Geen versoepeling, maar aanscherping van regels voor brandweer
De aanpassings- en invoeringswet veiligheidsregio’s wordt binnenkort in de Tweede Kamer behandeld. En daarmee ook het ontwerpbesluit veiligheidsregio’s. In het besluit veiligheidsregio’s komen regels over de opkomsttijden van de brandweer en de bezetting van brandweervoertuigen. Er zijn in de aanloop naar de behandeling enkele hardnekkige misvattingen ontstaan rond deze regels. Bestuurlijke willekeur en gevaarlijke experimenten zouden op de loer liggen, de brandveiligheid zou onder druk staan. Hiervan is echter geen sprake. Minister Ter Horst stuurde een brief naar de Tweede Kamer om deze misverstanden weg te nemen.
Misvatting 1: de minister van BZK laat de eisen aan de opkomsttijden voor de brandweer los.
Op dit moment bestaan er geen wettelijke eisen aan de opkomsttijden voor de brandweer. Van loslaten kan dus geen sprake zijn. Brandweerzorg is van oudsher een gemeentelijke verantwoordelijkheid en blijft dat ook onder de Wet veiligheidsregio's, zij het dat de organisatie nu op regionaal niveau belegd wordt.
De Wet veiligheidsregio’s bepaalt dat iedere regio een dekkingsplan voor de brandweer moet hebben dat gebaseerd is op het risicoprofiel, inclusief de brandrisico’s. Hiermee wordt de kwaliteit van de brandweerzorg verzekerd. Het bestuur van de veiligheidsregio moet dit dekkingsplan vaststellen.
Bij het maken van het regionale dekkingsplan moeten de opkomsttijden die in het besluit veiligheidsregio’s staan, in acht genomen worden. Overal in Nederland voldoen aan de gestelde opkomsttijden is echter duur en onnodig. Er zijn gebieden waar het risico op brand niet opweegt tegen de investering om de gestelde opkomsttijden te halen. Daarom krijgt het bestuur de bevoegdheid om van de opkomsttijden af te wijken, mits dat gemotiveerd gebeurt en expliciet gemaakt wordt in het dekkingsplan. Dat is openbaar, zodat alle burgers en bedrijven kunnen zien welke opkomsttijd zij kunnen verwachten. Ook moet het bestuur de daadwerkelijke opkomsttijden van iedere uitruk registeren om periodiek te kunnen bepalen of de risico-inschatting nog actueel is en het dekkingsplan bijgesteld moet worden. Zo wordt de kwaliteit van de brandweerzorg continu verbeterd.
Hiermee wordt de bestaande praktijk geformaliseerd. Immers, alle brandweerregio’s hebben al sinds de jaren '90 regionale dekkingsplannen hebben. Deze dekkingsplannen zijn gebaseerd op het Handboek Brandweerzorg (1992) en de Leidraad basisbrandweerzorg (2005). Daarin staat, naast de berekeningsmethode voor de technische uitvoering, beschreven hoe het bestuur zijn verantwoordelijkheid voor de brandweerzorg moet invullen. Dat laatste wordt in het Besluit veiligheidsregio's verankerd. Er wordt dus niets losgelaten. Integendeel, er wordt iets vastgelegd.
Misvatting 2: de bestuurlijke bevoegdheid om af te wijken van de standaardbezetting van zes man op een brandweerauto’s leidt tot levensgevaarlijke toestanden voor brandweer en burgers.
In het Besluit veiligheidsregio’s worden de bezetting, de taken en de uitrusting van een basisbrandweereenheid beschreven volgens de geldende brandweerdoctrine: zes personen op één brandweerauto.
In de praktijk blijkt echter dat er op diverse plaatsen in Nederland voor bepaalde specifieke risicosituaties of incidenttypen niet met de standaardbezetting wordt gewerkt. De afwijkingsmogelijkheid is opgenomen om deze praktijk onder de nieuwe wet te kunnen voortzetten, niet uit bezuinigingsdrift. Op sommige plaatsen in Nederland wordt gewerkt met snelle interventievoertuigen of rukken meerdere kleine voertuigen met een bezetting van vier man gelijktijdig uit. Ook wordt er in sommige regio’s op een slimme manier een beperkte beschikbaarheid van brandweervrijwilligers mee opgevangen. Hierdoor kunnen brandweerposten open blijven in plaats van dat ze moeten sluiten. Daar kan toch niemand tegen zijn.
Veiligheid staat voorop, dus als een bestuur kiest voor een kleinere bezetting per voertuig, dan moet het personeel alle taken die in het besluit beschreven staan wel op een veilige manier kunnen uitvoeren. Als daar zes man voor nodig zijn, dan moeten er dus op tijd zes staan. Door het vastleggen van de taken van brandweereenheden kan het bestuur daar niet meer omheen. De deur wordt niet opengezet naar levensgevaarlijke experimenten, maar juist naar veilige oplossingen voor specifieke risicosituaties.
Misvatting 3: het Besluit veiligheidsregio’s sluit niet logisch aan op het Bouwbesluit 2003.
De relatie tussen de brandveiligheidsvoorschriften in de bouwregelgeving en de tot nu toe gehanteerde normen en standaarden voor de brandweer verandert niet, nu deze normen en standaarden in regelgeving worden vastgelegd. Bouwregelgeving richt zich tot gebruikers en eigenaren van gebouwen, het ontwerpbesluit veiligheidsregio's richt zich uitsluitend tot de brandweer.
Het doel van de brandveiligheidsvoorschriften in de bouwregelgeving is om slachtoffers en snelle uitbreiding van brand naar andere gebouwen zoveel mogelijk te voorkomen. De technische eisen in de bouwvoorschriften zijn onder meer gebaseerd op aannames over de tijd die nodig is om een gebouw bij brand veilig te kunnen ontvluchten. In verreweg de meeste gevallen zullen mensen dat zonder hulp van de brandweer kunnen. Er moet echter altijd rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat mensen wel hulp van de brandweer nodig hebben. Hiermee wordt het belang van bovenstaand systeem nog eens benadrukt, waarin het bestuur op grond van de risico-inschatting expliciete en gemotiveerde besluiten neemt over langere opkomsttijden.
Geen versoepeling, maar aanscherping
Het Besluit veiligheidsregio's leidt dus niet tot een versoepeling van de regels voor de brandweer, maar juist tot een aanscherping ervan. De veiligheidsregio krijgt wel de ruimte die bij zijn verantwoordelijkheid past om maatwerk te leveren voor specifieke situaties. Maar anders dan vroeger vraagt dat nu wel om een expliciete bestuurlijke afweging, die nu ook wettelijk vastligt.