Vragen in voorlopig verslag initiatiefwetsvoorstel Banksparen
De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE
Ons kenmerk: DB 2007-00564
Geachte voorzitter,
Naar aanleiding van het voorlopig verslag van de vaste commissie voor Financiën inzake het voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld, ontvangt u conform het in dat voorlopig verslag opgenomen verzoek een reactie op enkele van de daarin gestelde vragen.
De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van de in de brief aan de Tweede Kamer van 7 september jl. (Kamerstukken II 2007/08, 30 413, nr. 100) genoemde mogelijkheid voor zelfstandigen om een solidaire regeling in de derde pijler op te zetten, of bij een dergelijke regeling ook een maximumpremiegrondslag zou moeten gelden. Dat is inderdaad het geval. Het solidaire karakter neemt niet weg dat er sprake is van een regeling in de derde pijler. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat in het Belastingplan 2008 wordt voorgesteld met ingang van 1 januari 2009 ook in de tweede pijler een maximum op te nemen met betrekking tot de in aanmerking te nemen grondslag.
De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie van de leden Omtzigt en Tang van 2 juli 2007. In deze motie wordt de regering verzocht binnen zes maanden met een voorstel te komen waarmee voor een individu in één oogopslag duidelijk is hoe hoog de kosten van hypotheken en individuele pensioenen zijn. De minister van Financiën heeft in zijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 5 juli jl. (Kamerstukken II 2006/07, 30432, nr. 24) aangegeven dat naar zijn mening de huidige en in ontwikkeling zijnde wettelijke bepalingen reeds leiden tot hetgeen wordt beoogd met de motie. Aan de toelichting die daarvoor in de brief wordt gegeven kan worden toegevoegd dat de minister in een brief aan de Tweede Kamer uitleg zal geven over de verschillende manieren waarop transparantie van provisies zal worden vormgegeven. Ook provisietransparantie draagt bij aan het inzichtelijk maken van kosten. Op de genoemde wijze wordt uitvoering gegeven aan de motie.
De leden van de VVD-fractie geven aan het buitengewoon jammer te vinden dat de dekking van dit wetsvoorstel mede gezocht wordt in een verlaging van de maximumpremiegrondslag in de derde pijler. Deze leden vragen of ik bereid ben om op korte termijn elders een dekking te zoeken. Hoewel ik me de bezwaren van deze leden tegen een verlaging van de maximumpremiegrondslag in de derde pijler kan voorstellen, is het mijns inziens niet opportuun om een dekking die de meerderheid van de Tweede Kamer heeft gekozen, alsnog te wijzigen.
De leden van de SP-fractie stellen een aantal vragen over de gevolgen van de te verwachten toename van de concurrentie. In antwoord op deze vragen merk ik in de eerste plaats op dat ik geen aanwijzingen heb dat de branche van verzekeringsmaatschappijen thans onvoldoende concurrerend is. Kern van het onderhavige wetsvoorstel is om het ook voor banken en beheerders van beleggingsinstellingen mogelijk te maken onder dezelfde fiscale condities bepaalde producten voor pensioenopbouw en aflossing van eigenwoningschuld aan te bieden. Daarvan verwacht ik, net als de initiatiefnemers, een toename van de concurrentie, die zich kan vertalen in meer keuzemogelijkheden, meer transparantie en lagere kosten. In die vergrote concurrentie ligt, wat mij betreft, het doel van het wetsvoorstel, niet in de mogelijke gevolgen ervan voor de winstgevendheid van verzekeraars. Het is niet aan mij een uitspraak te doen over de vraag in hoeverre verzekeringsmaatschappijen een neerwaartse bijstelling van de winsten kunnen velen.
De leden van de SP-fractie vragen naar aanleiding van het onderhavige wetsvoorstel naar de complexiteit van belastingwetgeving. Zij vragen zich af of voor het gebruik maken van fiscale faciliteiten als de lijfrenteaftrek een adviseur nodig is, waardoor een onderscheid zou bestaan tussen mensen die wel of geen adviseur willen of kunnen inhuren.
In het plan van aanpak vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst is ook opgemerkt dat het kabinet streeft naar vereenvoudiging van de fiscale regelgeving. In deze kabinetsperiode zal hieraan veel aandacht worden besteed. De fiscale regelgeving kan en moet vereenvoudigd worden, dat is van belang voor alle inkomens- en vermogenscategorieën. In het bijzonder voor de lijfrenten geldt dat de Belastingdienst via de belastingtelefoon, maar ook via het Rekenprogramma lijfrentepremieaftrek, dat met ingang van het aangiftejaar 2006 is geïntegreerd in het aangifteprogramma, zorgt dat deze aftrek door alle belastingplichtigen ook zonder adviseur kan worden toegepast
De Staatssecretaris van Financiën,
(mr. drs. J.C. de Jager)