Verdachte mag na aanhouding overleggen met raadsman
Minister Hirsch Ballin informeert de Tweede Kamer over een wijziging in de werkinstructie van het College van procureurs-generaal met betrekking tot toelating van een raadsman tot een verdachte na aanhouding en voorafgaand aan politieverhoor.
Aanleiding voor deze aanpassing was de uitleg van de arresten van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in onder meer de zaken Salduz en Panovits. Uit deze arresten kwam naar voren dat het noodzakelijk is een regeling te treffen die erin voorziet dat de verdachte na aanhouding en voorafgaand aan het politieverhoor een consulterend gesprek kan hebben met een raadsman.
Een verdachte die door de politie is aangehouden heeft aanspraak op rechtsbijstand. De verdachte krijgt gelegenheid om voorafgaand aan het verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit een raadsman te raadplegen.
In een uitgewerkte regeling wordt geregeld dat wanneer de aangehouden verdachte van een misdrijf gebruik maakt van zijn recht op een consult voorafgaand aan het politieverhoor, de raadsman twee uur de gelegenheid krijgt zich naar het politieburau te begeven, waarna hij gedurende maximaal 30 minuten met de aangehouden verdachte kan spreken.
Met het consult wordt een nieuwe mogelijkheid gecreëerd als gevolg waarvan de aangehouden verdachte in principe niet meer in verzekering hoeft te worden gesteld, louter om de komst van de raadsman af te wachten. De aanwijzing regelt tevens de mogelijke aanwezigheid van een raadsman of andere vertrouwenspersoon bij het verhoor van aangehouden jeugdige verdachten.
De afgelopen maanden heeft overleg plaatsgevonden tussen verschillende betrokken partijen. Dat overleg heeft geleid tot een gedeeld besef dat de arresten aanleiding geven tot een diepgaander bezinning op de wijze van bejegening van aangehouden verdachten, in het bijzonder kwetsbare groepen zoals jeugdigen en zwakbegaafden. Dat besef heeft er inmiddels toe geleid dat proeven worden genomen met een nieuwe werkwijze die inhoudt dat verdachten in een politieregio op één plaats worden ondergebracht waar zich geconcentreerde faciliteiten bevinden voor verblijf, onderzoek, rechtsbijstand en verhoor.
Hirsch Ballin juicht deze initiatieven toe omdat zij eraan kunnen bijdragen dat wezenlijke verbeteringen worden aangebracht in de behandeling van verdachten, in een efficiënte gang van zaken op het politiebureau en in een verantwoorde opsporingspraktijk.