederland wel kunnen. Regeringen doen wat zij kunnen, maar hun financiële ruimte is beperkt. Oplopende financieringstekorten zorgen ervoor dat investeringen afnemen en groei nog verder vertraagt. Hierdoor zal het in veel landen nog moeilijker worden de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDGs) te halen. Zelfs met de gezonde groeipercentages van voor deze crisis was het moeilijk, maar in het huidige economische klimaat is het nagenoeg onmogelijk geworden. Het IMF heeft becijferd dat de economische groei in Afrika dit jaar onder de drie procent zal zakken: substantieel lager dan de zeven procent die nodig is om voortgang te boeken.

rol G20

Met dit schokkende plaatje in het achterhoofd kwamen de leiders van de G20 een maand geleden bijeen in Londen. Hun taak was even eenvoudig als ingewikkeld: zij moesten een mondiaal antwoord formuleren op de crisis. In Londen is een eerste gezamenlijke agenda overeengekomen die de wereldeconomie weer op gang moet helpen. Ik moet nog zien hoe dat lukt. We zullen er bij het IMF en de Wereldbank nauwkeurig naar kijken.
Deze crisis heeft gelukkig niet geleid tot maatregelen zoals in de jaren ’30. De nieuwe energie vanuit de Amerikaanse regering, hun nieuwe aandacht voor multilaterale organisaties stemt mij positief.

hoe verder?

Dames en heren,

Ik ben er van overtuigd dat de wereld op dit moment, na de G-20 top en aan de vooravond van de voorjaarsvergadering in Washington, op een beslissend kruispunt staat. Zo zien we het einde van de Washington consensus. Er zijn nieuwe, onverwachte kansen, maar die moeten wel gegrepen worden. De keuze waarvoor wij ons gesteld zien is vrij eenvoudig: lijkt de wereld van morgen op die van gisteren, of gaan wij een rechtvaardiger en duurzamer toekomst tegemoet. Ik heb allang gekozen voor het laatste, ik ben er van overtuigd dat dit ook voor u geldt. Voor mij is een terugkeer naar vroegere tijden niet aanvaardbaar. Omdat zij heeft geleid tot deze crisis, maar ook omdat zij geen enkel perspectief biedt op het oplossen van de andere, grotere uitdagingen waarvoor wij ons gesteld zien.

noodzaak modernisering

In de strijd voor een rechtvaardiger en duurzamer wereld zal ieder van ons zijn of haar steentje zal moeten bijdragen. De crisis die we nu meemaken zie ik als een kans om hierin nog scherpere keuzes te maken: voor ieder van ons individueel, maar ook als groep of organisatie. Zoals u weet ben ik al twee jaar bezig om de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking te moderniseren. Ik durf hier best toe te geven dat dit proces mij de nodige hoofdbrekens heeft gekost (en nog kost).

Maar dat weerhoudt me er niet van die modernisering met kracht voort te zetten. Om in deze turbulente wereld effectief en slim te werken aan armoedebestrijding en ontwikkeling volstaat onze oude OS-aanpak niet meer. Voor ons allen ligt er de uitdaging om een antwoord geven op de grote vraagstukken van deze tijd en dat verbinden met OS om duurzame economische groei tot stand te brengen. Alleen zo helpen we landen op eigen benen staan en hun eigen onderwijs en gezondheidszorg te financieren.

In dit verband wil ik een paar voorbeelden noemen van hoe ik deze modernisering vorm geef:

  • Ik heb nieuwe samenwerkingsvormen gestart met partners, van wie de meesten eerder nauwelijks betrokken waren bij OS. Dat gaat bijvoorbeeld in de vorm van akkoorden met het bedrijfsleven, instellingen voor onderzoek en onderwijs, goede doelen (ook niet OS), religieuze organisaties, soms ook nutsbedrijven en af en toe zelfs beleggingsfondsen.
  • Verder kwam recentelijk de beleidsnotitie over de essentiële en door mij zeer gewaardeerde rol van maatschappelijke organisaties uit. De particuliere sector is een essentiële motor voor maatschappelijke verandering, voor strijd van onderop. Maar ook hier moet de nadruk veel meer liggen op samenwerken, maatwerk en meerwaarde. Dat betekent minder versnippering, innovatieve partnerschappen en meer nadruk op de toegevoegde waarde van het particuliere kanaal;
  • Afgelopen week heb ik ook een stuk aan de Kamer gestuurd met mijn visie over modernisering van het multilaterale kanaal. Ik zal u de details vandaag besparen. Maar organisaties als de VN en de Wereldbank zijn - naast het particuliere en het bilaterale kanaal - enorm belangrijk voor ontwikkeling en armoedebestrijding. Ook daar kan het slimmer en effectiever. We hebben daar als betrouwbare donor een enorme hefboom.
  • Tot slot kijk ik ook naar het maatschappelijk draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking. Hierover stuur ik binnenkort ook een brief aan de Kamer. Kritische maatschappelijke steun voor internationale en ontwikkelingssamenwerking vind ik essentieel. En dat zeg ik niet omdat ik hier vandaag ben. Er is een hoop vernieuwing en ontwikkeling. Dat ondersteun ik van harte. De manier waarop de voorlichting, de educatie en de bewustwording over OS is vormgegeven kan en moet volgens mij veel transparanter, minder versnipperd en ingewikkeld. Het kan en moet veel meer aansluiten bij een praktische maatschappelijke trend: individueel aandeelhouderschap van heel veel jonge mensen bij ontwikkeling. De steun van vooral de jonge generatie - zeg maar tussen 18 en 30, waarbij ik de ouderen echt niet wil afschrijven, want waar blijf ik dan met mijn leeftijd - voor OS is onverminderd groot. Zoveel jongeren, actief en betrokken bij grotere en kleinere activiteiten om de wereld bewoonbaar te houden. Ik zag laatst op een t-shirt staan “Don’t think someone else will save the planet”. Dat is voor mij de kern.

scherpere keuzes

Dames en heren,

Zoals gezegd dwingt de crisis ons tot nog scherpere keuzes. We moeten blijven bewegen, we moeten blijven moderniseren. Het is een proces, een strijd, die ik samen met u allen aan wil gaan. Onze gezamenlijke strijd kent een duidelijk doel: een rechtvaardiger en duurzamer wereld realiseren waarin iedereen zijn of haar talenten kan ontplooien. Wij doen dat allemaal, iedere dag op onze eigen manier.

Ik wil voor één ding waarschuwen. We kunnen niet stil staan. Ontwikkelingssamenwerking is meer nodig dan ooit, maar de kritiek, soms terecht, vaak onterecht, zwelt aan. We kunnen niet stil staan, omdat de wereld om ons heen verandert. Ik heb de creativiteit, denkkracht en energie van u allen nodig om de broodnodige moderniseringen te blijven doorvoeren. Ontwikkelingssamenwerking moet een zaak van iedereen blijven. Internationale samenwerking kan en moet altijd in beweging blijven en altijd streven naar effectiviteit en democratie.

Ik zal nog dit zeggen over de vernieuwingen. Ten eerste moet mij van het hart dat het goed is om te zien hoe de sector open staat voor verandering, en hoezeer mijn moderniseringsbeleid gesteund wordt. We zijn in beweging, en daar ben ik trots op. Ik heb ook de kritiek gehoord, als zou het particuliere kanaal een onderaannemer van het ministerie worden. Tsja, je HOEFT geen subsidie te ontvangen. Het is niet zo dat je onderaannemer wordt. Maar als je die ontvangt, dan is het wel zaak dat iedereen goed samenwerkt en gebruikt maakt van elkaars toegevoegde waarde. Synergie op basis van autonomie.
Ook leek het in sommige reacties alsof er sprake was van een beauty-contest tussen de verschillende kanalen, tussen de particuliere organisaties en de grote multilaterale instellingen. Nogmaals, ik behandel de verschillende kanalen even kritisch. Slecht gedrag wordt afgestraft en goed gedrag beloond. Daar ben ik vrij hard in. Hele gezonde prikkels. En een duidelijke breuk met het verleden. Wat mij betreft is de vanzelfsprekendheid voorbij.

resultaten

In de tussentijd gaat ons werk door en bereiken we resultaten. Resultaten waar we trots op mogen zijn. Ik ben zonder enige naïviteit zeer optimistisch. Resultaten ook die laten zien dat het kan, dat wij wel degelijk een verschil kunnen maken. Ik noemde in het begin al een paar, we zagen enorme vooruitgang in Afrika en Azië, maar er zijn veel meer hoopgevende voorbeelden. En ik zou zo graag willen dat de grootste OS-critici ze zouden bezoeken, want ik kan niet geloven dat ze daarna nog nut en noodzaak van OS in twijfel zouden trekken.
Een van de meest indrukwekkende projecten die ik heb bezocht is het Heal Africa ziekenhuis in Goma, waar vrouwen worden behandeld die gruwelijk zijn verminkt en verkracht. Het is onbeschrijfelijk hoeveel moed deze vrouwen hebben om door te gaan. De vrouwen die het ziekenhuis runnen trouwens ook, want zij werken in gevaarlijke omstandigheden en worden vaak zelf doelwit van geweld en bedreigingen.
Zoals bijvoorbeeld ook Justine Masika Bihamba, die vorig jaar – geheel terecht - de eerste Mensenrechtentulp kreeg uitgereikt. Dankzij haar organisatie ‘Samenwerking van Vrouwen voor de Slachtoffers van Seksueel Geweld’ worden deze slachtoffers bijgestaan met medische, psychosociale en juridische hulp. Zodat deze vrouwen een kans maken op re-integratie, op een nieuwe start. Door mensen als Justine wordt de roep van misbruikte Congolese vrouwen internationaal gehoord. Terwijl anderen werken aan vredesopbouw in de regio.

Dit zijn voorbeelden van uitzonderlijke, ontzaglijk sterke mensen die tegen de verdrukking in geweldige dingen voor elkaar krijgen.

Vandaag is in ieder geval ook zo’n uitzonderlijke vrouw in ons midden. Ik hoop dat u het niet erg vindt dat ik voor het laatste deel van mijn toespraak overschakel op het Engels.

In closing, I have the honour and pleasure to introduce a remarkable woman. A woman who, with un-tiring effort, has made a difference to the lives of thousands of women – women whose lives were ruined by a terrible condition: fistula.

Fifty years ago, Doctor Catherine Hamlin and her husband Reginald began their pioneering work in fistula treatment, which eventually led to the foundation of the Addis Ababa Fistula Hospital. The hospital provides treatment for women and girls with fistula resulting from childbirth or rape. Over 30,000 operations have been performed there. Women who cannot be operated on, can enter an education programme at the long-term care facility in Desta Mender, which means ‘village of joy’, 20 kilometres from Addis Ababa. There, they have the opportunity to learn how to earn their own income by tending livestock or growing crops, so that they can build an independent life in their own villages and regain their own pride.

Dr Hamlin’s achievements are an example to us all. She personifies the hands-on approach to the Millennium Development Goals in Ethiopia, and is a global ambassador of safe motherhood and good obstetric care.

Every day, people like Dr Hamlin, development workers, are in the front line of the fight against poverty. Sometimes, they risk their own lives trying to improve the lives of others, such as the MSF staff abducted in Somalia. They are out there in the field, doing the work that we will be talking about today. I would like to end, therefore, by paying homage to one of these development workers.

Ladies and gentlemen, please give a warm welcome to Dr Catherine Hamlin.


Thank you.