Beantwoording vragen over meer geld voor Defensie

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van der Staaij over meer geld voor Defensie. Deze vragen werden ingezonden op 15 januari 2009 met kenmerk 2009Z00508 / 2080909710.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Van der Staaij (SGP) over meer geld voor Defensie.

Vraag 1

Herinnert u zich uw interview in ‘de Telegraaf’ waarin u pleit voor méér geld voor Defensie? 1) Wat omvat uw pleidooi concreet?

Vraag 2

Welke onderdelen van Defensie zouden primair in aanmerking moeten komen voor meer financiële middelen? Hoeveel extra geld zou Defensie in uw ogen moeten krijgen en op welke termijn?

Vraag 3

Wordt uw pleidooi voor meer geld voor Defensie gedragen door het kabinet?

Vraag 4

Op welke wijze wilt u vanuit het kabinet gestalte en uitvoering geven aan uw pleidooi?

Vraag 5

Hoe zou uw pleidooi voor een hoger defensiebudget financieel gedekt moeten worden?

Vraag 6

Kan de Tweede Kamer op afzienbare termijn concrete voorstellen vanuit het kabinet tegemoet zien, die leiden tot de door u beoogde grotere financiële ruimte voor Defensie? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het pleidooi waaraan in deze vragen wordt gerefereerd en waarnaar ik verwees in het interview met de Telegraaf heb ik uitvoerig onderbouwd tijdens een toespraak op 16 december jongstleden tijdens een tweedaags congres dat was georganiseerd in het kader van de ‘Defensieverkenningen’. De integrale tekst van deze toespraak is te vinden op www.minbuza.nl/nl/actueel/speeches.

Vanuit buitenlands- en veiligheidspolitiek perspectief, het beleidsterrein waarvoor de minister van Buitenlandse Zaken primaire verantwoordelijkheid draagt, heb ik in die toespraak mijn bijdrage gegeven aan de discussie die in het kader van de genoemde Defensieverkenningen wordt gevoerd over de toekomst van de Nederlandse krijgsmacht.

Mijn verwachting is dat het beroep dat op de krijgsmacht zal worden gedaan in de toekomst verder zal toenemen, niet alleen voor vredesoperaties, maar ook voor andere taken die voortvloeien uit nieuwe veiligheidsrisico’s. Voorbeelden daarvan zijn de bescherming van energieaanvoerlijnen of van noodhulpoperaties ten gevolge van klimaatverandering. Ik pleit er daarom voor dat onze ambities ten aanzien van de kwaliteit en kwantiteit van de Nederlandse militaire capaciteit hoog liggen. Ook bepleit ik het doorzetten van de transformatie van de krijgsmacht van een territoriaal georiënteerd defensief leger naar een snel inzetbare expeditionaire krijgsmacht. Bij serieuze veiligheidsrisico’s hoort immers een serieuze defensie-inspanning en dat geldt ook in financiële zin.

Op dit moment werkt een interdepartementale projectdirectie onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ministers van Defensie, Financiën, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie, Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Zaken aan beleidsopties voor de toekomstige krijgsmacht onder het motto “Verkenningen: houvast voor de krijgsmacht van 2020.” De regering streeft ernaar om de uitkomsten van de Verkenningen eind 2009 of begin 2010 aan de Tweede Kamer aan te bieden, ten behoeve van besluitvorming door een volgend kabinet. Op basis van de uitkomsten zal de regering uitvoerig met de Kamer van gedachten kunnen wisselen, waarbij alle vragen van het lid Van der Staaij aan de orde kunnen komen. Mede in het belang van het zorgvuldig doorlopen van dat proces, geef ik er de voorkeur aan op dit moment af te zien van beantwoording in detail.

1) De Telegraaf, 11 januari 2009: ”Met Hamas doen wij geen zaken”