Vragen Dubai
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-GeneraalPostbus 20018
2500 EA 's-Gravenhage
Betreft BFB09-1751 vragen van het lid van Dijck (PVV) over het bericht dat de Nederlandse Staat risico loopt op Dubai
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, toekomen de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid van Dijck (PVV) met betrekking tot het risico dat de Staat loopt op Dubai.
Hoogachtend,
De minister van Financiën,
Wouter Bos
Antwoord op de schriftelijke vragen van het lid van Dijck van de PVV over het risico dat de Staat loopt op Dubai (vraagnummer 2009Z22961, ingezonden op 30 november 2009)
1. Kent u het bericht “Staat loopt risico op Dubai”? 1)
Ja.
2. Hoe groot is het risico dat de Nederlandse Staat in dit geval loopt?
De exportkredietverzekering heeft tot op heden ten aanzien van Dubai circa euro200 miljoen aan schade uitgekeerd. Om deze schade te recupereren heeft Nederland in het voorjaar van 2009 met de betreffende partijen in Dubai voor nagenoeg dit gehele bedrag een betalingsregeling gesloten. Op deze regeling is inmiddels euro64 miljoen door Dubai terugbetaald. Er staat dus nog voor euro136 miljoen open.
Op de nog lopende polissen op Dubai zal de Nederlandse Staat in het meest ongunstige scenario nog circa euro200 miljoen aan schade moeten uitkeren. De totale maximale “exposure” komt daarmee uit op ongeveer euro336 miljoen.
3. Hoeveel exportkredietverzekeringen heeft de Nederlandse Staat uitstaan in Dubai en hoeveel in totaal?
Er zijn momenteel tien actieve polissen op Dubai bij vijf exporteurs en één bank. Het gaat hierbij om zes polissen die betalingsrisico’s op Nakheel dekken, de overige polissen betreffen debiteuren die geen onderdeel uitmaken van het conglomeraat van Dubai World. Op deze Dubai-polissen kan dus nog maximaal euro200 miljoen worden uitgekeerd.
De totale portefeuille van lopende polissen bij de exportkredietverzekering (inclusief Seno/Gom polissen, maar exclusief investeringsverzekeringen en uitgekeerde schade) bedraagt ultimo oktober 2009 ruim euro6 miljard. Als ook rekening wordt gehouden met dekkingstoezeggingen (waarvan er momenteel geen op Dubai uitstaan) komt de totale portefeuille uit op ruim euro8 miljard.
4. Hoe wordt een exportkredietverzekering toegekend en welke risico’s worden daarbij beoordeeld?
a. Het proces van het toekennen van een polis
Toekenning van een polis onder de exportkredietverzekering (EKV) verloopt via een vast proces. Het begint met een aanvraag van een exporteur of bank bij de uitvoerder van de EKV, Atradius Dutch State Business (ADSB). ADSB onderzoekt in hoeverre de afnemer/debiteur wiens betaling de exporteur/bank wil verzekeren voldoet aan de voorwaarden van het beleid, waaronder het algemene risicobeleid zoals dat is vastgesteld. Daarnaast onderzoekt ADSB in hoeverre de individuele transactie en de afnemer op het moment van aanvraag een aanvaardbaar risico zijn om in verzekering te nemen. In het geval van relatief kleinere transacties, en/of transacties naar minder risicovolle landen, zal ADSB dergelijke aanvragen zelfstandig afdoen.
Grotere, complexere transacties en transacties, waarvan de risico’s niet binnen het vastgestelde beleid passen, moeten worden voorgelegd aan het Kredietcomité, waarin de ministeries van Financiën en Economische Zaken en ADSB zitting hebben. Het Kredietcomité adviseert vervolgens de minister van Financiën over de transactie, die beslist of een transactie al dan niet in dekking genomen wordt.
Binnen de EKV vindt de risicobeoordeling feitelijk op twee niveaus plaats:
- de vaststelling van het algemene voor een bepaald land geldende risicobeleid;
- de risicobeoordeling van individuele aanvragen.
b. Het algemene voor een bepaald land geldende risicobeleid
In het risicobeleid (landenbeleid) van de EKV wordt vastgelegd aan welke algemene voorwaarden aanvragen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor dekking. Deze algemene voorwaarden zijn bepaald door de aard van de dekking en worden per land vastgesteld op basis van een voorstel van ADSB. De vastgestelde voorwaarden worden periodiek opnieuw overwogen en eventueel aangepast. Eventuele voorstellen voor aanpassing worden voorgelegd aan de Commissie Advisering Risicobeleid (CAR), die advies uitbrengt aan de minister van Financiën. De CAR bestaat uit vertegenwoordigers van de ministeries van Financiën, van Economische Zaken, van Buitenlandse Zaken en ADSB. De minister van Financiën stelt uiteindelijk het risicobeleid vast. Voor sommige landen gelden geen restricties onder het risicobeleid, en naarmate landen risicovoller worden, nemen de restricties toe. Zo kunnen bankgaranties verplicht zijn, of een garantie van een centrale overheid. Voor sommige landen geldt dat de risico’s zodanig zijn, dat ze voor elke vorm van dekking zijn uitgesloten.
In de advisering over het risicobeleid wordt een groot aantal (potentiële) risicofactoren meegenomen. De overheidsfinanciën worden bekeken (schuldpositie, overheidstekort), alsook economische indicatoren die in relatie staan tot de waarde van de munteenheid (is de munt overgewaardeerd, is er een tekort of overschot op de handelsbalans, ontwikkeling van de inflatie). Daarnaast spelen factoren zoals stabiliteit van de regering, veiligheidssituatie (dreigen er interne of externe conflicten) en mogelijke corruptie een rol in het landenbeleid. Ook de positie van de financiële sector in een land wordt geanalyseerd, omdat problemen in de financiële sector vaak grote uitstralingseffecten hebben naar de economie als geheel.
De hoofdlijnen van het voor een land geldende risicobeleid worden door ADSB gepubliceerd onder andere op haar website.
c. De risicobeoordeling van individuele aanvragen
Bij een concrete aanvraag wordt allereerst getoetst of deze wel voldoet aan het voor het land in kwestie geldende algemene risicobeleid. Daarna worden meer risico’s van de betrokken partijen in de voorliggende aanvraag geanalyseerd en beoordeeld. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de afnemer/debiteur, de exporteur en een eventueel betrokken bank.
In de beoordeling van de risico’s die kunnen optreden bij de diverse betrokken partijen, is er een aantal kernelementen dat bij elke aanvraag wordt getoetst. Deze betreffen met name de financiële situatie van de afnemer/debiteur of garant; de liquiditeit, de solvabiliteit en de winstgevendheid. Maar bij de EKV gaat het vaak om grote, complexe verzekeringsaanvragen. Dat betekent dat elke aanvraag unieke risico’s kan bevatten die maatwerk noodzakelijk maken. Daardoor moet per aanvraag worden nagegaan of er nog aanvullende risico’s zijn die geanalyseerd en beoordeeld moeten worden. Op basis van de uitkomsten van de risicoanalyse wordt ook bezien of aanvullende risicomitigerende aanpassingen wenselijk of mogelijk zijn, zoals pandrechten of garantstellingen.
5. Hoe vaak wordt een verzoek om een exportkredietverzekering afgewezen en op welke gronden worden deze afwijzingen gedaan?
In 2008 zijn 31 aanvragen afgewezen en in 2009 zijn tot en met oktober 9 aanvragen afgewezen. De belangrijkste redenen om een aanvraag af te wijzen zijn het bestaan van verzekeringsmogelijkheden in de markt, het niet voldoen aan internationale afspraken, het niet voldoen aan het geldende landenbeleid, een onaanvaardbaar debiteurenrisico of onacceptabele contractvoorwaarden.
1) Het Financieele Dagblad, 27 november 2009