Nadere uitwerking plan van aanpak social return
Minister ter Horst en de bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben de Kamer toegezegd in een aantal pilots bij de rijksoverheid ‘social return’ op experimentele basis mee te nemen in de contractvoorwaarden van projecten. Met deze brief informeert de minister de Kamer over de inhoudelijke uitwerking tot dusver.
Bij brief van 8 december 2009 hebben de bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Kamer toegezegd om samen met mij in een aantal pilots bij de rijksoverheid ‘social return’ op experimentele basis mee te nemen in de contractvoorwaarden van projecten. De vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gevraagd de nadere uitwerking te mogen ontvangen voor het Algemeen Overleg van 3 februari 2010. Met deze brief wil ik u informeren over de inhoudelijke uitwerking tot dusver.
Achtergrond
Het inkoopbeleid is primair gericht op het bereiken van een gunstige prijs/kwaliteitsverhouding. Het kabinet vindt het daarnaast ook een goed instrument om andere beleidsdoelen te bereiken zoals duurzaamheid of innovatie. De inzet van milieucriteria en sociale criteria bij aanbestedingen zijn hiervan voorbeelden. Ook bij innovaties zoals elektrisch vervoer wil het kabinet via ‘launching customership’ het inkoopvolume van het Rijk inzetten om dit te bevorderen. Dit overigens in het besef dat de inzet van het inkoopbeleid, langs de weg van de Europese aanbesteding, om andere beleidsdoelen te realiseren wel zijn begrenzing vindt in de eis van 'fair play' en 'gelijke behandeling' van marktpartijen.
De wens van de Tweede Kamer om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt dichter bij de arbeidsmarkt te brengen, door het Rijk in zijn aanbestedingen daarin een actieve rol te laten nemen, sluit ook aan bij mijn beleid om arbeids-mogelijkheden voor onder andere langdurig werklozen te realiseren via de 1% regeling. Dit houdt in dat het Rijk vanaf 1 januari 2011 een aantal (werkervaring) plaatsen ter grootte van 1% van de bezetting in fte's reserveert voor alle geïndiceerde doelgroepen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dit wordt deels ingevuld door afspraken te maken met leveranciers van uitbestede diensten zoals catering en schoonmaken (Kamerstukken II, 2008/09, 31701, nr. 10 en nr. 23).
De werking van ‘social return’ gaat niet over arbeidsplaatsen bij de overheid, maar over opdrachtverlening en aanvullende verplichtingen aan opdrachtnemers. Social return (bij gemeenten aangeduid als de 5 %-regeling) reikt verder dan de groep van langdurig werklozen. Rotterdam bijvoorbeeld houdt 5 % van het budget dat binnen een opdracht wordt besteed apart, zodat dit kan worden ingezet voor stages, opleidingen en inzet van Wajongers en WSW-ers.
Het toepassen van ‘social return’ door de Rijksoverheid sluit ook aan op de invulling van de afspraak die door de werkgevers is gemaakt in het Sociaal Akkoord van 25 maart 2009. Deze betrof de toezegging van werkgevers om jongeren die langer dan drie maanden werkloos zijn werk aan te bieden.
Praktijkervaringen bij meerdere gemeenten (naast Rotterdam onder meer Dordrecht, Maastricht, Amsterdam en Den Bosch) geven aan dat de meeste mogelijkheden liggen bij de aanbestedingen van ‘werken’ en ‘diensten’. Bij de levering van producten is een dergelijke regeling minder kansrijk. Immers, producten zijn over het algemeen al geproduceerd voordat ze worden aangekocht.
Daarnaast worden veel producten niet in Nederland gemaakt. Ook bij opdrachten waarbij schaarse kwaliteit wordt ingezet is niet te verwachten dat inkoopbeleid effectief zal zijn als middel om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen.
Uitwerking
Ik zeg concreet toe om in 2010 bij minimaal vijf tot tien aanbestedingen van het rijk ‘social return’ mee te nemen in de contractvoorwaarden. Een vijftal departementen heeft al toegezegd aan een pilot mee te willen werken. Met twee andere departementen ben ik nog in gesprek. Overigens zijn al eerder aanbestedingen gedaan waarbij ‘social return’ is toegepast.
Voorwaarde voor een succesvolle pilot is het beschikbaar zijn van geschikte aanbestedingstrajecten. Momenteel ben ik in gesprek met de departementen over de aanbestedingen die worden voorzien in 2010 en die geschikt lijken om als pilot te dienen. In contracten waar deze regeling mogelijk is, zal dan een bepaling komen dat de opdrachtnemer zich in moet spannen om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te helpen deze afstand te verkleinen. De opdrachtnemer kan hiervoor ondersteuning krijgen bij de partijen die hiervoor een wettelijke taak hebben (UWV en gemeentelijke sociale diensten). Hoe deze samenwerking exact zal verlopen wordt nader uitgewerkt.
De ervaringen uit de pilots worden in 2011 geëvalueerd. Dit is mede afhankelijk van de startdatum van de verschillende pilots en de doorlooptijd van de europese aanbestedingen. In de evaluatie worden de ervaringen meegenomen van de opdrachtgevers, de opdrachtnemers en de instellingen met een wettelijke taak.
Hierbij wordt ook een aantal eerdere aanbestedingstrajecten onderzocht waarbij ‘social return’ is toegepast. Daardoor kan ook de ervaring tijdens de looptijd van het contract worden meegenomen. Bij de evaluatie zal onder meer gekeken worden wat de uitvoeringslast is voor opdrachtnemers en ministeries, ondanks de inzet van de organisaties met een wettelijke taak. Verder wordt gekeken naar de manier waarop ‘social return’ is ingepast in het aanbestedingsrechtelijk kader en een eventuele invloed op de prijs/kwaliteitsverhouding. Ook naar een eventueel risico van claims als gevolg van gebreken/tekortkomingen fouten in de aanbestede werken en diensten die herleidbaar zijn tot de verplichtingen die voortkomen uit de ‘social return’ regeling.
De gevolgen voor de arbeidsmarkt en de wenselijkheid en toegevoegde waarde van het instrument social return worden meegenomen in het onderzoek dat door Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal worden uitgevoerd.
Het resultaat van de pilots zal ik in 2011 per brief aan u voorleggen. Op basis van de resultaten van voornoemd onderzoek en de ervaringen uit de pilots, kan worden vastgesteld of een meer generieke toepassing van ‘social return’ in het inkoopbeleid van het Rijk kan worden opgenomen.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
Mevrouw dr. G. ter Horst