Verhuiswensen en berekening woningbehoefte
Twee onlangs uitgevoerde studies naar de relatie tussen verhuiswensen en feitelijk verhuisgedrag tonen aan dat verhuiswensen een grote dynamiek vertonen. Dat heeft echter geen gevolgen voor de woningbehoefteberekening.
Beide studies – ‘Ruimte op de woningmarkt’ (GfK) en ‘Verhuiswensen en verhuisgedrag in Nederland’ (PBL) komen tot de volgende bevindingen:
1. Er verhuizen veel meer mensen in een bepaalde periode dan dat er in het begin van die periode aangaven.
2. Bij veel mensen verdwijnt hun verhuiswens als zij deze wens niet kunnen realiseren.
De vraag is, of hierdoor de woningbehoefte in de toekomst wordt onderschat (bevinding 1) of juist overschat (bevinding 2).
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) concludeert in zijn onderzoek dat het ministerie van VROM de woningbehoefte onderschat. Het ministerie deelt deze conclusie echter niet, omdat bij de berekening van de woningbehoefte niet alleen van de woonwensen op een bepaald moment wordt uitgegaan, maar ook van onderliggende processen die voor dynamiek in de woonwensen zorgen. Zoals het uit-huis-gaan van kinderen, samenwonen en scheiden. Doordat het ministerie deze processen expliciet in de behoefteberekening meeneemt, kunnen veranderingen in verhuiswensen zo goed mogelijk worden voorspeld.
De woningbehoefteberekening hoeft daarmee dan ook niet aangepast te worden.