Beijen lezing
Gelegenheid: Beijen lezingDames en heren, goedemiddag,
Dank voor de hartelijke ontvangst hier in het Gele Kasteel – ook al ligt het ‘Achter Woerden’. Het roemruchte Gele Kasteel mag ik wel zeggen, je voelt gewoon de geschiedenis als je hier binnenstapt. Daar ben ik als Leienaar wel gevoelig voor. Ik heb zelf natuurlijk menig uur in mijn Sociëteit doorgebracht – die overigens nog net ietsje historischer is: Minerva viert deze zomer haar 39e lustrum, uw corps volgt in 2011. Maar goed, laten we niet pietluttig doen over die twee jaar die Leiden voorligt op Utrecht - we hebben het tenslotte over een periode van 195 jaar bloeiend studentenleven in Nederland!
We zijn hier, één week voor de Europese verkiezingen, bij elkaar om over Europa te spreken. Ja ja, denkt u misschien, Europa, wat moet ik ermee? Nou, de eerste misvatting die ik wil wegnemen is dat u iets met Europa zou moeten. Het gaat er veel meer om, wat u met Europa kunt. Wat Europa u te bieden heeft, en wat u Europa kunt bieden.
Ik neem u even mee terug in de tijd. Naar het verscheurde Europa op de puinhopen van de Tweede Wereldoorlog. De tweede wereldoorlog in een kwart eeuw tijd. Een oorlog tussen buren, waarin de rest van de wereld werd meegezogen. Een oorlog waarvan de verschrikkingen altijd op ons netvlies moeten blijven staan, als les voor de toekomst. Hoe die toekomst moest worden vormgegeven, daar dacht men in 1945 hard over na. De Verenigde Naties zagen het levenslicht, de Bretton Woods instituties kregen vorm. De Marshallhulp kwam op gang. Europa herstelde zich. Tenminste, een deel van Europa – het Oosten was inmiddels van ons afgesneden door het IJzeren Gordijn en werd door de straffe hand van de Sovjet Unie aangestuurd. In die tijd riepen de mensen op straat om Europese samenwerking. Voor de mannen en vrouwen die zoveel verschrikkingen hadden meemaakten, was de noodzaak van die samenwerking evident. Zij dachten: dit nooit weer. Zij dachten: we moeten het anders doen, we moeten het samen doen. Het waren mannen en vrouwen met een droom. En uit hun midden stonden visionaire leiders op, die durfden te werken aan die droom: Jean Monnet, Robert Schumann.
En in Nederland Max Kohnstamm, Marga Klompé. En onze eigen minister van Buitenlandse Zaken Wim Beijen, aan wie deze lezing een eerbetoon is. Als lid van het Utrechtsch Studentencorps was Beijen buitengewoon actief, vooral op het gebied van toneel. In zijn biografie zag ik een foto van hem in jurk en pruik, niet van echt te onderscheiden1. Tsja, dat heb je met een ongemengd corps – dan moet je het allemaal zelf doen. Als minister van Buitenlandse Zaken drukte diezelfde Beijen later zijn stempel op de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap. Hij was één van de eerste Nederlandse politici die sterk geloofde in Europese eenwording en daar ook naar handelde.
Uit het idealisme van deze mannen en vrouwen werd de Europese Unie geboren. Een halve eeuw later heeft het “steeds hechtere verbond tussen de Europese volkeren” ons welvaart en stabiliteit gebracht. Een oorlog tussen lidstaten van de EU, die mijn ouders en uw grootouders nog meemaakten, is vandaag de dag ondenkbaar geworden. Ondenkbaar. In het tijdsbestek van één generatie zijn we er enorm op vooruit gegaan. Die stijging van onze welvaart is vooral ook te danken aan de economische integratie binnen de EU: van douane-unie naar interne markt, met gezamenlijke buitengrenzen en – voor 16 van de 27 lidstaten - een gezamenlijke munt. De euro. Nederland heeft als handelsnatie altijd buitenproportioneel van de Europese integratie geprofiteerd. En ook vandaag nog: in 2008 was ons land, na Duitsland, de grootste exporteur binnen de EU. Voor de helft bestaat deze export uit wederuitvoer naar het Europese achterland2. En onze buitenlandse investeringen komen ook voornamelijk in de EU terecht. Die integratie levert ons dus gewoon harde pecunia op.
Minstens zo belangrijk is dat de EU zich als een overtuigende waardengemeenschap heeft gemanifesteerd in de wereld. De EU staat voor democratie, voor vrijheid, voor mensenrechten. Om die idealen is het allemaal begonnen. En de uitstraling van die idealen is nog steeds enorm. Op die aantrekkingskracht mogen we trots zijn, die moeten we ook in stand houden. De uitbreiding met de voormalige Oostbloklanden, nu vijf jaar geleden, maakte Europa één. Een historisch onrecht, de deling van Europa, werd rechtgetrokken. Jarenlang waren deze landen tegen hun zin in een communistisch keurslijf geperst. Na de Val van de Muur heeft de EU deze landen geholpen bij hun transformatie tot democratische markteconomieën. Toen ze er klaar voor waren, zijn ze in 2004 in de Europese familie opgenomen. Een heel bijzonder moment. Emotioneel ook, zeker voor wie in de sfeer van de Koude Oorlog is opgegroeid.
Al met al heeft het vijftien jaar geduurd voor die Oostbloklanden toetraden tot de EU. Eerst moesten ze worden “klaargestoomd” voor het lidmaatschap. En dat betekende: pijnlijke hervormingen doorvoeren. Dat proces onderstreepte ook het exclusieve karakter van de club. Je mag er bij horen, je bent van harte welkom, als je de waarden omarmt die ten grondslag liggen aan het Europese project. Als je voldoet aan alle criteria voor toetreding. En die criteria liggen ook op het immateriële vlak: dan hebben we het over de rechtsstaat, over democratie, over respect voor mensenrechten, over respect voor minderheden. Die waarden zijn overigens geen abstractie, ze zijn juist heel tastbaar. En van levensbelang! Leest u maar eens het boek van Misha Glenny, “McMafia”3. Daarin staat heel helder beschreven hoe globalisering de georganiseerde misdaad in de kaart speelt. En wat zien we, juist in die landen waar de rechtsstaat nog terra incognita is, vindt die misdaad een dankbare voedingsbodem. Verrassend is dat niet, dichtbij is het wel. We hebben het over de landen aan onze buitengrenzen: de landen op de Balkan, de Kaukasus, Rusland. Als Europese Unie zitten we niet te wachten op gecriminaliseerde samenlevingen als buurlanden, laat staan dat we ze binnen willen halen. En dus blijven we hameren op die waarden: democratie, mensenrechten, de rechtsstaat. Dat is geen loze retoriek, nee dat betekent heel concreet: het leven van ons, Europese burgers, veiliger maken. En tegelijkertijd: hervormingen in die landen stimuleren. Zodat ze zich in onze richting ontwikkelen, en niet nog verder van ons afdrijven, met alle gevaren van dien.
Het exclusieve karakter van de EU moet dus wat mij betreft absoluut in stand blijven. We moeten zeker weten dat landen er klaar voor zijn. Zolang dat niet het geval is, blijft de deur gewoon dicht. Dat is niet bot of onaardig; dat is pure zelfbescherming. Je gaat niet je eigen waarden, waar je zoveel aan te danken hebt – welvaart, stabiliteit – van binnenuit laten uithollen door landen die er allemaal net iets minder zwaar aan tillen. Mijn antwoord is dan: sorry jongens, maar dan hebben jullie gewoon nog niet begrepen, waar het in de EU om draait. Interne markt, open grenzen – jazeker. Solidariteit – absoluut. Maar dat werkt alleen op basis van een gedeeld fundament. Dat werkt alleen als je hart ook Europees klopt. En dat willen we graag eerst zeker weten. In 2007 hebben we Roemenië en Bulgarije te snel laten toetreden. Zijn we toch, onder politieke druk, akkoord gegaan met de uitbreiding met twee landen die daar, achteraf gezien, toch niet helemaal aan toe waren. Voor die soepelheid betalen we nu een prijs. Wat we er van geleerd hebben is dat we in de toekomst beter op onze winkel moeten letten. Uitbreiding? Alléén als er geen enkele twijfel over bestaat dat een land daar klaar voor is.
Mijn Europese collega’s lijken het nog wel eens andersom te willen zien. Die zeggen, bijvoorbeeld in het geval van Servië: we geven ze eerst een Europees perspectief, en dan zullen die hervormingen daarna wel op gang komen. Ik sta daar fundamenteel anders in: laat eerst maar eens zien dat je erbij wilt horen. Wil je dat stabilisatie- en associatieakkoord? Zorg dan dat je er alles, alles, aan doet om Mladic naar Den Haag te krijgen. Show, don’t tell. De bewijslast ligt niet bij ons, maar in de hoofdsteden van diegenen die de ambitie hebben om toe te treden. Natuurlijk willen we helpen, daar steken we ook graag geld en energie in, want het is ook in ons belang dat onze buurlanden zich ontwikkelen tot moderne democratieën, met wie we goed zaken kunnen doen.
En dat geldt ook voor Turkije. Begrijp me niet verkeerd. Turkije is een heel belangrijk land. Een goede NAVO-partner. Een onmisbare aanvoerroute van energie. Het heeft een bijzonder strategische ligging, is van oudsher aangeduid als de brug tussen Oost en West. Allemaal redenen om vriendschappelijke relaties met Turkije te willen onderhouden. Allemaal redenen om nauwe samenwerking met Turkije te zoeken. Maar toetreden tot de EU? Dat is pas aan de orde, als Turkije aan alle voorwaarden voor lidmaatschap voldoet. En dat is bij lange na niet het geval. Het land heeft op veel terreinen al aanzienlijke hervormingen in gang gezet, maar pakt toch onvoldoende door. Als het in dit tempo doorgaat, denk ik dus niet dat ik die toetreding nog zal meemaken. Nogmaals: belofte maakt schuld. Turkije moet doen wat het beloofd heeft, en pas dan kan de EU haar belofte inlossen. Daar ben ik heel duidelijk in: we zijn streng maar rechtvaardig.
Dames en heren,
Ik heb u willen laten zien welke zegeningen de Europese integratie ons gebracht heeft: welvaart en stabiliteit, en een label in de wereld dat staat voor democratie, vrijheid en mensenrechten. Nu zult u misschien zeggen: “dank u wel minister, maar dat is allemaal oude koek. Fijn dat we het nu zo goed hebben, maar als ik aan de EU denk, denk ik toch vooral aan Brusselse bemoeizucht, aan het geld dat het ons kost, aan onze eigen identiteit die in gevaar komt door steeds verdere uitbreiding en integratie. Mijnheer Verhagen, u moet het echt even wat beter verkopen, anders gaat mijn stem op 4 juni naar de PVV” – hoewel ik me dat van een corpsstudent toch nauwelijks kan voorstellen. Maar goed, het is gerechtvaardigd als u de vraag stelt: wat levert die EU me nu op, vandaag, in deze tijd? Wat hebben we erbij te winnen?
Wel, we hebben er alles bij te winnen. We leven in een onzekere wereld. Twintig jaar na de Val van de Muur is er nog geen nieuw evenwicht ontstaan. Nieuwe economische grootmachten eisen – terecht - een grotere rol op, op het wereldtoneel. En dat maakt het harder nodig dan ooit, de Europese krachten te bundelen. Want alleen dan zijn we een speler van betekenis, en bepalen wij mede hoe er wordt gespeeld.
Samenwerking tussen landen is in de 21e eeuw geen luxe, maar bittere noodzaak. Of het nu gaat om klimaatverandering, internationaal terrorisme, de Mexicaanse griep of de financieel-economische crisis. Door de onderlinge verwevenheid treffen internationale ontwikkelingen ons overal even hard. Dat is de keerzijde van de globalisering, die ons natuurlijk ook heel veel goeds heeft gebracht. Maar het is geen keuzemenu. Je kunt niet zeggen: wel graag de lusten van globalisering, maar niet de lasten. Eén ding is zeker: die grensoverschrijdende problemen vragen om grensoverschrijdende oplossingen. Geen enkel land, ook niet de grootmachten, ook niet een supermacht als de VS, kan het in de wereld van vandaag alléén. Het is niet alleen kortzichtig, maar ook onverantwoordelijk om te doen alsof we het allemaal zelf wel kunnen regelen. Dat getuigt van weinig realisme en een verknipt wereldbeeld.
Daarom hoop ik ook van harte dat uw stem op 4 juni niet naar de PVV of de SP gaat. Ik vind dat partijen met een kortzichtige politiek, omdat ze niet erkennen dat het Nederlands belang gebaat is bij Europese samenwerking. Omdat ze niet erkennen dat we onze eigen werkgelegenheid, onze eigen veiligheid, ons eigen leefklimaat alleen gezamenlijk binnen Europa kunnen veiligstellen. Nederland zal met hen slechter af zijn. Als de PVV het voor het zeggen krijgt en we keren ons af van de wereld, en we keren ons af van Europa, dan gaan er hier banen verloren. Dat geef ik u op een briefje: Geert Wilders zal Nederland armer maken. Geert Wilders zal Nederland ook onveiliger maken. Omdat hij in de foute veronderstelling leeft dat hij niemand nodig heeft. Dat hij de Nederlandse boontjes zelf wel kan doppen. Ik vind dat onverantwoordelijk.
We moeten internationaal met elkaar samenwerken. Er is geen alternatief. Nederland is geen eiland. Ons wel en wee hangt af van wat er in de wereld gebeurt. En daar moeten we dus bij zijn. Meedoen. Meedenken. Meebeslissen. Daar ben ik als minister van Buitenlandse Zaken mee bezig. Ik werk aan zekerheid in de wereld; zekerheid voor Nederland. Een actief, constructief buitenlands beleid is in het belang van Nederlanders. Buitenlands beleid is niet iets abstracts, maar het is er voor onze eigen mensen. Voor u.
En daar komt nog iets bij. Ik had het zojuist over de EU als waardengemeenschap. In de veranderende wereld van vandaag, wint die kant van de Europese medaille nog aan kracht. Want de nieuwkomers op het wereldtoneel delen niet automatisch onze waarden en normen. Sterker nog, de notie van mensenrechten ligt onder vuur: alsof die rechten maar een Westerse uitvinding zijn, die in andere delen van de wereld naar gelieven buitenspel gezet kunnen worden. Juist in zo’n klimaat is het van belang dat Europa opkomt voor onze verworvenheden. Dat Europa die waarden hoog houdt. Als wij onze manier van leven, onze vrijheid, onze democratie, het respect voor mensenrechten willen beschermen in de wereld, en diezelfde waarden ook voor anderen toegankelijk willen maken, dan hebben we daarvoor ook de EU nodig. De EU holt de Nederlandse identiteit in de wereld niet uit – de EU staat er juist garant voor dat die identiteit behouden kan blijven.
Als we het hebben over Europa als waardengemeenschap, dan gaat het ook over de vrijheid van meningsuiting. Een belangrijk fundament onder onze samenleving. Een mensenrecht dat we in Nederland hoog in het vaandel dragen, en dat ik wereldwijd ook altijd verdedig. Maar wil dat nou zeggen dat alles maar gewoon gezegd mag worden? De VVD komt met een plan om de vrijheid van meningsuiting te verruimen. Harde uitspraken moeten mogen. Zo hoor ik Atzo Nicolai in Buitenhof doodleuk verkondigen dat we moeten kunnen zeggen dat “homo’s varkens zijn” en “vrouwen minderwaardig”. Als we ze maar niet als varkens of minderwaardig behandelen. Ik wil niet dat mensen met deze woorden in verband worden gebracht. Dan verwordt grofheid tot de norm. Is dat wat we willen in Nederland? Ik in ieder geval niet. Laten we fatsoenlijk met elkaar omgaan. Laten we trots zijn op onze beschaving. De vrijheid van meningsuiting maakt deel uit van die beschaving, en respect voor elkaar maakt óók deel uit van die beschaving! Ik kan toch als normaal mens eerst nadenken over wat mijn woorden bij een ander teweeg kunnen brengen? Vooroordelen en discriminatie doen mensen tekort. Schenden hun rechten. Een imam mag niet ongestraft zeggen dat homoseksuelen van een dak moeten worden gegooid. Ik weiger het normaal te vinden, als iemand homo’s “varkens” noemt. Net zo min als ik wil dat iedere moslim als potentiële terrorist wordt neergezet. Niet alles moet kunnen. Niet alles hoeft te mogen.
Back to Europe. Natuurlijk valt er nog heel wat aan de EU verbeteren. Net zoals er nog heel wat aan de Nederlandse overheid valt te verbeteren, of dat nu op rijksniveau is, op provinciaal niveau of in de gemeente. Zo bezien is Europa gewoon een normale bestuurslaag. Er gaan dingen goed. Er gaan dingen fout. En het kan altijd beter. Het Europese project is nooit af, het blijft werk in uitvoering. Ik heb dan ook kritiek: het moet democratischer. Het moet slagvaardiger. Het moet kostenefficiënter. Maar dat laat onverlet dat ik geloof in de Europese grondgedachte. Ik ben het met Wim Beijen eens dat we samen sterker staan in de wereld. Vijftig jaar nadat het plan-Beijen uitmondde in de EEG, gaat die vlieger nog steeds op. Kijk maar eens naar hoe de EU de financieel-economische crisis heeft aangepakt: onze uitgangspositie is beter dan die van andere landen, omdat we de euro hebben en omdat we gecoördineerd te werk gaan. En dat zien mensen ook: onlangs steeg de EU in de Top 1000 van “merken” van plaats 513 naar plaats 112. Op nummer 1 staat “Google’ dat door Nederlanders als het sterkste merk wordt beschouwd. De Cliniclowns en IKEA staan op 2 en 3. De EU ging omhoog omdat zij zich volgens de Nederlanders tijdens de kredietcrisis als een daadkrachtige leider had opgesteld.4 En over nog eens vijftig jaar zal het nog steeds zo zijn: samen staan we sterker.
In de tussentijd moeten we proberen Europa beter te maken. De tekortkomingen repareren. Dat betekent voor mij dat we het Verdrag van Lissabon nodig hebben. Het is heel belangrijk dat er een vaste voorzitter komt van de Europese Raad. Iemand die Europa meer ‘smoel’ kan geven in de wereld. Zodat we niet het ene halve jaar een hyperenergieke Nicolas Sarkozy als voorzitter hebben en het volgende halve jaar een veel minder zichtbare Tsjech. Dat werkt niet. Of beter: dat werkt niet goed genoeg. Daar doen we onszelf tekort mee.
De lidstaten zullen ook meer moeten gaan samenwerken op het gebied van veiligheid en defensie. Die hard power hoort er bij, als je wilt meepraten in de wereld. De Verenigde Staten kunnen niet eenzijdig alle lasten dragen: wil Europa een interessante partner blijven voor de VS, dan zullen we ook op dit vlak moeten kunnen leveren. En zo zijn er meer punten, waarop de EU het beter kan doen. Soms betekent dat méér doen. Soms betekent dat minder doen. Ik praat daar dadelijk graag met u over verder.
Maar eerst wil ik nog even een beroep op u doen. Ik heb uitgebreid stilgestaan bij wat de EU voor u kan betekenen. Als u zich, à la John F. Kennedy, nu afvraagt wat u voor de EU kunt betekenen, dan zeg ik: een beetje bevlogenheid. Breng een beetje bevlogenheid terug in het Europese project. In de geest van uw vroege clubgenoot Wim Beijen. Deze tijd vraagt om mannen en vrouwen met visie. Om mannen en vrouwen met durf. Om mannen en vrouwen die willen werken aan een droom. Ik hoop dat u van dat kaliber bent en dat u op 4 juni uit volle overtuiging kiest voor Europa: omdat dat u weet dat Europa goed is voor Nederland.
Dames en heren,
Toen ik eerstejaars was in Leiden, kregen we de eerstejaars uit Utrecht op bezoek. Ze arriveerden met twee bussen. Halverwege het feestje bedacht één van ons, dat het wel een goede stunt zou zijn als wij er met die bussen vandoor zouden gaan. De chauffeurs zagen natuurlijk het verschil niet tussen een Leidse en een Utrechtse “bal”, en de bussen vertrokken, met ons aan boord, richting Utrecht. Toen de echte Utrechtse corpsleden een paar uur later op huis aan wilden gaan, waren de bussen gevlogen. Zij dropen dus af naar het station. Wij waren inmiddels in Utrecht gearriveerd, en moesten ook met de trein terug naar huis. Bij Woerden kwamen we elkaar weer tegen. Enorm gejoel op het station natuurlijk. En heel even was Woerden het centrum van de wereld…
In die tijd was de wereld nog klein. En soms was de maatstaf alleen maar of je voor of achter Woerden woonde…inmiddels weten we dat de wereld groter is dan Leiden. Dat de wereld zelfs groter is dan Utrecht. En dat we, willen we het veilig en welvarend houden in Leiden en Utrecht, moeten samenwerken met de wereld om ons heen. Niet achter, maar over de dijken!
Dank u wel.
1: Wim Weenink, Bankier van de wereld. Bouwer van Europa: Johan Willem Beijen 1897-1976, Amsterdam, 2005, pp 28-41
2: CBS, 15 april 2009
3: Misha Glenny, McMafia: a journey through the global criminal underworld, New York, 2008
4: Spits, 29 april 2009