Beantwoording vragen over het strafproces in Italië tegen een Italiaanse politieman wegens het neerschieten van een Nederlandse toerist in Rimini
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Justitie, dr. E.M.H. Hirsch Ballin, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Teeven en Van Baalen (beiden VVD) over het strafproces in Italië tegen een Italiaanse politieman wegens het neerschieten van een Nederlandse toerist in Rimini. Deze vragen werden ingezonden op 18 februari 2009 met kenmerk 2009Z02922/2080914010.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken mede namens de heer Hirsch Ballin, Minister van Justitie, op vragen van de leden over het strafproces in Italië tegen een Italiaanse politieman wegens het neerschieten van een Nederlandse toerist in Rimini (ingezonden 18 februari 2009, kenmerk 2009Z02922/ 2080914010)
Vraag1
Herinnert u zich nog uw antwoorden op de Kamervragen, over de bovenvermelde zaak van de heer V.? 1) Blijft u bij uw mening dat de brief van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de heer V., verzonden eind augustus 2000, een aanbod was tot hulp? Leidt zorgvuldige lezing van deze brief niet tot de enige en juiste conclusie dat verdere hulp van de zijde van de Nederlandse overheid niet zou worden verstrekt?
Antwoord 1
Ja.
1). In bedoelde brief is aangegeven dat de honorair consul te Bologna betrokkenen ter plaatse heeft bijgestaan. Er is aangeboden een afspraak te maken op het ministerie van BZ in Den Haag om de geboden consulaire bijstand te bespreken. Daar hebben betrokkenen geen gebruik van gemaakt.
Betrokkenen waren op dat moment al teruggekeerd naar Nederland en de heer V. werd vertegenwoordigd door een Italiaanse advocaat in zijn rechtszaak. Daarom bood het consulaat-generaal te Milaan in de brief aan de rechtszaak op de voet te volgen en te bemiddelen in geval van problemen, bijvoorbeeld in de communicatie met de Italiaanse autoriteiten.
Vraag 2
Heeft het Nederlands consulaat-generaal te Milaan op enig moment brieven ontvangen van de advocaat van de heer V.? Blijkt uit die brieven niet dat de heer V. ten einde raad was door het gebrek aan hulp van de zijde van de Nederlandse autoriteiten?
Antwoord 2
Het consulaat-generaal te Milaan heeft geen brieven ontvangen van de advocaat van de heer V., wel is het consulaat-generaal op 1 en 2 augustus 2000 per fax door de advocaat op de hoogte gebracht van de laatste ontwikkelingen. In deze faxberichten werd een opsomming gedaan van de gebeurtenissen en de stand van zaken. Eind juli en begin augustus 2000 voerde het consulaat diverse telefoongesprekken met de stiefvader van betrokkene die zijn bezorgdheid over de situatie uitsprak. Daarbij is door het consulaat aangegeven dat de zaak in handen was van de Italiaanse Justitie, dat betrokkene vertegenwoordigd werd door een Italiaanse advocaat en dat het consulaat-generaal de zaak op de voet zou blijven volgen en zo nodig bemiddeling kon bieden in geval van problemen.
Vraag 3
Moet door de Nederlandse regering niet meer prioriteit worden gegeven aan Nederlandse slachtoffers van criminaliteit in het buitenland dan aan Nederlandse daders van criminaliteit? Wat zal de vertrouwensadvocaat, die wordt ingezet door het ministerie van Buitenlandse Zaken gaan doen en wat kan de heer V. van die inzet verwachten? Kan de heer V. zelfstandig in contact treden met die vertrouwensadvocaat? Neemt de vertrouwensadvocaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken periodiek contact op met de heer V.?
Antwoord 3
Nederlandse slachtoffers van een (ernstig) misdrijf in het buitenland kunnen een beroep doen op consulaire dienstverlening door het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het gaat dan bijvoorbeeld over hulp bij ziekenhuisopname, hulp aan nabestaanden, hulp bij vermissingen of ontvoeringen, repatriëringen, enzovoort. Het ministerie van Buitenlandse Zaken wijst Nederlandse slachtoffers in het buitenland tevens op Slachtofferhulp Nederland en eventuele andere instanties die in bepaalde gevallen hulp kunnen bieden.
Deze consulaire dienstverlening houdt in dat er door de Nederlandse vertegenwoordiging ter plaatse opvang kan worden geboden aan het slachtoffer en dat de naaste familie van betrokkene wordt getraceerd en geïnformeerd. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland, indien er een (straf)zaak speelt tegen een vermeende dader, deze nauwlettend volgt en via het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag de familie op de hoogte houdt van de stand van zaken. Mocht er sprake zijn van een rechtszaak dan kunnen de Nederlandse autoriteiten daarin niet interveniëren. Interventie is niet alleen ongebruikelijk, maar ook onwenselijk. Staten hebben in beginsel respect voor elkaars rechtsgang, maar houden desgewenst wel toezicht op de rechtsgang. Daarnaast kan bemiddeling met de buitenlandse autoriteiten worden aangeboden. In specifieke situaties zet het ministerie van Buitenlandse Zaken een vertrouwensadvocaat in, om advies uit te brengen welke stappen in de betreffende zaak nog genomen kunnen worden.
De door het consulaat-generaal te Milaan in te schakelen vertrouwensadvocaat vormt zich een oordeel over de rechtsgang en de verdere juridische mogelijkheden in deze zaak. Betrokkene zelf zal het rapport van de vertrouwensadvocaat ook ontvangen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken bespreekt aan de hand van een dergelijk rapport verdere juridische mogelijkheden met de advocaat van betrokkene en betrokkene zelf en intervenieert zo nodig bij de lokale autoriteiten.
Vraag 4
Kunt u de Kamer informeren over de inhoud van de brief die wordt dan wel is verzonden aan het Italiaanse ministerie van Buitenlandse Zaken?
Antwoord 4
Bedoelde brief is op 26 februari door de ambassadeur in Rome persoonlijk aangeboden aan de kabinetschef van de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken. De inhoud van de brief was hem duidelijk en hij zou deze z.s.m. met minister Frattini bespreken en daar binnenkort de ambassadeur nader over informeren. In de brief is minister Frattini verzocht om voor betrokkene vanuit humanitair oogpunt recht te doen gelden en de opgelegde schadevergoeding te (doen) betalen ondanks het feit dat de heer V. niet in aanmerking komt voor een uitkering volgens het Italiaanse schadefonds. Inmiddels heeft minister Verhagen ook persoonlijk aandacht gevraagd van zijn collega Frattini voor het in de brief vervatte verzoek. Frattini zegde toe zich persoonlijk nader in de zaak te verdiepen.
Vraag 5
Wordt V. door u geïnformeerd over het verloop van de voortgang in de Italiaanse strafprocedure? Zo nee, waarom (nog steeds) niet?
Antwoord 5
Ja, de heer V. heeft in week 11 een afspraak op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Naar wij begrijpen is betrokkene zelf ook in contact met zijn advocaat over de voortgang. Het consulaat-generaal heeft van de advocaat van de heer V. begrepen dat het hoger beroep pas in juni 2010 zal dienen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken zal bij het Italiaanse ministerie aandringen op snelle voortgang in dit proces.
1) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 1418