Beantwoording vragen van het lid Haverkamp over het EU-gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van Birma
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Haverkamp over het EU-gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van Birma. Deze vragen werden ingezonden op 17 maart 2009 met kenmerk 2009Z04762.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Haverkamp (CDA) over Het EU-gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van Birma.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de brief van het European Burma Network (EBN) aan alle Europese ministers van Buitenlandse Zaken in februari jl.?
Antwoord
Ja.
Vraag 2, 3, 4
Deelt u de conclusie dat de situatie in Birma niet verbetert, eerder verslechtert, en dat aanvullende maatregelen getroffen zouden moeten worden en aan de orde moeten worden gesteld in de bespreking van het EU-gemeenschappelijk standpunt inzake Birma dat in april a.s. zal worden vastgesteld?
Zo ja, kunt u ons informeren op welke punten het gemeenschappelijk standpunt aangepast gaat worden?
Bent u bereid zich in te spannen de volgende zaken hierbij aan de orde te stellen:
- uitbreiding van de visa sanctielijst met rechters die extreem harde straffen opleggen voor politieke gevangenen; - inzet op humanitaire hulpverlening ook in de moeilijk bereikbare gebieden, met name aan de grenzen met India en Thailand; - inzet tegen vermindering van de bijdrage van de EU aan het Thailand Burma Border Consortium; - inzet op de totstandkoming van een zo breed mogelijk gedragen wapenembargo tegen Birma; en de Secretaris-Generaal van de VN oproepen Birma in 2009 te bezoeken om nog druk uit te kunnen oefenen op de tot dusverre ondemocratisch ingerichte verkiezingen die in 2010 zullen plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ik deel het standpunt dat de mensenrechtensituatie in Birma onverminderd zorgwekkend is en dat verbetering helaas nog altijd uitblijft. Er is dan ook geen aanleiding om het op Birma toepasselijke EU-sanctieregime te versoepelen.
De EU heeft inmiddels een omvangrijk pakket aan maatregelen afgekondigd, specifiek gericht tegen de machthebbers, leden van het leger en de veiligheidsdiensten en andere nauw aan het regime verbonden personen en entiteiten. Dit pakket behelst niet alleen een wapenembargo, visarestricties en de bevriezing van financiële tegoeden, maar tevens een verbod op de handel in grondstoffen uit die sectoren waaruit het Birmese regime een groot deel van zijn inkomsten genereert. De maatregelen zijn zodanig ingericht dat de Birmese bevolking zo min mogelijk wordt getroffen.
De situatie in Birma zal zoals bekend onderwerp zijn van overleg tussen de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU tijdens de eerstvolgende RAZEB van 27 april in het kader van de bespreking van het Gemeenschappelijk Standpunt. Daarbij zal onder andere de vraag aan de orde komen hoe het beleid ten aanzien van Birma effectiever kan worden gemaakt, in samenhang met de VN-inspanningen die leidraad blijven voor het politieke proces. Zo zal in relatie tot de komende ontwikkelingen in Birma bezien moeten worden of nu of op termijn het EU-sanctieregime moet worden aangepast, bijvoorbeeld door middel van de door u gesuggereerde uitbreiding van de sanctielijsten, of dat er meer gebruik moet worden gemaakt van de toegang van westerse organisaties naar aanleiding van de cycloon Nargis, om door bijvoorbeeld het aanhalen van de betrekkingen veranderingen te bewerkstelligen. Hierover zou ik in een later stadium met uw Kamer nader van gedachten willen wisselen. Hierover zou ik in een later stadium met uw Kamer nader van gedachten willen wisselen.
Ik betreur dat binnen de Veiligheidsraad onvoldoende draagvlak bestaat voor de instelling van sancties tegen Birma, waaronder een wapenembargo. Reden waarom de EU haar eigen verantwoordelijkheid heeft genomen door instelling van de genoemde EU autonome sancties jegens Birma. Deze sancties binden echter uiteraard alleen de EU-landen en niet, zoals wanneer de VNVR sancties instelt, alle lidstaten van de VN.
Ik ben het verder met u eens dat de huidige situatie in delen van het land buiten de door Nargis getroffen gebieden zorgwekkend blijft zolang de Birmese overheid onafhankelijke buitenlandse hulporganisaties daar geen betere toegang verschaft.
Deze beperkte toegang verklaart mede waarom de internationale hulp onvoldoende van de grond komt. Daarnaast speelt het gebrek aan transparantie een voorname rol: er is het risico van een verkeerde bestemming van fondsen c.q. onwenselijke ondersteuning van het bewind. Ook om deze reden heeft de donorgemeenschap zich ten aanzien van het verstrekken van hulpgelden steeds terughoudend opgesteld. Toch blijft de hoop bestaan dat de post-Nargis hulpverlening, en de presentie in dat kader van veel buitenlandse hulp en hulpverleners in het zuidelijke deel van Birma, de mogelijkheden vergroot voor een geleidelijke uitbreiding van activiteiten naar de overige gebieden in Birma.
Nederland behoort overigens tot de grotere donoren op het gebied van de humanitaire hulpverlening in verband met de cycloon Nargis met een bijdrage van € 10 miljoen.