Staatsgarantie IJsland
Minister Bos van Financiën informeert de Tweede Kamer vandaag per brief over de stand van zaken naar aanleiding van de besluitvorming van de afgelopen weken in IJsland.
De IJslandse regering heeft bevestigd vast te houden aan de in oktober 2009 getekende leenovereenkomst over de voorwaarden van terugbetaling van de door Nederland voorgeschoten Icesave gelden. Minister Bos: “Dat is een positief signaal. Nederland is in nauw overleg met het Verenigd Koninkrijk om zo snel als mogelijk tot een uitkomst in dit dossier te komen, maar het woord is vooralsnog nu eerst aan de IJslandse bevolking. Ik hoop dat zij net als de regering van IJsland de internationale verantwoordelijkheid erkent en niet de Nederlandse belastingbetaler laat opdraaien voor de problemen van de IJslandse financiële sector.”
Op 31 december 2009 heeft het IJslandse parlement ingestemd met de wet waarin een staatsgarantie wordt verleend. De IJslandse regering garandeert de terugbetaling door het IJslandse depositogarantiefonds van 1.3 miljard euro die door Nederland zijn voorgeschoten aan Nederlandse gedupeerde Icesave spaarders ter uitvoering van het IJslandse depositogarantiestelsel. 1.3 miljard euro is niet het totaal van alle Nederlandse Icesave tegoeden maar dat deel waarvoor het IJslandse depositogarantie stelsel de verantwoordelijkheid draagt. De bedragen die daarnaast zijn uitgekeerd door het Nederlandse depositograrantiestelsel zijn als claim ingediend op de boedel van Landsbanki. Vorige week dinsdag, 5 januari 2010, heeft de IJslandse president geweigerd om deze door het IJslandse parlement aangenomen wet te bekrachtigen. De IJslandse regering heeft conform de IJslandse grondwet een referendum aangekondigd waarbij de IJslandse bevolking zich uit kan spreken of zij de wet accepteren. Tegelijkertijd heeft de IJslandse regering aangegeven vast te houden aan de getekende overeenkomst. De staatsgarantie van IJsland was onderdeel van de leenovereenkomst en voorwaarde voor de inwerkingtreding ervan.
Leenovereenkomst oktober 2009
De leenovereenkomst van 19 oktober 2009 bevat de voorwaarden voor de terugbetaling van de voorfinanciering door Nederland van het IJslandse depositogarantiestelsel voor Icesave. IJsland heeft per 1 januari 2009 1.3 miljard euro uit staan bij de Nederlandse staat. Over deze schuld wordt per 1 januari 2009 5.55 procent rente berekend. In de overeenkomst is een aflossingsvrije period van 7 jaar opgenomen. Hierdoor zal IJsland pas vanaf 6 juni 2016 moeten beginnen met het afbetalen van de schuld. Tot dat moment wordt er wel 5,55 procent samengestelde rente berekend over de schuld. Bij het bepalen van de hoogte van het rentepercentage, is uitgegaan van de Commercial Interest Reference Rates (CIRR) van de OESO die is opgehoogd met een conservatieve risicotoeslag voor IJsland. Gedurende de aflossingsvrije peridoe lost IJsland wel af op de hoofdsom met opbrengsten uit de boedel van het failliete Landsbanki. Die opbrengst wordt door IJsland zelf geschat op ongeveer 75 procent van de uitstaande schuld. Het in 2016 nog openstaande bedrag is gegarandeerd door de IJslandse staat. Op basis van die nieuwe hoofdsom per 2016 worden de afbetalingen gedaan in 32 termijnen tot juni 2024, vier termijnen per jaar. Over deze hoofdsom wordt rente berekend die eveneens per kwartaal wordt betaald.
De overeenkomst houdt rekening met de economische ontwikkeling en de draagkracht van IJsland. Namelijk de aflossing per termijn wordt bepaald door een plafond van 2 procent van de cumulatieve groei van het IJslandse bruto binnenlands product [BBP] in euro’s op jaarbasis. Deze cumulatieve groei wordt ieder kwartaal als volgt berekend: Het uitgangsjaar is 2008. Dit betekent dat IJsland de door de kredietcrisis opgetreden krimp van het BBP eerst moet inlopen voordat er sprake kan zijn van terugbetaling van de hoofdsom. Voor het IJslandse BBP in euro’s is uitgegaan van € 11.495.000.000. Voor de afbetaling in een bepaald jaar wordt per afbetalingstermijn het verschil genomen tussen het BBP in euro’s in dat jaar en 2008. Van dit verschil wordt 2 procent genomen en dat is het maximale bedrag dat IJsland per jaar kan aflossen. IJsland mag altijd boetevrij meer af lossen.
Indien het bedrag onder het plafond lager is dan dat deel van de nieuwe hoofdsom plus de rente die IJsland over de hoofdsom per jaar moet betalen, betaalt IJsland altijd de rente, ook wanneer alleen al de rentebetalingen boven het plafond uitkomen. Dat deel van de aflossing op de hoofdsom dat niet onder het plafond past, wordt doorgeschoven naar de volgende termijn. In de volgende termijn ontstaat er hierdoor een aflossing die gelijk is aan het 1/32ste deel van de hoofdsom die er in juni 2016 stond plus de doorgeschoven restaflossing uit de vorige termijnen.
Wanneer in juni 2024 de 32 termijnen zijn bereikt en er nog steeds een schuld open staat, worden de 32 termijnen verlengd met zes jaar. Als er in 2030 [56 termijnen] nog een restschuld openstaat, zal deze worden terugbetaald in vijf jaar. Deze verlening van twintig termijnen blijft zich herhalen totdat de totale schuld is afgelost. Het plafond van 2 procent van de cumulatieve groei blijft daarbij altijd van toepassing.
De cap op de verplichting tot terugbetaling van de hoofdsom is grotendeels ontleend aan de eerdere Icesave wet die het IJslands parlement in augustus aannam en die wel door de IJslandse president is getekend. De belangrijkste wijzigingen van die wet zijn dat helder geregeld is dat de terugbetalingsverplichting in stand blijft totdat het gehele uitstaande bedrag inclusief rente is terugbetaald (waarvoor ook nu al een optie tot verlenging van de looptijd is opgenomen), dat vanaf 2016 in elk geval de rente verschuldigd is zodat de uitstaande schuld niet meer door rente kan groeien en dat duidelijker is vastgelegd dat IJsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland voor de leningovereenkomsten hebben gekozen voor Engels recht en de Engelse rechter.