Antwoord op Kamervragen over de Japanse walvisjacht

Antwoord van de minister-president op vragen van het lid Ouwehand (PvdD) over uitspraken van de minister-president over de walvisjacht en het optreden tegen de natuurbeschermingsorganisatie Sea Shepherd tijdens zijn bezoek aan Japan.

Graag bied ik u hierbij aan de antwoorden op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Ouwehand (PvdD) over mijn uitspraken over de walvisjacht en het optreden tegen Sea Shepherd tijdens mijn bezoek aan Japan.

Deze vragen werden mij toegezonden op 30 oktober 2009, nr. 2009Z20076.

DE MINISTER-PRESIDENT, Minister van Algemene Zaken,

mr.dr. J.P. Balkenende

----------------------------------------------------

1. Kunt u bevestigen dat de Japanse minister-president Hatoyama u tijdens uw bezoek aan Japan heeft gevraagd op te treden tegen de natuurbeschermingsorganisatie Sea Shepherd in verband met hun acties tegen de Japanse walvisjacht? 1)

2. Kunt u aangeven wat uw precieze reactie was op die vraag?

3. Staat u nog steeds op het standpunt, zoals eerder verwoord door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat de schending van het moratorium op de walvisjacht door Japan onacceptabel is? Zo nee, wat is dan het officiële standpunt van het kabinet ten aanzien van de walvisjacht?

4. Is het waar dat u ten aanzien van de agressieve en illegale Japanse jacht op deze beschermde diersoort alleen heeft gezegd dat u het 'niet eens bent' met de Japanse opvattingen over de walvisjacht? Zo ja, waarom hebt u niet duidelijk gezegd dat Nederland de Japanse handelwijze scherp veroordeelt? Zo nee, wat hebt u dan nog meer gezegd?

5. Heeft u minister-president Hatoyama aangesproken op de Japanse schendingen van internationale afspraken over de bescherming van de walvis en van het internationale moratorium op de walvisjacht? Zo nee, kunt u uitleggen waarom u, nadat minister-president Hatoyama het onderwerp nota bene zelf ter sprake had gebracht, er niet op hebt aangedrongen dat Japan de walvisjacht onmiddellijk beëindigt?

Antwoord 1 t/m 5

Zowel in de aanloop naar als in mijn gesprek met premier Hatoyama heb ik duidelijk gemaakt dat Nederland de walvisjacht ten enenmale afwijst en dat Nederland van mening is dat deze moet worden beëindigd. Tevens is daarbij benadrukt dat Nederland groot belang hecht aan de vrijheid van demonstratie. Van Japanse zijde werd daar tegenover gesteld dat de walvisjacht zoals door Japanse schepen bedreven in internationaal verband niet verboden was. Wel werd aangegeven dat ook in de Japanse samenleving de walvisjacht als zodanig niet onomstreden was. Premier Hatoyama sprak de hoop uit dat Nederland effectieve maatregelen zou nemen om te voorkomen dat een onder Nederlandse vlag varend schip de veiligheid op zee in gevaar zou brengen tijdens de komende wintercampagne. In dat verband heb ik gewezen op het voorstel tot wijziging van de Zeebrievenwet die het mogelijk maakt als overheid actiever op te treden. Tevens ben ik ingegaan op de directe contacten die bestaan met de organisatie in kwestie waarbij van overheidszijde het belang wordt benadrukt van veiligheid op zee.

In ons gesprek moesten premier Hatoyama en ik concluderen dat wij elkaar niet konden overtuigen op het gebied van de walvisvangst. Tegelijkertijd konden we vaststellen dat wij het wel eens zijn over het belang van veiligheid op zee, met name in het belang van schepen en hun bemanningen. Verder verwijs ik naar mijn brief d.d. 16 november 2009 met het verslag van mijn reis naar Singapore en Japan.