Duidelijke keuzes voor duurzaam herstel
De tien jaar die voor ons liggen, zijn bepalend. Om van een G2 naar een G3 te groeien en de Europese Unie zodanig uit te rusten dat zij volmondig kan opkomen voor de Nederlandse strategische belangen in de wereld. Om de verduurzaming van onze economie te bestendigen. En om het vertrouwen in onze samenleving terug te winnen, op basis van waarden als rentmeesterschap, solidariteit, respect en verantwoordelijkheid. Als we deze drie duidelijke keuzes maken, een keuze voor de EU, een keuze voor verduurzaming, een keuze voor vertrouwen door waarden, dan slaan we de juiste weg in naar uurzaam succes.
Gelegenheid: Bilderbergconferentie
Dames en heren, goedemorgen,
Vorig jaar was het thema van de Bilderbergconferentie: ‘Duurzaam succes.’ Dit jaar spreken we over ‘Duurzaam herstel.’ In één jaar tijd van succes naar herstel. Dat hadden we natuurlijk liever andersom gezien! Maar de harde werkelijkheid is nu dat er zonder duurzaam herstel geen duurzaam succes mogelijk is. En dat herstel zal veel meer om het lijf moeten hebben dan de zoveelste kleine correctie of bijsturing. De financieel-economische crisis, die zich vorig jaar nog aan het ontvouwen was en die nu in alle hevigheid naijlt, en de crises die we in de nabije toekomst nog mogen verwachten, op het gebied van klimaat, energie, voedsel en water, zijn fundamenteel in de zin dat ze onze manier van leven ter discussie stellen. Die crises vinden hun oorspong in de globalisering en vereisen, vanwege hun grensoverschrijdend karakter, vergaande internationale samenwerking. En dat terwijl onze toekomstige positie in de wereld - de positie van Nederland, de positie van Europa – onzeker is. We zullen dus duidelijke keuzes moeten maken, en waar nodig nieuwe wegen moeten inslaan, willen we tot duurzaam herstel en daarmee duurzaam succes komen.
Duidelijke keuzes, allereerst over de manier waarop we opkomen voor onze belangen in de wereld: we moeten vol inzetten op een sterke Europese Unie die zich kan meten met en zich kan aansluiten bij de Verenigde Staten en China.
Duidelijke keuzes, ten tweede, over de manier waarop we produceren en consumeren:
dat zal schoner, groener en bewuster moeten. We moeten nu echt de verduurzaming van onze economie bestendigen.
En duidelijke keuzes, ten slotte, over hoe we vertrouwen kunnen herstellen door belangrijke waarden als rentmeesterschap, solidariteit, verantwoordelijkheid en respect als grondslag te nemen.
Al deze keuzes zijn voor mij verbonden met het begrip ‘duurzaamheid’; ieder voor zich weerspiegelen ze randvoorwaarden voor duurzaam succes. Over die keuzes die nodig zijn, wil ik het vanochtend met u hebben. Ik wil dat als volgt doen: allereerst zal ik iets zeggen over de veranderende machtsverhoudingen in de wereld en de belangrijkste problemen die mondiaal op ons afkomen. Vervolgens zoom ik in op de positie van de Europese Unie, en kom ik ook bij de situatie in ons eigen land: hoe geven wij, overheid en bedrijfsleven, in Nederland vorm aan duurzaam herstel? De noodzaak van een “moreel reveil” – zowel in de wereld als in onze eigen samenleving - zal als een rode draad door mijn betoog lopen. En dan bedoel ik niet zozeer het opgeheven vingertje, maar dan gaat het vooral om ruimte geven aan de samenleving, mensen en hun verbanden, zodat zij zelf vorm kunnen geven aan hun verantwoordelijkheid en solidariteit. En dan kunnen we hen daar ook op aanspreken.
1. De wereld: een nieuw krachtenveld
Dames en heren,
U zult het mij vergeven dat ik als minister van Buitenlandse Zaken begin door stil te staan bij de wereld om ons heen, die in hoog tempo verandert. Ook als hier niet de minister van Buitenlandse Zaken had gestaan, ga ik er van uit dat u de internationale ontwikkelingen bij uw beschouwingen zou betrekken. Want het is evident dat hoe de vlag er hier in Nederland bij hangt, voor een groot deel in het buitenland wordt bepaald. Als we daarvan nog niet overtuigd waren, heeft de financieel-economische crisis het ons wel in één klap duidelijk gemaakt:
landen, economieën, banken, zijn zo met elkaar verbonden dat als er ergens iets mis gaat, anderen daar ook gevolgen van ondervinden. Dat geldt niet alleen voor de financiële crisis, die is uitgemond in een wereldwijde economische recessie, het geldt ook voor andere grote uitdagingen van onze tijd: klimaatverandering, de proliferatie van massavernietigingswapens, internationaal terrorisme, massale migratie, pandemieën. Grote uitdagingen, die geen enkel land in zijn eentje het hoofd kan bieden. Oplossingen vereisen collectieve actie.
Komt die internationale samenwerking van de grond? De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat we het nog niet weten. Het mondiale antwoord op de financieel-economische crisis stemde zeker hoopvol. De bijeenkomsten van de G20 waren niet alleen symbolisch, maar resulteerden ook in concrete afspraken, bijvoorbeeld over het tegengaan van protectionisme:
voor Nederland van groot belang! Maar het verloop van de klimaatconferentie in Kopenhagen en de uitkomst van die Top stelden vervolgens teleur.
Zowel binnen de G20 als in Kopenhagen hebben we duidelijk kunnen zien dat de Verenigde Staten en China een sleutelrol spelen in de wereld. Zoals de zaken er nu voorstaan, zullen de “G2” de komende decennia de belangrijkste actoren zijn in een asymmetrische, multipolaire wereld. Maar echt een duurzame, evenwichtige relatie is het niet, tussen die twee.
De Verenigde Staten en China zijn tot elkaar veroordeeld - de Amerikanen hebben op de pof kunnen leven dankzij Chinese leningen, en de Chinezen hebben hun ontwikkeling kunnen versnellen met Amerikaanse dollars - maar voelen zich niet echt thuis bij elkaar. Er wordt veel geïnvesteerd door de Amerikanen in een strategische relatie met China, maar het is vooralsnog vooral een kwestie van aftasten, en we zien de laatste weken juist ook weer openlijke spanningen, bijvoorbeeld rondom de waardering van de yuan en Google in China.
Veel concrete vooruitgang heeft het de wereld dus nog niet gebracht.
President Obama werd afgelopen december beloond met een Nobel Prijs voor de Vrede voor het scheppen van een nieuw internationaal klimaat. Maar we moeten nog zien of zijn uitgestoken hand ook wordt aangenomen. Het gejuich dat bij zijn aantreden klonk, lijkt goeddeels verstomd, zowel binnenslands als internationaal. Hoe kan het ook anders, als de verwachtingen zo hooggespannen waren terwijl de problemen zo groot zijn? Ook Obama, zelfs Obama, de leider van nog steeds het machtigste land ter wereld, kan het niet alleen.
Of China thuis zal geven, en zijn verantwoordelijkheid op het wereldtoneel zal nemen, moeten we nog afwachten. Op veel buitenlandspolitieke dossiers neemt China een terughoudende positie in: men bemoeit zich niet graag met andermans conflicten. Het buitenlands beleid van China is veel eenzijdiger economisch georiënteerd. Daarmee is niet gezegd dat dat beleid waardenvrij is: integendeel, door zich afzijdig te houden, door niet aan te dringen op respect voor mensenrechten, bijvoorbeeld, bestendigt China een klimaat waarin mensenrechtenschendingen worden gezien als een zaak van de eigen nationale overheid.
Dat is niet in lijn met wat de Europese Unie wil bewerkstelligen in de wereld. En ook niet met wat de Verenigde Staten doen, namelijk een buitenlandpolitiek voeren die ook is gebaseerd op waarden. Waarden als vrijheid, gerechtigheid en menselijke waardigheid. Onder invloed van de opkomende machten, de nieuwe spelers op het wereldtoneel, worden mensenrechten steeds vaker afgedaan als een Westerse uitvinding. Hun universaliteit wordt betwist, het hele concept komt steeds meer onder druk te staan. Vandaar dat ik wel heb gesproken over een toenemende morele schaarste in de wereld.
Dames en heren,
Het Nederlands buitenlands beleid is er op gericht landen zoveel mogelijk in te bedden in de internationale ordening die gebaseerd is op recht en regels. Als iedereen zich aan dezelfde regels houdt, ontstaat er een level playing field en dat is goed voor Nederland. Daaraan ontlenen wij bescherming en dat biedt ons ook kansen. Per slot van rekening zijn wij een land dat traditioneel sterk op het buitenland is gericht. We verdienen meer dan 70% van ons nationaal inkomen over de grens, met internationale handel en investeringen. U weet daar alles van, we hebben het aan onze export te danken dat we inmiddels weer uit de recessie zijn gekropen. Nederland zet zich in voor een stabiele internationale omgeving. Een omgeving waarin alle landen zich houden aan dezelfde spelregels. Dan heb ik het bijvoorbeeld over de succesvolle afronding van de Doha ronde, het bevorderen van aansluiting bij het Energiehandvest, of lidmaatschap van de WTO. Maar ik heb het óók over het bevorderen van de ratificatie van mensenrechtenverdragen en de uitvoering van die verdragen. Omdat het the right thing to do is, een morele plicht ten aanzien van de miljoenen mannen, vrouwen en kinderen wiens rechten worden vertrapt. Maar ook omdat een omgeving waarin de regels worden gerespecteerd, goed is voor Nederland, goed is voor het Nederlands bedrijfsleven.
Ik wil ons buitenlands beleid inzetten om een stevigere morele basis in de wereld te bewerkstelligen, en daarbij zoek ik zoveel mogelijk gelijkgezinde partners op: de Europese Unie en de Verenigde Staten voorop.
2. Europa: ons speelveld
Dames en heren,
Hoe wapenen we ons tegen de risico’s van een veranderende wereld die voor grote uitdagingen staat? Hoe bereiden we ons in die omstandigheden voor op onze toekomst?
Hier kom ik op de eerste duidelijke keuze die gemaakt moet worden: Nederland zal zich volop moeten inzetten om een sterke Europese Unie tot stand te brengen. Een Europese Unie die zich op het wereldtoneel kan manifesteren als de derde geopolitieke machtsfactor, naast de Verenigde Staten en China. In de komende tien jaar moeten we de ambitie hebben om van de G2 de G3 te maken. Als de EU in het komende decennium die slag niet maakt, dreigen we de boot te missen. Dan zal Europa, dan zal Nederland, zich moeten neerleggen bij hoe anderen in de wereld de zaken voor ons bepalen. Ook als die uitkomst ons niet aanstaat. We kregen daar in Kopenhagen al een voorproefje van. Een suboptimaal resultaat, omdat de EU onvoldoende in staat was een vuist te maken: te veel naar zichzelf keek en te weinig naar anderen.
Ik denk dat we in Europa alle zeilen moeten bijzetten om dat tij te keren. Om te knokken voor onze eigen plek aan tafel. Onze uitgangspositie is niet slecht. De Unie is onmiskenbaar een economische factor van belang in de wereld. Dankzij de interne markt en onze gemeenschappelijke munt, staan we er goed voor, ook al groeien anderen sneller. De Unie heeft tijdens de crisis adequaat gereageerd. Al zijn we er nog niet, de eerste vuurdoop hebben we doorstaan. Daarnaast is de Unie eerst en vooral ook een waardengemeenschap. Die waarden vormen het fundament onder het integratieproces, en bepalen voor een belangrijk deel de aantrekkingskracht van de Unie in de wereld. Daar moeten we niet mee marchanderen: dat is de belangrijkste reden dat Nederland strikt de hand houdt aan de toetredingscriteria voor nieuwe lidstaten. Wie erbij wil horen, moet laten zien dat hij de Europese waarden ten volle begrijpt en omarmt. Als we die criteria zouden loslaten, zouden we de Unie van binnenuit uithollen. Dat zou onze geloofwaardigheid in de wereld, en onze geloofwaardigheid ten opzichte van onze eigen burgers, niet ten goede komen.
De EU is dus een sterk merk. Maar in politiek opzicht schort er nog wel wat aan onze overredingskracht in de wereld. Daarop zullen we dus de komende periode moeten inzetten.
Nu we het Verdrag van Lissabon hebben, moeten we zorgen dat het gaat werken. De Vaste Voorzitter van de Europese Raad, Herman van Rompuy, en de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, Catherine Ashton, moeten het gezicht en de stem van de Unie in de wereld worden. De Europese Dienst voor Extern Optreden, zeg de diplomatieke dienst van de EU, moet een succes worden. Dat zal discipline en zelfbeheersing vragen van alle lidstaten, ook van ons land. Het besef dat een gezamenlijk extern beleid ons gewicht in de wereld vergroot, moet zwaarder wegen dan de wens om overal onze eigen driekleur te zien wapperen. Op termijn zouden we moeten streven naar één Europese zetel in de Veiligheidsraad, en één Europese vertegenwoordiging in de G20. Gemakkelijk zal dat niet zijn, en het zal ook zeker niet van vandaag op morgen zo gebeuren, maar het is wel de weg die we moeten gaan, willen we niet volledig versnipperd in de coulissen belanden.
Als we een rol van betekenis willen spelen op het wereldtoneel, dan zullen de lidstaten van de Unie moeten leveren, ook op militair gebied. Dat betekent dat we ook zullen moeten investeren in onze defensiecapaciteiten. In tijden van crisis is dat geen populaire boodschap, maar ik zeg het tòch: het zou kortzichtig zijn om in deze onzekere wereld, met zijn weerbarstige uitdagingen, en zijn vele crises in de maak, op defensie te bezuinigen.
Een sterke Europese Unie naast de VS en China is goed voor Nederland. We kunnen er immers niet blindelings op vertrouwen dat de Amerikanen wel borg zullen blijven staan voor onze veiligheid in de wereld. De VS zal zich, als Europa niet thuis geeft, steeds meer gaan richten op andere strategische partners. Maar als de EU zich als een politiek interessante speler zou manifesteren, dan winnen zowel de Europese lidstaten als de VS daarbij.
Dan zullen de traditionele bondgenoten, Europa en de VS, elkaar in de wereld kunnen versterken, en zal het voor China en andere regionale grootmachten lastiger worden af te wijken van de trans-Atlantische consensus. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat de VS en Europa samen de doorslag kunnen geven met betrekking tot veel van de uitdagingen waar we voor gesteld staan. Dat wij samen een beslissende factor kunnen zijn om positieve verandering in de wereld tot stand te brengen, vanuit onze gedeelde waarden. Maar dan moet de EU wel in die rol groeien. We kunnen als EU geen grote broek aantrekken als die vervolgens afzakt. Ik geef ons daarvoor de komende tien jaar de tijd. Nu worden de kaarten geschud, nu moeten we onze hand versterken.
Nog één kanttekening: de keuze om vol in te zetten op een sterke Europese Unie, wil natuurlijk niet zeggen dat Nederland niets meer op eigen kracht in de wereld zou moeten uitrichten. Natuurlijk blijven we betrekkingen met andere landen in de wereld onderhouden.
Sterker nog, met opkomende economieën bijvoorbeeld zie ik onszelf de komende tien jaar onze bilaterale betrekkingen alleen maar verstevigen. Omdat dat ook volop kansen biedt, niet in de laatste plaats voor het bedrijfsleven. Economische dienstverlening en economische diplomatie zijn kerntaken voor onze ambassades en consulaten waar niet op mag worden beknibbeld. Integendeel: daar moet juist een tandje bij, zeker in tijden van crisis en zeker in landen die de meest interessante perspectieven bieden voor het Nederlands bedrijfsleven. Dus maakt u zich geen zorgen dat u in de toekomst alleen nog maar bij een EU-kantoor zou kunnen aankloppen, dat is absoluut niet waar ik op doelde. Als het gaat om het aanknopen van strategische relaties in de wereld, dan moeten we onze kaarten zeker op de EU zetten:
we moeten inzien dat Nederland op zichzelf nooit de strategische partner zal zijn van grootmachten als China, India, Rusland. Met zijn zevenentwintigen staan we veel sterker.
Maar nogmaals, dat wil niet zeggen dat we niets meer aan bilaterale belangenbehartiging zouden doen: dat zijn gewoon twee verschillende dingen.
Dames en heren,
De tweede duidelijke keuze die ik zou willen maken, betreft de verduurzaming van onze economie. Die noodzaak is niet verdwenen nu sommige bevindingen van klimaatwetenschappers onder druk zijn komen te staan. We moeten ons beleid natuurlijk kunnen baseren op betrouwbare informatie over de omvang en de gevolgen van de klimaatproblematiek. Maar het is evident dat we de komende tien jaar grote stappen moeten maken: niet alleen in het licht van de klimaatdoelstellingen, maar ook om onze energievoorzieningzekerheid te garanderen. Fossiele brandstoffen zijn nu eenmaal eindig en afkomstig van een beperkte groep aanbieders, hetgeen een onwenselijke afhankelijkheid in de hand werkt. We moeten dus schoner en groener gaan produceren, we moeten bewuster gaan consumeren. Ik ben optimistisch dat wij deze omslag kunnen maken. En velen van u zijn met mij optimistisch. Uit de conferentiebundel spreekt hoop en vertrouwen dat de financieel-economische crisis als een wake up call kan worden aangewend, als een reset button.
Het besef dat het anders moet, lijkt wijdverbreid, en het geloof dat het anders kan, eveneens.
“We kunnen met de huidige technologie heel veel oplossen,” zegt Anne Jan Zwart, directeur van Ecostyle. En: “het kan morgen al een stuk duurzamer”, is de kop boven het interview met Meiny Prins, algemeen directeur van Priva. Daarin herken ik weer helemaal die Nederlandse ondernemingsgeest. Die wil om het waar te maken, die nieuwsgierigheid naar nieuwe wegen,
de durf ook om die wegen in te slaan. Duurzaamheid wordt niet gezien als iets dat op gespannen voet zou staan met ondernemen. Nee, het beeld van een win-win situatie overheerst juist.
In de Europese Unie richten we ons het komend half jaar op de herziening van de Lissabon strategie. Op wat er nodig is om de Europese economieën weer duurzaam op gang te krijgen,
nadat we vorig jaar van het ene overheidsingrijpen naar het andere korte termijn herstelplan gesprongen zijn. Volgende week spreekt de Europese Raad informeel al over de voorstellen van de Commissie, die zijn neergelegd in “EU2020”. Het hele proces zou in juni moeten zijn afgerond. Dat is goed, daaruit spreekt de urgentie die we ook mogen verwachten.
Innovatie is van wezenlijk belang om duurzame groei te realiseren. Tegelijkertijd zie je dat de post ‘R&D’ vaak de eerste is waar op bezuinigd wordt als het economisch tegen zit. In Nederland is tijdens deze crisis het onderzoek gelukkig zo veel mogelijk op peil gebleven.
Het kabinet heeft dan ook maatregelen genomen om dat belangrijke innovatieve onderzoek voor bedrijven te behouden. In totaal heeft de regering in 2009 en 2010 580 miljoen extra beschikbaar gesteld voor innovatie. Dat geld gaat naar: de WBSO-regeling (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk), waarbij de overheid een deel van de loonkosten voor R&D werkzaamheden compenseert, naar de regeling voor het behoud van kenniswerkers en naar high tech topprojecten. De grote belastingwijziging per 1 januari 2010 bevat ook een aantal fiscale maatregelen om innovatie te stimuleren. De belasting op winsten behaald met innovatieve activiteiten is verlaagd van 25,5% naar 5%. Met deze nieuwe innovatiebox is jaarlijks een belastingverlaging gemoeid van 625 miljoen euro.
De 3% innovatiedoelstelling uit de Lissabon strategie, waarbij de overheid 1% voor haar rekening neemt en het bedrijsleven 2%, heeft Nederland niet gehaald. We zijn blijven steken op ongeveer 0,7% die de overheid uittrekt voor innovatie, en ongeveer 1% die vanuit het bedrijfsleven wordt bijgedragen. Dat moet de volgende jaren beter! Daar spreek ik mezelf op aan, en daar spreek ik u, als vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, ook op aan. Innovatie is een gedeelde verantwoordelijkheid en ons beste ticket voor de toekomst. Het vermogen om nieuwe kennis en technologie te genereren, te absorberen en toe te passen is voor onze open economie van groot belang. Daar moeten we ons dus gezamenlijk maximaal voor inspannen.
We moeten heel goed kijken naar de sectoren waarin we in Nederland ons geld verdienen.
Dáár ligt onze meerwaarde; dáár moeten we onze kansen pakken en uitbouwen. Als we dat slim en innovatief weten te doen kunnen we zowel het milieu dienen als duurzame economische groei en werkgelegenheid scheppen in eigen land. De doelstelling van CO2 reductie moeten we vooral ook behalen door middel van technologische innovatie. Daar bewijzen we onszelf niet alleen een dienst mee, er is in de wereld ook ontzettend veel vraag naar duurzame technologieën. Op het gebied van energie bijvoorbeeld: denk aan investeringen in biobrandstoffen. Hiervoor is speciale agrarische kennis nodig in combinatie met mondiale logistieke mogelijkheden en de chemiesector. Allemaal sterke punten van ons land. De opslag van CO2 is een ander voorbeeld. Voordat we de transitie hebben gemaakt naar een energievoorziening die aanzienlijk minder afhankelijk is van fossiele brandstoffen of steenkool, zijn we tientallen jaren verder. In de tussentijd moeten we iets doen aan de opslag van CO2: Nederland beschikt over de kennis en heeft de velden beschikbaar. Laten we daar dan ook in investeren! Onze capaciteit op het gebied van water kunnen we mondiaal inzetten bij het beschermen van mensen en hun bezittingen tegen de stijgende zeespiegel. Dit zijn zo maar wat voorbeelden, maar u begrijpt maar ik heen wil: waar we nu al excelleren, moeten we in de nabije toekomst duurzaam gaan excelleren: daarin kunnen we onderscheidend zijn,
een voorsprong nemen op onze concurrenten, dáár zit ‘m de win-win situatie.
Dat excelleren moet dan ook wel mogelijk zijn. Wat dat betreft is de gedachte om het toptarief in de inkomstenbelasting te verhogen naar 60% natuurlijk heel onverstandig. Afgezien van het feit dat ons toptarief met 52% al heel hoog is in vergelijking tot andere landen is het natuurlijk nooit verstandig om prikkels tot hard werk en winst weg te halen. Als je nu de schwung uit onze economie wilt halen, dan moet je dat doen. Want wat is er onverstandiger dan het hier in Nederland onaantrekkelijk maken om ergens goed in te zijn? Wil je de mensen behouden die het geld voor Nederland moeten verdienen – waar ik het net over had – dan moet je ze natuurlijk niet wegjagen. Met een 60% tarief zouden we internationaal uit de pas lopen en moeten we niet gek staan te kijken dat onze hoogwaardige kennis naar het buitenland vertrekt.
Met alle economische gevolgen van dien. Ik noem het 60% toptarief een klassieke fout die Nederland en de Nederlanders op den duur alleen maar armer zal maken.
3. Nederland: het vertrouwen herstellen
Dames en heren,
De financieel-economische crisis is voor alles ook een vertrouwenscrisis. Het imago van de banken heeft een gigantische knauw opgelopen. Mensen die zich eerder nooit in het bankwezen verdiepten, lezen nu massaal “De Prooi’ van Jeroen Smit en trekken hun eigen conclusies – en het laat zich raden in welke richting die gaan. Ontluisterend. Schandalig. Over onze rug. Dat zijn terechte gevoelens. Mensen zijn onzeker over de toekomst vanwege de crisis: houd ik mijn baan? Zullen mijn kinderen het later nog wel zo goed hebben? Velen twijfelen daar aan. Die onzekerheid vertaalt zich al snel in een gebrek aan vertrouwen in de instituties van onze samenleving: de overheid, de politiek, de bankiers, de top van het bedrijfsleven…allemaal dezelfde pot nat. Wie kun je nog vertrouwen?
We kunnen dat vertrouwen alleen herstellen met een helder en eerlijk perspectief. Met concrete antwoorden en maatregelen. Duidelijke keuzes dus. Dat is in elk geval wat ik wil.
Geen conservatieve houding. Dus niet terug naar vroeger, alles bij de overheid neerleggen,
marktwerking terugdraaien. Ook niet, wat sommige politieke partijen doen, de samenleving voeden met nòg meer wantrouwen. De schuld bij anderen leggen zonder zelf met echte oplossingen te komen.
We moeten ons realiseren dat er ook tussen overheid en samenleving sprake is van een vertrouwenscrisis. Net zoals tussen groepen mensen in onze samenleving. En tussen binnenland en buitenland. In mijn eigen functie loop ik vaak tegen dat laatste aan:
ik ben overtuigd van de noodzaak van een actief buitenlands beleid, omdat internationale ontwikkelingen zo’n groot stempel drukken op ons nationale wel en wee. Willen we die internationale ontwikkelingen bijbuigen in een richting die voor ons land gunstig is, dan zullen we mee moeten doen in de wereld, erbij moeten zijn. Maar er zijn grote groepen burgers – en ook politici – die helemaal geen heil zien in zo’n actieve Europese en internationale opstelling. Die zich liever achter onze dijken willen terugtrekken,
in de ijdele hoop dat de storm dan vanzelf overwaait. Het buitenland wordt gewantrouwd:
Waarom moeten wij onze militairen naar verre oorden sturen? Wat is eigenlijk het nut van een wijdvertakt netwerk van diplomatieke vertegenwoordigingen? Waarom doen we zo ons best in Brussel, en bij de VN in New York? We willen zeker weer het beste jongetje van de klas zijn? Nee, we zijn in de wereld actief om onze belangen te behartigen, om onze welvaart, onze werkgelegenheid, onze veiligheid, ons milieu, onze gezondheid en onze manier van leven, in vrijheid, zeker te stellen. Maar die boodschap wordt argwanend aangehoord.
Het is belangrijk om na te denken over de vraag waar al dat wantrouwen vandaan komt, en hoe het kan worden omgebogen. Voor mij is dat misschien wel de meest essentiële vraag die in het afgelopen jaar is bovengedreven. Een vraag die we moeten beantwoorden. Ook hier, in onze eigen samenleving, zoek ik het antwoord in een “moreel reveil.” Een moreel reveil als derde duidelijke keuze, als belangrijke randvoorwaarde voor duurzaam herstel. Dat geldt voor de banken, zeker. Jan Hommen, bestuursvoorzitter van ING, heeft 100% gelijk als hij zegt dat als je geld van de samenleving hebt gekregen, je daar heel voorzichtig mee moet zijn.
De sky is niet the limit, de menselijke maat moet weer centraal komen te staan. De excessen die zich hebben voorgedaan in de aanloop naar deze financieel-economische crisis mogen zich niet herhalen. Want de reële economie, ons bedrijfsleven, de werkende bevolking, moeten nu en in de toekomst de klappen opvangen van de financiële malversaties die anderen in gang hebben gezet. Dat is niet aanvaardbaar. Het is duidelijk dat er regels aan te pas zullen moeten komen, om herhaling van zetten te voorkomen. Business as usual is simpelweg geen optie meer, daar zijn we het wereldwijd over eens.
Maar het moreel reveil dient verder te reiken dan het bankwezen. Iedereen in onze samenleving moet daarvan doordrongen raken. Dat je niet alleen leeft voor jezelf, maar ook rekening hebt te houden met anderen, met je omgeving, met de generaties die na je komen. Dat je niet alleen rechten hebt, maar ook plichten. Dat het leven bestaat uit lusten en lasten.
Waarden als rentmeesterschap, solidariteit, verantwoordelijkheid en respect moeten weer centraal komen te staan in de interactie tussen mensen.
Gelukkig wordt dat gevoel breed gedeeld. U hoeft de conferentiebundel er maar op na te slaan en de goede voornemens en ideeën spatten van de bladzijden. Ik ben het niet met Donald Kalff eens dat maatschappelijk verantwoord ondernemen nog steeds een vijgenblad is.
Ik kom zoveel bedrijven tegen die hun verantwoordelijkheid op het gebied van MVO heel serieus nemen, ik denk echt dat Nederland hier een voortrekkersrol vervult. Een voortrekkersrol, die, zeg ik er bij, ons concurrentievermogen juist ten goede kan komen, zeker in een wereld die inzet op duurzaam herstel. Daar heb je het weer: ondernemen en maatschappelijk verantwoord bezig zijn staan niet op gespannen voet met elkaar: het is een win-win situatie.
Natuurlijk komt MVO niet altijd vanzelf tot stand, en ik ben ook niet van de school die zegt dat alles alleen maar op vrijblijvende basis moet gebeuren. Wet- en regelgeving kan de zaken zeker bespoedigen. Bijvoorbeeld door bedrijven die overheidssubsidie ontvangen, vooraf te laten verklaren dat zij hebben zekergesteld dat hun eerste toeleverancier geen gebruik maakt van kinderarbeid. Of door in Europees verband na te denken over handelsmaatregelen ter ondersteuning van de strijd tegen kinderarbeid. Ik denk dat overheid en bedrijfsleven hierin ieder een eigen verantwoordelijkheid hebben, maar dat we wel steeds meer als partners optrekken, omdat onze belangen in de wereld - duurzaam herstel! – gelijk oplopen.
De overheid moet zorgen voor heldere regels en toezicht. Dat betekent uitdrukkelijk niet dat we de zaak moeten dichtreguleren. Ik heb mijn geloof in de markt niet verloren als gevolg van deze crisis. Ik weet zeker dat juist ondernemerschap ons uit deze crisis zal trekken. Ik vind het dan ook volstrekt ongewenst dat de Crisis- en Herstelwet in de Eerste Kamer wordt tegenhouden. Die wet – die goed en zorgvuldig is - hebben we juist nu keihard nodig om zonder veel rompslomp te kunnen bouwen en wegen aan te leggen. Die wet is essentieel voor de werkgelegenheid en voor een betere bereikbaarheid in deze crisistijd. De nu ingezette vertraging kost ons werkgelegenheid. Nu al zitten 45.000 bouwvakkers zonder werk. Dit kost botweg banen door het klakkeloos accepteren van bureaucratie.
Dames en heren,
Duurzaam herstel in Nederland zal tot stand komen door ondernemerschap, door goede ideeën en innovatie, door investeringen in producten van de toekomst, die ons winst en welvaart zullen opleveren. Wel moeten we uit de financieel-economsiche crisis lering trekken: de markt kent ook verleidingen, waar de menselijke natuur kennelijk slecht tegen bestand is. Die verleidingen moeten we dus afschermen, met regelgeving en toezicht die op principes gestoeld zijn.
We moeten ook zorgen voor houdbare overheidsfinanciën. De heroverweging met als doel het terugwinnen van 35 miljard euro op de overheidsbegroting moet niet het voorzichtige economische herstel dat zich heeft ingezet, in de kiem smoren. Wel moet ze resulteren in duurzame maatregelen om het overheidstekort en de staatsschuld binnen afzienbare tijd af te bouwen. Dat zijn we de volgende generaties verplicht. En het is ook het juiste signaal aan onze Europese partners, van wie we dezelfde discipline verwachten. Een gezond financieel beleid van de overheid is een voorwaarde voor een goed functionerende maatschappij, waarin mensen solidair en onderling verbonden met elkaar samenleven en waarin toekomstgericht wordt gewerkt en geïnvesteerd.
Solidariteit in de samenleving wordt ook gestimuleerd, waar de overheid een stap terug doet.
Niet alles hoeft voor de burger bedacht en uitgevoerd te worden: mensen moeten zelf ook in staat worden gesteld hun verantwoordelijkheid te nemen. Bijvoorbeeld op het gebied van
gezondheid, kinderopvang, welzijn en wonen. Hier is de collectivisering van de persoonlijke verantwoordelijkheid doorgeslagen. Was het nou echt nodig dat opa’s en oma’s betaald kregen voor de opvang van hun kleinkinderen, die ook vrijwillig en informeel had kunnen geschieden? De beslissing deze subsidie terug te draaien is terecht: de overheid moet de samenleving ook ruimte willen bieden om te werken aan zijn eigen verantwoordelijkheid.
Als we het over ontwikkelingssamenwerking hebben, wijzen we wel eens op het gevaar van donorafhankelijkheid, die geestdodend en verlammend zou werken. Precies hetzelfde mechanisme doet zich natuurlijk voor in onze eigen samenleving: als de overheid zich overal verantwoordelijk voor weet, haakt de burger vanzelf af. Mensen worden er niet gelukkiger of weerbaarder op als alles voor ze wordt geregeld. Een slimme overheid houdt gepaste afstand en laat ruimte aan burgers om zelf hun verantwoordelijkheid te nemen.
Dames en heren, ik rond af.
De tien jaar die voor ons liggen, zijn bepalend. Om van een G2 naar een G3 te groeien, en de Europese Unie zodanig uit te rusten dat zij volmondig kan opkomen voor de Nederlandse strategische belangen in de wereld. Om de verduurzaming van onze economie te bestendigen. En om het vertrouwen in onze samenleving terug te winnen, op basis van waarden als rentmeesterschap, solidariteit, respect en verantwoordelijkheid. Als we deze drie duidelijke keuzes maken, een keuze voor de EU, een keuze voor verduurzaming, een keuze voor vertrouwen door waarden, dan kunnen we over tien jaar, tijdens de 58e Bilderbergconferentie, wellicht spreken over duurzaam succes. Dan heeft het herstel dat we vandaag inzetten, tot resultaten geleid. Ik zie u graag over tien jaar terug, en in de tussentijd is er werk aan de winkel. Dank u wel.