Minister Hirsch Ballin: geen interlandelijke adoptie bij grote risico’s
Als bij interlandelijke adoptie door onvolledige of onbetrouwbare informatie de risico’s op onregelmatigheden te groot zijn, kunnen vergunninghouders de contacten met een land beëindigen. Dat stelt minister Hirsch Ballin van Justitie in een brief aan de Tweede Kamer bij de aanbieding van diverse rapporten van de Inspectie Jeugdzorg inzake interlandelijke adoptie.
De Inspectie Jeugdzorg constateert dat er een spanningsveld bestaat tussen enerzijds het vertrouwensbeginsel in het Haags Adoptieverdrag en anderzijds de verantwoordelijkheid van de adoptiebemiddelingsorganisaties (vergunninghouders) om de betrouwbaarheid van de gegevens te controleren. Volgens de Inspectie hebben vergunninghouders niet altijd de mogelijkheid om de betrouwbaarheid van gegevens te controleren, omdat het vertrouwensbeginsel, waarbij de ene staat erop moeten vertrouwen dat de andere staat zijn verdragsrechtelijke taken naar behoren uitvoert, de mogelijkheden daartoe beperkt.
Minister Hirsch Ballin onderkent het geconstateerde spanningsveld en heeft dat ook eerder bij de Tweede Kamer onder de aandacht gebracht. Hij hecht eraan dat vergunninghouders hem informeren bij twijfels over de betrouwbaarheid van de informatievoorziening en stelt dat de Centrale Autoriteit (het onderdeel binnen het ministerie van Justitie dat zich bezighoudt met interlandelijke adoptie) een actieve rol moet blijven spelen bij het aanspreken van landen van waaruit wordt geadopteerd. In risicovolle situaties zal altijd overleg plaatsvinden tussen de Centrale Autoriteit en de betrokken vergunninghouder(s). Zonodig kunnen vergunninghouders de contacten met zogenaamde zendende landen beëindigen.Voorts zijn door de Centrale Autoriteit sinds 2007 de contacten met centrale autoriteiten van andere zendende en ontvangende landen geïntensiveerd.
De Inspectie Jeugdzorg heeft op verzoek van minister Hirsch Ballin ook onderzoek gedaan naar twee vergunninghouders die in China bemiddelen bij interlandelijke adoptie. De Vereniging Wereldkinderen en de Stichting Kind en Toekomst hebben bemiddeld bij de opneming van in totaal zeven kinderen door Nederlandse gezinnen vanuit het Zhenyuan kindertehuis in de provincie Guizhou in China.Volgens berichten in de media in juli 2009 zouden in de periode 2001-2007 kinderen onterecht zijn geregistreerd als vondeling en via dit tehuis op oneigenlijke gronden in het adoptiecircuit terecht zijn gekomen.
Na onderzoek constateert de Inspectie dat de betrokken vergunninghouders, binnen de mogelijkheden die zij hebben, zorgvuldig hebben gehandeld bij de bemiddeling van de zeven kinderen uit het kindertehuis. Voorts is door de plaatsvervangend directeur-generaal van de Chinese Centrale Autoriteit tijdens een recent bezoek aan Nederland medegedeeld dat geen van de kinderen die uit het tehuis Zhenyuan zijn geadopteerd door Nederlandse gezinnen, betrokken is geweest bij de geconstateerde misstanden.