Beantwoording vragen van de leden Vliegenthart, Rehwinkel, Böhler en Engels van de Eerste Kamer over de Durban Review Conferentie

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Vliegenthart, Rehwinkel, Böhler en Engels over de Durban Review Conferentie. Deze vragen werden ingezonden op 20 mei 2009 met kenmerk 143.642.u/GJH/HesM/eos.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Vliegenthart, Rehwinkel, Böhler en Engels (SP, PvdA, GroenLinks en D66) van de Eerste Kamer over de Durban Review Conferentie.

Vraag 1
In haar brief aan de Eerste Kamer van 4 mei 2009 stelt de regering dat één van de redenen om niet in te stemmen met de slotverklaring van de Durban Review Conferentie het feit is dat het de Durban Verklaring van 2001 herbevestigt. Hiermee neemt de Nederlandse regering afstand van een Verklaring die eerder door haar is ondertekend. Kan de regering uitleggen waarom zij niet in kan stemmen met de Durban Verklaring van 2001?

Vraag 2
Kan de regering aangeven waarin haar standpunt afwijkt van het standpunt dat het kabinet Kok-II heeft ingenomen en waarom?

Antwoord
In een viertal paragrafen van de Durban Declaration and Program of Action (DDPA) uit 2001 wordt gerefereerd aan het Palestijnse volk en het Midden Oosten-conflict. Deze focus op één politiek conflict in een thematische conferentie over waar deelnemende landen staan m.b.t. de aanpak van racisme is naar de mening van de regering oneigenlijk. Daar waar andere conflicten tussen etnische, religieuze of culturele bevolkingsgroepen onbenoemd bleven in de DDPA, werd voor het Midden-Oostenconflict een uitzondering gemaakt. Dit doet afbreuk aan de waarde van deze verklaring. De huidige Nederlandse regering is van mening dat een eenzijdige focus op Israël in VN-conferenties, -resoluties en -verklaringen ongewenst is.

De Nederlandse inzet tijdens het onderhandelingsproces over de slotverklaring van de Durban Review Conferentie was er op gericht om de DDPA uit 2001 niet te herbevestigen in de nieuwe slotverklaring, vanwege de oneigenlijke focus op het Midden-Oostenconflict.

De DDPA gaat echter over veel meer dan alleen het Midden-Oosten, en heeft ook in Nederland een belangrijke impuls gegeven aan beleid om racisme en andere vormen van discriminatie te bestrijden. Zo volgde de aanname van een Nationaal Actieplan tegen Racisme (2003) direct uit de actiepunten van de DDPA.

Vraag 3
Welke instellingen heeft de regering in kennis gesteld van het feit dat de Nederlandse regering niet langer de Durban Verklaring ondersteunt?

Vraag 4
Is de regering van mening dat zij het Nederlandse parlement hierover had moeten informeren, te meer omdat het hier gaat om een herroeping van een standpunt dat eerder door de Nederlandse regering is ingenomen?

Vraag 5
Kan de regering aangeven wat de volkenrechtelijke consequenties zijn van deze veranderde opstelling?

Vraag 6
Kan de regering aangeven wat deze veranderde opstelling verder voor gevolgen zal hebben?

Antwoord
De Nederlandse delegatie in Genève heeft tijdens de onderhandelingen voorafgaand aan de Durban Review Conferentie herhaaldelijk blijk gegeven van de bezwaren tegen een herbevestiging van de DDPA in de slotverklaring van de Review Conferentie. Hiermee is dit Nederlandse standpunt genoegzaam bekend.

De regering heeft het parlement, zowel de Eerste als de Tweede Kamer, doorlopend geïnformeerd over de positie die tijdens de onderhandelingen is ingenomen. In mijn brief aan uw Kamer van 20 maart jl. met kenmerk 31 700 V, nr. J geef ik aan dat ik van mening ben dat er in de concept-tekst van de slotverklaring van de Durban Review Conferentie te nadrukkelijk verwezen wordt naar de DDPA uit 2001.

De gewijzigde appreciatie die deze regering geeft aan een aspect van de DDPA heeft geen volkenrechtelijke consequenties, aangezien niet van een juridisch bindend document sprake is, doch van een politieke verklaring. Bovendien blijft de strijd tegen racisme en alle vormen van discriminatie voor Nederland een prioritaire aangelegenheid. Met de grootste nadruk zal de regering zich zowel in binnen- als buitenland blijven inzetten tegen deze vorm van onrecht. Ook in VN-verband zal Nederland dit thema ter harte blijven nemen.