Algemene wet inzake rijksbelastingen. Besluit ambtshalve verminderen of teruggeven
Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, AKC, team Formeel Recht
Besluit van 10 december 2009, nr. CPP2009/2461M, Staatscourant 2009, 19523
De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit betreft een aanpassing van het beleid inzake ambtshalve verminderen of teruggeven van belasting. Het besluit sluit aan bij de ministeriële regeling die per 1 januari 2009 voor het verzamelinkomen en jaarloon is getroffen in het kader van de basisregistratie inkomen en de bijzondere regeling voor ambtshalve vermindering van belastingaanslagen inkomstenbelasting per 1 januari 2010. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het beleid te vereenvoudigen. Voor de termijn waarbinnen de belanghebbende aanspraak kan maken op ambtshalve vermindering of teruggaaf voor aanslagbelastingen is gekozen voor aansluiting bij de navorderingstermijn, aangevuld met een termijn voor uitstel, gefixeerd op in totaal zeven jaar (dit sluit ook aan bij de bewaartermijn). Voor de aangiftebelastingen is met uitzondering van de loonheffingen gekozen voor aansluiting bij de naheffingstermijn.
§ 1. Algemeen
1. In artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) zijn de bevoegdheden van de inspecteur neergelegd om ambtshalve:
a. een onjuiste belastingaanslag te verminderen;
b. een onjuiste beschikking te verminderen;
c. een in de wet voorziene vermindering te verlenen;
d. een in de wet voorziene ontheffing te verlenen;
e. een in de wet voorziene teruggaaf te verlenen.
Deze bevoegdheden worden in dit besluit aangeduid met de term: vermindering of teruggaaf van belasting. De uitoefening van deze bevoegdheden wordt in dit besluit aangeduid als: ambtshalve verminderen of teruggeven van belasting.
2. Dit besluit bevat een in beginsel uitputtende regeling van de gevallen, waarin de inspecteur van deze bevoegdheden gebruik maakt.
3. Dit besluit is ook van toepassing op regelingen die onder het bereik van artikel 65 AWR zijn gebracht, zoals bijvoorbeeld de werknemersverzekeringen.
4. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder de belanghebbende:
de belastingplichtige, de inhoudingsplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk medeaansprakelijke heeft betaald, met dien verstande dat, in een geval waarin zowel de belastingplichtige als de inhoudingsplichtige in beginsel in aanmerking komen voor een vermindering of teruggaaf van belasting, uitsluitend de belastingplichtige aanspraak op die vermindering of die teruggaaf van belasting heeft. Dit behoudens die gevallen waarin een wettelijke regeling een ander dan de belastingplichtige aanwijst, zoals bijvoorbeeld artikel 59, zesde lid, Wet financiering sociale verzekeringen. In genoemd voorbeeld wordt de ambtshalve teruggaaf uitsluitend aan de werkgever verleend.
5. Dit besluit is van overeenkomstige toepassing voor de vaststelling en herziening van verliesbeschikkingen. Ondanks het niet voor bezwaar vatbare karakter van de ambtshalve vastgestelde en herziene beschikkingen staan de wettelijke bepalingen niet aan verliesverrekening in de weg. Een aldus vastgesteld verlies kan ook worden verrekend met inkomens/belastbare winsten welke gelegen zijn buiten de zevenjaarstermijn, zoals bedoeld in § 3 van dit besluit.
§ 2. In welke gevallen ambtshalve verminderen of teruggeven?
1. Uit eigen beweging:
De inspecteur verleent ambtshalve de vermindering of teruggaaf van belasting waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt indien enig feit de conclusie rechtvaardigt dat belanghebbende hiervoor in aanmerking komt.
2. Op verzoek:
De inspecteur verleent ambtshalve de vermindering of teruggaaf van belasting waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt indien belanghebbende een verzoek hiertoe indient.
3. Naar aanleiding van een niet ontvankelijk bezwaarschrift of verzoek:
Indien wegens het te laat indienen van een bezwaarschrift of een in de wet voorzien verzoek dan wel om andere redenen van formele aard de indiener van het bezwaarschrift of verzoek niet ontvankelijk is in zijn bezwaar of verzoek, behandelt de inspecteur dit bezwaarschrift of verzoek als een verzoek om ambtshalve verminderen of teruggeven van belasting. De inspecteur verleent ambtshalve de vermindering of teruggaaf van belasting waarvoor belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt bij de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken.
§ 3. In welke gevallen geen ambtshalve verminderen of teruggeven?
1. Vermindering of teruggaaf van belasting wordt niet verleend:
a. Indien belanghebbende er niet redelijkerwijs voor in aanmerking komt (zie § 4).
b. Indien er sprake is van nieuwe jurisprudentie of nieuw beleid (zie § 5).
c. In gevallen waarin om een fiscale faciliteit te verkrijgen door belanghebbende bij de aangifte of op een ander wettelijk voorgeschreven moment een verzoek moet zijn gedaan of een keuze zijn gemaakt. Een dergelijk verzoek kan niet meer succesvol worden gedaan en een dergelijke keuze kan niet meer succesvol worden gemaakt nadat de aanslag onherroepelijk vast is komen te staan, dan wel de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken.
d. Indien een correctiebericht in de zin van artikel 28a Wet op de loonbelasting 1964 moet of kan worden ingediend.
2. De termijn waarbinnen de belanghebbende aanspraak kan maken op het ambtshalve verlenen van vermindering of teruggaaf van belasting vervalt:
a. voor aanslagbelastingen door verloop van zeven jaar na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft;
b. voor aangiftebelastingen door verloop van vijf jaar na het einde van het belastingjaar waarin de belastingschuld is ontstaan of waarop de teruggaaf betrekking heeft;
c. in afwijking van onderdeel b. voor loonheffingen door verloop van zeven jaar na het einde van het belastingjaar waarin de belastingschuld is ontstaan of waarop de teruggaaf betrekking heeft.
§ 4. Andere feiten en omstandigheden
1. Indien de inspecteur kennis neemt van feiten, andere dan die, naar aanleiding waarvan hij voornemens is ambtshalve een vermindering of teruggaaf van belasting te verlenen, en die andere feiten grond opleveren voor het vermoeden dat de belasting onjuist is berekend, houdt hij daarmee rekening bij het verminderen of teruggeven van belasting.
2. Voorts verleent de inspecteur in gevallen waarin ter zake van enig feit ten onrechte belasting is geheven en waarin als gevolg van die heffing een andere belasting (ook al betreft deze een ander dan belanghebbende) ter zake van datzelfde feit niet is geheven en ook niet meer kan worden geheven, slechts ambtshalve vermindering of teruggaaf voor zover het bedrag van de eerstgenoemde belasting het bedrag van de andere belasting te boven gaat.
§ 5. Jurisprudentie en beleidsbesluiten
1. Een arrest van de Hoge Raad dan wel een beleidsbesluit mijnerzijds waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van een vermindering of teruggaaf van belasting indien de belastingaanslag, de voldoening op aangifte of de afdracht op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan vóór de dag, waarop het arrest door de Hoge Raad is gewezen, onderscheidenlijk vóór de dagtekening van het beleidsbesluit of andere schriftelijke aanwijzing, tenzij ik op dit punt een afwijkende regeling heb getroffen.
2. Bovenstaande is van overeenkomstige toepassing op uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van andere supranationale colleges. Het vorenstaande vindt geen toepassing voor zover het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 13 januari 2004, C-453/00, (Kühne & Heitz) en de daarop gebaseerde latere jurisprudentie tot een gunstiger resultaat leidt.
3. Een uitspraak van een Rechtbank of Gerechtshof is doorgaans geen aanleiding voor het ambtshalve verlenen van vermindering of teruggaaf van belasting. Dit lijdt evenwel uitzondering indien ik kenbaar heb gemaakt dat de uitspraak tot richtsnoer moet worden genomen. Het eerste lid is alsdan van overeenkomstige toepassing.
§ 6. Bijzondere situaties
1. Er kunnen zich situaties voordoen waarin de inspecteur moet afwijken van de in dit besluit opgenomen regeling. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:
a. De inspecteur is verplicht op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een vermindering of teruggaaf ambtshalve te verlenen.
Bijvoorbeeld:
Een belastingplichtige heeft afgezien van het instellen van bezwaar of beroep op grond van de toezegging van de inspecteur dat de aan de belastingplichtige opgelegde aanslag zal worden verminderd indien de fiscus in een procedure betreffende een ander belastingjaar over een soortgelijk geval bij dezelfde belastingplichtige in het ongelijk wordt gesteld. Nadat de uitspraak van de rechter in de procedure onherroepelijk is geworden komt de inspecteur tot de conclusie dat de belastingplichtige op grond van die uitspraak in aanmerking komt voor vermindering van de hem opgelegde aanslag. Inmiddels is de termijn voor het verlenen van ambtshalve vermindering (zie § 3.2) verstreken. De inspecteur heeft de belastingplichtige evenwel toegezegd dat de aanslag zal worden verminderd. Het vertrouwensbeginsel noopt de inspecteur tot het verlenen van de toegezegde vermindering.
b. Indien ik in een beleidsbesluit een bijzondere regeling heb getroffen.
2. Als een belastingplichtige ondanks de toepassing van een bilateraal belastingverdrag wordt geconfonteerd met een situatie van dubbele belasting, dan treden de betrokken bevoegde autoriteiten op zijn verzoek in overleg om na te gaan of zij voor deze situatie van dubbele belasting een oplossing kunnen vinden. De meeste belastingverdragen bevatten een bepaling waarin is omschreven dat een overeengekomen oplossing wordt uitgevoerd ongeacht de (verjarings)termijnen in de nationale wetgeving van de beide staten. In een aantal (oudere) verdragen ontbreekt die bepaling. Ook voor deze verdragen geldt dat een met de andere staat overeengekomen regeling tot oplossing van de dubbele belasting kan worden uitgevoerd ongeacht de zevenjaarstermijn.
3. Niettegenstaande de verdragstermijn voor de teruggaaf van ingehouden dividendbelasting wordt de termijn van zeven jaar gehanteerd als om teruggaaf wordt verzocht door een inwoner van de EU.
4. Indien de belanghebbende de wettelijke termijn voor het indienen van een verzoek om teruggaaf van accijns ongebruikt heeft laten verstrijken, wordt geen teruggaaf verleend indien in de voorafgaande drie jaren reeds tweemaal eerder een verzoekschrift te laat is ingediend en betrokkene er bij de tweede keer op is gewezen dat bij een derde en volgend te laat ingediend verzoekschrift niet nogmaals ambtshalve teruggaaf zal worden verleend.
§ 7. Slotbepalingen
1. Het besluit van 25 maart 1991, nr. DB89/735, zoals dit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 6 december 2001, nr. CPP2001/3435M wordt hierbij ingetrokken.
2. Dit besluit is van toepassing op verzoeken ingediend op of na 1 januari 2010. Dit besluit is tevens van toepassing op (gedeelten van) verzoeken die in het jaar 2009 zijn gedaan, voor zover toepassing van dit besluit gunstiger is dan toepassing van het besluit van 25 maart 1991, nr. DB89/735, zoals dit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 6 december 2001, nr. CPP2001/3435M
3. Dit besluit geldt niet voor de ambtshalve vermindering van belastingaanslagen inkomstenbelasting waarvoor de bijzondere regeling van artikel 45aa van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 van toepassing is.
4. Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit ambtshalve verminderen of teruggeven.
5. De citeertitel kan worden afgekort tot: BAVT.
6. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2010.
7. Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 10 december 2009.
De Staatssecretaris van Financiën.
mr. drs. J.C. de Jager.