Persconferentie na ministerraad van 15 januari 2010

Minister-president Balkenende sprak na afloop van de ministerraad over de 'afschuwelijke aardbeving' op Haïti. 'Een drama van ongekende omvang.' Ook ging hij in op het debat over de kabinetsreactie op het rapport van de Onderzoekscommissie Irak.

BALKENENDE:
Goedemiddag. We hadden vanmiddag twee raden. Eerst een ministerraad voor het Koninkrijk en daarna de reguliere ministerraad. In de Rijksministerraad hebben we uiteraard eerst stil gestaan bij de situatie in Haïti. Een afschuwelijke aardbeving heeft het land getroffen. Port-au-Prince, u weet hoe de stad ervoor ligt. Een drama van ongekende omvang. Wat we nu weten, dat is helder, is dat duizenden mensen om het leven zijn gekomen. Over de materiële schade, u ziet ook de beelden, dat zal naderhand moeten blijken hoe erg het daarmee is. Maar het is natuurlijk afschuwelijk. Enorm veel leed en een grote betrokkenheid wereldwijd. We hebben stilgestaan bij de emoties.

U kunt zich ook voorstellen dat de andere delen van het Koninkrijk zeer begaan zijn met het lot van de mensen op Haïti. Dat geldt ook voor mensen in Nederland zelf die tot die gemeenschap behoren. Minister Koenders zal contact hebben met mensen uit deze groep. Het is een afschuwelijk drama. Wat wij nu kunnen doen is het bieden van hulp. U weet dat Nederland drie miljoen aan hulp in eerste instantie heeft gegeven. Vervolgens wordt gewerkt met een reddingsteam. Dat is op het ogenblik onderweg, we hopen dat ze snel aan de slag kunnen, er is ontzettend veel te doen. We leven mee met de mensen in Haïti. We nemen kennis van de beelden, maar het is natuurlijk helder dat het een afschuwelijk drama is.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken houdt uiteraard contact met mensen daar waar het mogelijk is. U weet dat van een aantal mensen aanvankelijk nog onbekend was hoe het met hun was, daar is wel helderheid over gekomen. Maar er zijn ook mensen die nog niet bekend zijn. En met name maken we ons zorgen over de groep van negen mensen die zich bevonden in het hotel dat niet meer bestaat. Nou, dat is de tragiek van dit moment, dat we nog te maken hebben met onhelderheid, met onzekerheid en angst en twijfel. We leven erg mee, en uiteraard is het zo dat de meest betrokken bewindslieden intensief zich op de hoogte steeds blijven stellen van datgene dat zich daar afspeelt, en wij proberen om de steun te bieden waar dat kan.

Het tweede punt dat in de ministerraad aan de orde kwam is uiteraard de afgelopen week, de commissie-Davids. We hebben nog eens teruggeblikt in een open sfeer over alles wat zich heeft afgespeeld deze week. De verklaring, het debat in de Kamer. Het was een pittige week, daar heb ik verder ook niets aan toe te voegen. Wel een open en eerlijk debat over wat zich heeft afgetekend deze week. Maar tegelijkertijd hebben we ook gezegd van: dit onderwerp vergt een gedegen kabinetsreactie. Het is een gedegen rapport, en er moet nu ook een goede kabinetsreactie komen. Daar zullen we ons aan zetten. Wij proberen dat zo snel mogelijk te doen. U weet, in de brief is aangegeven dat wij begin februari deze reactie hopen te geven. En dan niet alleen de reactie op het rapport van de commissie-Davids, maar ook de beantwoording van de vragen die door de Tweede- en Eerste Kamer zijn gesteld. En daarover zullen we de komende tijd ons gaan buigen.

Laatste punt dat ik hier nu wil noemen, dat komt volgende week terug, dat is het onderwerp zorg. Zaken als prestatiebekostiging. Minister Klink heeft ons erover bijgepraat. We hebben er discussie over gehad. Die discussie is nu afgerond en in de loop van volgende week zal de Kamer worden geïnformeerd. In ieder geval is dat besluit nu vandaag genomen. En zoals gezegd, de laatste afwerking vindt nu plaats van stukken, minister Klink zal volgende week daar nader op ingaan. Dat is eigenlijk het enige wat ik daar op dit moment over kan zeggen.