Beantwoording vragen van het lid Voordewind over het rapport van de Amerikaanse regering over mensenrechten in China
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Voordewind over het rapport van de Amerikaanse regering over mensenrechten in China. Deze vragen werden ingezonden op 10 maart 2009 met kenmerk 2009Z04240.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Voordewind (Christen Unie) over het rapport van de Amerikaanse regering over mensenrechten in China.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het mensenrechtenrapport 2008 over China, uitgebracht door het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Hoe verklaart u de discrepantie, met name op het gebied van godsdienstvrijheid, tussen dit rapport dat stelt dat er, uitgerekend in het jaar van de Olympische Spelen, een duidelijke verslechtering is opgetreden ten aanzien van de mensenrechten in China en uw brief d.d. 6 november 2008 waarin u concludeert dat er een lichte verbetering heeft plaatsgevonden? 2)
Antwoord
In mijn brief van 5 augustus 2008 merkte ik op dat de positie van mensenrechtenverdedigers in de aanloop naar de Olympische Spelen was verslechterd. Voorts constateerde ik in deze brief dat sprake leek te zijn van een lichte toename van arrestaties van kerkelijk leiders. In mijn brief van 6 november jl. heb ik aangegeven dat ten opzichte van de Olympische Spelen een lichte verbetering was opgetreden in de situatie van de drie mensenrechtenverdedigers waarmee ik gesproken had.
Ook het rapport van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken stelt dat de mensenrechtensituatie tijdens de Spelen en andere evenementen met een hoog profiel slechter was dan in de rest van het jaar. Ten aanzien van de godsdienstvrijheid merkt het rapport van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken op dat, hoewel de Chinese autoriteiten de vrijheid van godsdienst trachten te beperken tot activiteiten geautoriseerd door de staat, de vrijheid om deel te nemen aan religieuze activiteiten in vele gebieden is toegenomen, met uitzondering van Tibetaanse gebieden en Xinjiang. Dat beeld is niet in strijd met hetgeen vermeld is in mijn brieven van 5 augustus (waarin ik wees op een verslechtering van de situatie op het gebied van de vrijheid van religie) en 6 november 2008. Er is derhalve geen discrepantie tussen het Amerikaanse rapport en mijn brieven.
Vraag 3
Wat is uw reactie op het algehele rapport?
Antwoord
Uit het Amerikaanse rapport over China blijkt dat de Verenigde Staten onverminderd zorgen hebben over de mensenrechtensituatie in China. Ik deel die zorgen in grote lijnen.
Vraag 4
Hoe denkt u de verslechterde mensenrechtensituatie via de EU bij de komende EU-China Top in mei aan de orde te stellen?
Antwoord
Tijdens eerdere Toppen met China heeft de EU aandacht gevraagd voor de mensenrechten. Bij de komende Top neemt het thema politiek een prominente plaats in. Ik zal mij ervoor inzetten dat, net al in voorgaande jaren, daarbij nadrukkelijk aandacht zal worden besteed aan de mensenrechtensituatie in China.
1) U.S. Department of State, 25 februari 2009: “2008 Human Rights Report: China (includes Tibet, Hong Kong, and Macau)”
http://www.state.gov/g/drl/rls/hrrpt/2008/eap/119037.htm
2) Kamerstuk 31 700 V, nr. 20