Cuypers: architectuur met een missie
Toespraak van staatssecretaris voor Europese Zaken Frans Timmermans bij de opening van de tentoonstelling "Cuypers, architectuur met een missie" in het Nederlands Architectuurinstituut te Maastricht.
[Inleiding]
Om aan te sluiten bij de interessante woorden van Mgr. De Jong, wist u dat het Rijksmuseum de spottende bijnaam "bisschoppelijk paleis" kreeg, meteen na de opening in 1885? De opening werd zelfs een "wijding" genoemd. De rooms-katholieke Cuypers werd door niet-katholieken beschuldigd van het gebruik van gotische stijlelementen die in die tijd typerend waren voor het emanciperend katholicisme. Het protestantse deel van Nederland vond dat totaal ongepast voor een nationaal museum. En er waren dan ook uitgesproken critici, zoals schrijver Carel Vosmaer die het museum omschreef als "de bontgesmukte woning van een rijk geworden parvenu" en vond het gebouw "het droevigste gebouw dat men voor een museum kan uitdenken". En het was koning Willem III die er niet over peinsde het door een paapse architect gebouwde rijksmuseum te openen: ”ik zal nooit een voet in dat klooster zetten.”
Breed respect voor Cuypers en zijn bouwkunst is er natuurlijk wel gekomen, getuige ook de vele activiteiten en tentoonstellingen die in vele steden in het land worden georganiseerd in dit memorabele Cuypersjaar. Prachtige tentoonstellingen en voorstellingen, en zelfs een heuse musical over het leven van Pierre Cuypers, volgend jaar in mei!
Kortom, we hebben het hier over een bijzondere man, in vele aspecten. En wat heeft hem dan tot de bijzondere man gemaakt, die gebouwen heeft ontworpen waarvan het cultuurhistorisch belang nationaal en internationaal wordt erkend?
[pragmatisch-idealisme]
Als lezend over Cuypers kom je tot de conclusie dat hij het best te typeren is als een pragmatisch idealist. Idealist omdat hij niet zo maar ontwierp. Hij probeerde met zijn werken de samenleving te beïnvloeden en een maatschappij in verval te verbeteren. Fel gekant tegen industriële productie en tegen de opkomst van het commerciële bouwbedrijf, zag Cuypers het gildenmodel als de hoeksteen van de samenleving. Belangrijke drijfveer voor zijn visie was ook de toe stemming van de overheid in 1853 aan het katholieke volksdeel om weer kerken te bouwen. Iets wat hij met verve heeft gedaan, meer dan honderd, met torens die telkens net ranker en hoger waren, zodat de gehele stadsbevolking niet om de emancipatie van het katholicisme heen kon. Cuypers verwonderde zich over zijn eigen tijd en probeerde dus houvast te vinden in de duidelijke verhoudingen van de Middeleeuwen.
Een dergelijke zoektocht is vandaag de dag in Nederland ook zichtbaar. Nederlanders zijn op zoek naar zekerheid, het zelfvertrouwen correspondeert niet met de groeiende welvaart en de naar verhouding invloedrijke rol die we hebben in Europa en de wereld. De veranderingen in de samenleving van vooral de afgelopen twintig jaar hebben die onzekerheid in de hand gewerkt. Zo bestaat voor miljoenen Nederlanders de indruk dat ze ineens zijn wakker geworden in een land dat van kleur is verschoten. Het immigratievraagstuk is veel te lang buiten de discussie gelaten. Werkelijke integratie betekent niet dat we elkaar met rust laten en zodoende langs elkaar heen leven, zoals dat ook tijdens de verzuiling gebeurde.
[Cuypers als pragmatisch architect]
‘If a building becomes architecture, then it is art’ zegt de Deense ontwerper/architect Arne Jacobsen. Cuypers’ werk werd eerst verguisd als politiek geïnspireerde katholieke bouw, maar in het laatste kwart van de negentiende eeuw kreeg hij terecht meer erkenning als kunstenaar. Hij bouwde niet als projectontwikkelaars en aannemers heden ten dage, die voldoen aan het programma van eisen en dat is het dan.
Zijn Europese neogotiek kenmerkte zich door realistische en eerlijke bouw. Zijn idealisme uitte zich niet in utopische bouw. Hij zette zich ook af tegen de ‘stucadoorsgotiek’ die uitsluitend op uiterlijke vormen was gericht. Architectonische vormen dienden te worden gerechtvaardigd door een constructieve noodzaak. En bij de verwerking van middeleeuwse facetten in zijn bouwkunst verloor hij het pragmatisme en de moderniteit niet uit het oog. Hij gebruikte b ijvoorbeeld moderne bouwtechnieken en technische installaties als verwarming en warmwatervoorziening, zoals in het op deze tentoonstelling centraal staande Kasteel ter Haar. Hij was ook pragmatisch bij het gebruik van verschillende inspiratiebronnen en bouwstijlen zoals bij het eclectische ontwerp van het rijksmuseum.
Zijn talent als architect bij het streven naar Gesamtkunst, het totaalconcept voor architectuur en daaraan ondergeschikte kunst bij het interieurontwerp, brengt hem in vele landen in Europa en leverde hem honderden opdrachten op.
[Limburgse architecten: eigenzinnig en onderwijs]
Het moet gezegd dat eigenzinnigheid een bijzonder kenmerk van de man was. Dat begon al bij zijn opleiding toen hij voor de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen koos in plaats van de Universiteit Delft. Dat leverde hem een flink meningsverschil op met Koning Willem III. Die vond dat échte architecten uit Delft kwamen. Maar Cuypers vond dat je daar bouwkunde leerde, en niet zoals in Antwerpen… bouwkunst.
Maar Cuypers is daarin niet de enige. Limburg grossiert in goede en vooral eigenzinnige architecten. Neem bijvoorbeeld Jo Coenen, Francine Houben en Wiel Arets, die alle drie een creatieve en innovatieve eigenheid hebben waar je jaloers op kunt zijn!
[overeenkomst 1: aansluiten bij omgeving]
Een belangrijke overeenkomst tussen Cuypers en deze drie architecten is volgens mij dat ze een bouwwerk laten aansluiten bij het landschap en het karakter van de omgeving. Zo was Cuypers zich er heel bewust van dat bouwen op de plaats van het centraal station in Amsterdam voor de Amsterdammers als een traumatische ingreep werd gezien. Het was namelijk sinds eeuwen het open havenfront, de toegang van de schepen tot de stad. Met was bang dat het waarmerk van de stad zou worden geruïneerd. Cuypers moest er iets markants voor in de plaats zetten.
Ook het rijksmuseum zou een breuk in de stad teweeg brengen. Om de stadsdelen met elkaar te verbinden heeft Cuypers daarom een verbindingsweg dwars door het gebouw gemaakt.
Ook Coenen, Houben en Arets sluiten aan bij kenmerken van de omgeving of gebruiken materialen uit de streek of historische structuren. Bij Coenen gaat het bijvoorbeeld om de wisselwerking tussen gebouw en stad die hij probeert te verweven tot een nieuwe eenheid. Houben gaat uit van het ‘geheim van de lokatie ’ waarbij intuïtie en esthetiek een belangrijke rol spelen. Arets’ ontwerpen dragen duidelijk het besef van historische continuïteit. Hierin zijn dus duidelijk overeenkomsten te ontdekken met het werk van Cuypers.
[ovk 2: materialen]
Cuypers greep ook terug op historische bouwwijzen. Hij ging met de rugzak het Limburgse land in, wandelen en observeren. Zijn tijdgenoot Antonio Gaudi zei al: ‘The architect of the future will build imitating nature, for it is the most rational, long-lasting and economical of all methods’. Cuypers gebruikte natuurlijke materialen uit de streek waar hij bouwde zoals hier in Limburg bijvoorbeeld mergel. Ook verwerkte hij historische baksteenversieringen uit de streek, zoals we die kunnen zien op het Cuypersmuseum in Roermond.
[ovk 3: onderwijs]
Een andere parallel die enorm belangrijk is voor de architectuur en de kunsten in het algemeen is de wil om kennis over te dragen. Cuypers was een docent in hart en nieren. Vele architecten heeft hij in zijn lange loopbaan enthousiast gemaakt voor vernieuwende architectuur. In de tijd dat hij Kasteel De Haar restaureerde in 1897 werd hij door zijn leerlingen op handen gedragen en door sommige journalisten ‘De Meester’ genoemd. Een groter verschil met zijn verguisde begintijd is nauwelijks denkbaar. Ook de drie genoemde hedendaagse architecten hebben enorme geestdrift en enthousiasme voor lesgeven en hebben daarbij zelf ook vast veel plezier in de uitwisseling met studenten.
En wat zij misschien niet beseffen is dat die kennisoverdracht meer doet dan alleen het opleiden van jonge architecten. Zo is Cuypers met zijn grote drive in lesgeven namelijk enorm belangrijk geweest voor de emancipatie van de architect als kunstenaar.
[ovk 4: kleuren]
Het gebruik van kleuren is ook een overeenkomst, een trend die je overigens meer algemeen ziet tegenwoordig. Zo zijn heldere steriele museumzalen uit, creativiteit met kleuren en gebruik van een hele zaal als beleving, is in.
[ovk 5: internationaal]
Cuypers was een échte Europeaan. Uit de overlevering kan worden opgemaakt dat hij 92 studiereizen heeft gemaakt, met name naar continentaal Europa. 31 keer Duitsland, 23 keer Frankrijk, 22 België maar ook andere Europese landen. Daar zijn de bezoeken aan de werkplaatsen van door hem in het buitenland gestarte bouwwerken niet eens bij opgeteld. Cuypers biograaf Wies van Leeuwen sprak niet voor niets van de ‘vliegende architect’.
Dat is een vijfde overeenkomst. De wereld kent inmiddels vele voorbeelden van de kwaliteit van Nederlandse architectuur. Ook Limburgse architecten laten zich daarbij van hun beste kant zien.
[Frits Peutz]
En uiteraard mag ik hier een andere vermaarde Limburgse architect niet ongenoemd laten: Frits Peutz. Vernieuwend waren veel van zijn ontwerpen van het ‘Nieuwe Bouwen’, met gebruik van destijds nieuwe bouwmaterialen beton, glas en staal.
Het ‘Glaspaleis’ in Heerlen, enkele jaren geleden onder leiding van Jo Coenen en Wiel Arets gerestaureerd, is daarvan een fraai voorbeeld. Kerken heeft hij ook gebouwd, ook hier in Maastricht, waarbij hij door gebruik van mergel meer aansloot bij traditionele architectuur.
Als architect is hij lang ondergewaardeerd. Dat kwam omdat hij niet internationaal georiënteerd was en vooral in Limburg bouwde. Hij was zeker eigenzinnig te noemen. Tijdgenoten wisten niet goed raad met zijn veelzijdigheid: “Alweer iets nieuws. Van Peutz kun je alles verwachten” was een veel gehoord commentaar. De waardering is er nu gelukkig wel.
[belang van kunsten in samenleving]
Ik loof kunstenaars in Nederland en ben groot voorstander van een divers en l evendig cultureel leven in Nederland. Boeken, toneel, film, kunstwerken, design en architectuur dagen de geest uit. Dragen bij aan de ontwikkeling van ruimdenkende mensen. Mensen die de capaciteit hebben om innovatief en creatief te denken, creëren dynamiek. En het is die dynamiek in kunst en cultuur die aanjager is van dynamiek in de samenleving.
[internationaal cultuurbeleid]
Op het terrein van het Internationaal Cultuurbeleid (ICB) werken collega Plasterk en ik nauw samen, zoals de uitnodiging die u allen voor deze prachtige dubbel tentoonstelling mocht ontvangen ook mooi illustreert.
We hebben direct na ons aantreden het internationaal cultuurbeleid krachtig ingezet. Collega Plasterk heeft in zijn eerste beleidsstuk ‘Kunst van leven’ het internationaal cultuurbeleid een prominente plek gegeven, en dat is wel eens anders geweest. Het internationale cultuurbeleid is niet altijd een geï ntegreerd onderdeel van het nationale beleid geweest. Ik ben dus zeer blij met deze sterke start voor het ICB. Doel van het kabinet is - en zo staat dat letterlijk op p5 van de nota- “te zorgen dat Nederland op het gebied van de kunsten zijn koppositie in internationaal opzicht behoudt, versterkt, dan wel verkrijgt”. Architectuur wordt in het kader van dat internationale excelleren met naam en toenaam genoemd.
Taak van de overheid is voorwaarden te scheppen waarin Nederlandse kunstenaars, musea en instellingen kunnen excelleren. Een instelling als het NAi heeft hierin een primaire taak. De locatie van het NAi op dit aloude kruispunt van Europese wegen, biedt daartoe bij uitstek alle mogelijkheden. Etalage en uitkijkpost tegelijk, zo zie ik de functie van het NAi in Maastricht.
Grensoverschrijdende samenwerking met de omliggende landen is een voor de hand liggende en vaak vruchtbare vorm van samenwerking. Een mooi voorbeeld daarvan ligt hier niet zo ver vandaan. Bij Essen in de Zeche Zollverein, heeft het OMA van Rem Koolhaas een oud mijnen-complex mogen verbouwen tot een creat ieve industrie pool. ‘Ruhr 2010’ zal architecten maar ook vele andere Nederlandse kunstenaars de mogelijkheid bieden zich in het buurland én internationaal te profileren. Het ligt in mijn intentie om de Nederlandse culturele betrokkenheid bij deze activiteiten aan te moedigen en zo goed mogelijk te faciliteren.
Bij architectuur kan de overheid echter ook meer direct en letterlijk haar ‘ steentje bijdragen’. De opdrachten die Cuypers kreeg, zijn daarvan goede voorbeelden. Maar ook in deze tijd speelt de overheid een belangrijke rol als opdrachtgever van vernieuwende, gedurfde bouw die ook een internationale uitstraling hebben.
Buitenlandse Zaken draagt daaraan (bescheiden) bij met de bouw van ambassades als visitekaartje van wat Nederland te bieden heeft. Berlijn natuurlijk, maar ook op minder bekende plekken als Warschau, Kiev, en Maputo.
[tot slot]
Als u mij toestaat, in mijn werk zie ik mijzelf ook een beetje als een kunstenaar.
Europa is namelijk ook een ‘gesamtkunstwerk’ van formaat – we hebben een mooi maar realistisch ideaalbeeld. Veel moet er gebeuren om dat beeld te bereiken, maar het is zeker de moeite waard om er hard aan te werken.
Maar volgens mij is het met architectuur net zo eenvoudig als werken aan Europa, zoals Ludwig Mies van der Rohe als heel scherpzinnig zag: ‘Architecture starts when you carefully put two bricks together. There it begins.’
Ik wens u heel veel plezier op deze prachtige expositie en met het vervolg van het Cuypersjaar! Dank u wel.