Onderzoek: Geweld tegen homoseksuele mannen en lesbische vrouwenHomo’s doen zelden aangifte van discriminatie of geweld

Homo’s doen relatief weinig aangifte van discriminatie, bedreiging, intimidatie of fysiek geweld. Terwijl een ruime meerderheid wel te maken heeft met dergelijke incidenten. Deze vormen van criminaliteit blijven dan ook vaak onbestraft. De daders betreffen vaak jonge mannen met strikte opvattingen over seksualiteit en gender. Ook blijkt dat een eenduidige registratie van discriminatie en geweld tegen homo’s moeizaam tot stand komt. Dat blijkt uit het onderzoek ‘Geweld tegen homoseksuele mannen en lesbische vrouwen” in opdracht van de ministers Hirsch Ballin, Plasterk (OCW) en Ter Horst (BZK).

Ruim 70 procent van de homo’s (homomannen, lesbische vrouwen, biseksuele mannen en vrouwen en transgenders) heeft wel eens te maken gehad met discriminatie of geweld als gevolg van hun homoseksualiteit. Zij doen vaak geen aangifte omdat ze geen vertrouwen hebben in de politie, de gebeurtenis bagatelliseren, niet als homoseksueel te boek willen staan of ze denken dat de daders toch geen straf krijgen.

Ondanks afspraken als de Aanwijzing Discriminatie worden discriminatie en geweld op grond van homoseksualiteit in de praktijk vrijwel nooit bestraft. Dat heeft niet alleen te maken met de lastige bewijsbaarheid, maar ook met het feit dat slachtoffers vaak geen aangifte doen.

Het kabinet onderschrijft de conclusie van de onderzoekers dat de aangiftebereidheid te laag is. Er is al veel geïnvesteerd in verlagen van de drempel voor het doen van aangifte. Via het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit wordt voortdurend aandacht gevraagd bij de politiekorpsen voor het herkennen van discriminatoire aspecten bij de aangiftes. Tevens zijn er aparte officieren van justitie discriminatiezaken aangesteld bij het openbaar ministerie en hebben alle politiekorpsen contactpersonen.