Brief aan de Tweede Kamer over pensioen bestuurders Nederlandse Antillen
In het algemeen overleg van 28 oktober 2009 met de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken heeft de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegezegd inzicht te bieden in de mogelijkheid voor bestuurders op de Nederlandse Antillen om pensioenaanspraken te stapelen. Ik kom hier als volgt op terug.
Op 24 juni 2006 is de Pensioenregeling politieke gezagdragers door de Staten van de Nederlandse Antillen aanvaard. Deze nieuwe regeling maakte een einde aan de oude, buitengewoon dure pensioenregelingen. In de nieuwe regeling is het stapelen van pensioenen uit verschillende kortdurende functies niet meer mogelijk en is het opbouwpercentage geüniformeerd. Bovendien is in de nieuwe regeling een einde gemaakt aan de zeer korte opbouwtijd en de vroege pensioenleeftijd. De gedachte is verlaten dat gedurende de politieke loopbaan per functie een volledig pensioen moet worden opgebouwd.
Onder politieke gezagdragers worden in de nieuwe regeling ministers, de gevolgmachtigd minister, staatssecretarissen, statenleden, gezaghebbers, gedeputeerden en eilandsraadsleden van Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten verstaan. De politieke gezagdragers van Curaçao vallen echter niet onder deze regeling maar hebben een eigen pensioenregeling behouden.
De Pensioenregeling is geënt op de voor Nederlandse ambtsdragers geldende Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Eerder heb ik u al geïnformeerd over de overeenkomsten en verschillen tussen de Pensioenregeling politieke gezagdragers en de Algemene pensioenwet politieke ambtdragers (TK 31 568, nr. 49).
Net als in de Appa wordt voor elke politieke functie afzonderlijk op basis van diensttijd, opbouwpercentage en franchise een pensioen bepaald. Het opbouwpercentage is 3% per jaar van de wedde tot een maximum van 70% van de pensioengrondslag per functie. Als verschillende politieke functies zijn vervuld, is het uiteindelijke pensioen dan de optelsom van deze afzonderlijke pensioenen.
Voor de Appa geldt dezelfde systematiek. Een wethouder die gedeputeerde en vervolgens minister wordt, krijgt bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar een pensioen van de gemeente, provincie en het Rijk. Per politieke functie wordt een pensioen bepaald en uitbetaald door het betrokken bestuursorgaan. Alleen kent de Appa daarbij in tegenstelling tot de Pensioenregeling politieke gezagdragers geen maximum van 70% per politieke functie van de pensioengrondslag. Het Appa-pensioen is niet gemaximeerd in verband met de mogelijkheid van waarde-overdracht van pensioenaanspraken.
In de Pensioenregeling politieke gezagdragers zijn de verschillende afzonderlijke pensioenregelingen voor politieke gezagdragers ingetrokken. Daarvoor geldt wel overgangsrecht. Voor de pensioengeldige tijd voor inwerkingtreding van de wet blijven de oude pensioenregelingen voor ministers, staatssecretarissen, statenleden of gezaghebbers van kracht. Dit overgangsrecht kan wel nog leiden tot stapeling van pensioenaanspraken voor ambtsdragers.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
Mevrouw dr. G. ter Horst