Naturalisatiedag 2009
Toespraak van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, Eberhard van der Laan, tijdens de Landelijke Naturalisatiedag op 15 december 2009 in Utrecht.
Stralende gezichten bij de naturalisatiedag
Dames en heren, beste nieuwe Nederlanders vooral. Vanochtend las ik een artikel in de Volkskrant met als kop: naturalisatiedag leeft nog niet echt. In dat artikel leverden enkele Tweede-Kamerleden en oud-Kamerleden kritiek op gemeenten die weinig of geen werk maken van deze dag. Ik ben het met die kritiek eens. Ik vind dat een gemeente haar inwoners die moeite hebben gedaan officieel Nederlander of Nederlandse te worden, feestelijk moet onthalen. Zoals Utrecht vandaag doet en zoals ik het vorig jaar in Rotterdam heb meegemaakt. Zoals het vandaag in veel meer gemeenten gebeurt. Zoals het wat mij betreft hóórt.
Want voor u, nieuwe Nederlanders, is dit een heel bijzondere dag. Vanaf vandaag bent u officieel Nederlander. Ik feliciteer u daarmee en ik heet u, namens het hele kabinet, welkom als mede-Nederlander. Uw keuze voor het Nederlanderschap is een goed moment om even bij stil te staan. Voor sommigen van u is het het sluitstuk van een lang proces. Tussen het moment dat u in ons land aankwam en deze dag hebben vaak jaren gezeten. U heeft de nodige moeite moeten doen om de Nederlandse nationaliteit te krijgen, zoals het afleggen van het inburgeringsexamen. Maar vandaag worden uw inspanningen beloond.
Anderen hadden het wat gemakkelijker omdat ze hier geboren en getogen zijn. Zij voélden zich waarschijnlijk al Nederlander, al waren ze het officieel niet. Maar ook zij kunnen nu een Nederlands paspoort aanvragen.
Over een paspoort aanvragen gesproken: ik herinner mij een oud tv-fragment van de twee weken geleden overleden zanger en acteur Ramses Shaffy. Als Shaffy, zoon van een Egyptische diplomaat en een Pools-Russische gravin, zijn eerste Nederlandse paspoort ophaalt aan de balie van het stadhuis in Amsterdam, raakt hij helemaal ontroerd. Als hij het paspoort krijgt zegt hij met verwondering in zijn stem: ‘Ik hoor erbij...’ en vliegt bijna de ambtenaren om de hals. Een prachtig moment.
Ik hoop dat u dat ook zo voelt: ik hoor erbij. Eigenlijk heeft u dat al gezegd toen u koos voor het Nederlanderschap. Met die keuze zegt u in feite: ik wil erbij horen, ik wil meedoen aan de Nederlandse maatschappij en ik wil mijn leven hier, in dit land, opbouwen.
U kiest voor Nederland, met alle rechten en plichten die daarbij horen. Met die keuze kan ik u alleen maar feliciteren. Want Nederland is een heel fijn land om te wonen. Omdat je je hier veilig en vrij kunt voelen en uiten. En omdat iedereen gelijkwaardig is: mannen en vrouwen, homo’s en hetero’s, gelovigen en ongelovigen, zwart en blank, oude en nieuwe Nederlanders. Je kunt hier zijn zoals je bent of voelt, zonder angst voor discriminatie, ongeacht iemands afkomst, religie of traditie.
In Nederland krijg je alle kansen om mee te doen en mee te tellen, maar er wordt wel van je verwacht dat je je inspant en die kansen dan ook pakt. Bijvoorbeeld door een opleiding te volgen, een baan te zoeken of eventueel vrijwilligerswerk te doen voor je buren of je buurt.
Kiezen voor Nederland wil niet zeggen dat je als migrant je afkomst moet verloochenen. Of dat je niet trots mag zijn op je achtergrond of het land waar jij of je ouders vandaan komen. Zo lang dat je betrokkenheid bij je nieuwe vaderland maar niet in de weg staat. Kiezen voor Nederland betekent ook dat het gezicht naar Nederland is gericht, naar een toekomst hier in dit land. Met een halfslachtige keuze - één voet in het ene land en één voet in het andere – kun je geen toekomst opbouwen.
Om mee te kúnnen doen moet je wel Nederlands kunnen spreken, lezen en schrijven. De meesten van u hebben het Nederlands ongetwijfeld goed onder de knie. Maar als dat niet zo is, dan raad ik u dringend aan om taallessen te nemen. Of het op een andere manier goed te leren, bijvoorbeeld door met Nederlanders te praten, een krant te lezen of naar Nederlandse tv te kijken.
Niet voor niks heet een campagne van mijn ministerie: ‘Het begint met taal’. Dit kabinet vindt dat nieuwe Nederlanders het aan zichzelf en aan de samenleving verplicht zijn de Nederlandse taal te leren. Want je doet niet alleen jezelf tekort als je geen Nederlands spreekt, maar ook je baas, je buren en vooral je kinderen. Daar moet je vanaf het allereerste begin Nederlands mee spreken. Dat geeft hen een goede start op school en later ook een goede kans op werk en een volwaardige plek in onze samenleving.
Ik ben nu een jaar minister. Waar ik in die tijd het meest van ben geschrokken is dat als een kind dat op vierjarige leeftijd op school komt en tot dan toe geen Nederlands heeft gesproken, een twee keer zo grote kans heeft om vroegtijdig de school te verlaten, een drie keer zo grote kans heeft om werkeloos te worden en een vijf keer zo grote kans heeft om met politie of justitie in aanraking te komen dan kinderen die wél altijd Nederlands hebben gesproken. Zegt het voort.
Gelukkig gaat het met de integratie van nieuwe Nederlanders in onze maatschappij steeds beter. Maar nog niet goed genoeg. Daarom vindt dit kabinet het ook zo belangrijk dat oude en nieuwe Nederlanders elkaar ontmoeten, met elkaar praten en samen dingen doen in de wijk of in de buurt ontstaat er iets gemeenschappelijks. Daardoor worden verschillen vanzelf kleiner en ontstaat er juist ruimte voor verschil. Ook daarom raad ik u aan om u in te zetten voor de buurt waar u woont. Leer uw buren kennen, praat met elkaar en ontwikkel gemeenschappelijke activiteiten.
We willen in Nederland niet dat mensen langs elkaar heen leven. Dit land is groot geworden door samen te leven, samen te werken en vooral door elkaar als gelijken te behandelen. Een land waar vrijheid en democratie geen loze woorden zijn, maar met hoofdletters worden geschreven, een land waar je kunt zijn zoals je wilt zijn en daardoor een land waarin het prettig is om te leven.
Ik hoop van harte dat ook u met volle overtuiging deelneemt aan alle aspecten van onze samenleving. Met net zo veel overtuiging als u ervoor heeft gekozen om Nederlander te willen zijn. Ik wens u een heel mooie toekomst in ons land, uw land.
Dank u wel.