Monitor Inkomsten uit Lokale Heffingen

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Ons kenmerk: AFP 2006-00709 M

Geachte voorzitter,

Hierbij wil ik u mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties informeren over de Monitor Inkomsten uit Lokale Heffingen.

Sinds 1996 geeft het kabinet elk jaar in de Monitor Inkomsten uit Lokale Heffingen (hierna MILH) zijn visie op de ontwikkeling van de begrote opbrengsten uit lokale heffingen op het niveau van de gemeente, provincie en waterschap. De MILH werd aanvankelijk omstreeks prinsjesdag aan uw Kamer aangeboden, de laatste jaren is dit steeds voor of omstreeks de zomer geweest.

De afgelopen tijd is nagedacht over de functie van de MILH. Wij hebben geconstateerd dat deze niet hoeft te worden gecontinueerd. Tijdens het bestuurlijk overleg Financiële Verhouding op 4 september jl. is over het stopzetten van de Monitor gesproken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het InterProvinciaal Overleg. Zij zijn akkoord met het beëindigen van publicatie van de monitor.

Daarmee is niet gezegd dat de ontwikkeling van de lokale heffingen niet meer onze aandacht heeft. In de informatievoorziening rond de ontwikkeling van de lokale heffingen zal anders worden voorzien.

Een belangrijke reden voor het stopzetten van de MILH is dat nu de tarieven van de drie belangrijkste lokale heffingen (onroerend zaakbelasting, reinigingsrechten / afvalstoffenheffing en de rioolrechten) zijn gemaximeerd. Voor de OZB niet-woningen (eigenaren en gebruikers) en woningen (eigenaren) is per 1 januari jl. een maximum en een maximumstijgingspercentage vastgelegd in de Gemeentewet. Met betrekking tot de reinigingsrechten / afvalstoffenheffing en de rioolrechten gold al dat deze maximaal kostendekkend mogen zijn. Beide heffingen kennen op dit moment een kostendekkendheidspercentage van ongeveer 90%. Het primaire doel van de monitor - bijdragen tot een beheerste lastenontwikkeling voor burgers en bedrijven – is daardoor in relevantie sterk afgenomen.

Een andere reden voor het niet meer verschijnen is het huidige verschijningstijdstip. Door een bewerkingsslag van cijfers die voor de MILH nodig is het niet mogelijk eerder dan eind juni van een jaar te reageren op de begrote opbrengstcijfers. De eerste onderzoeken van de nieuwe tarieven of opbrengsten verschijnen echter al in het begin van het kalenderjaar. Omdat de uitkomsten van deze onderzoeken kunnen verschillen, roept dat vragen op die pas halverwege het jaar bij het verschijnen van de MILH konden worden beantwoord. Wij achten dit onwenselijk.

Gezocht is daarom naar een andere vorm waarin het kabinet sneller in staat is te reageren op de ontwikkelingen.

Het gaat in eerste instantie om het verzamelen van de kwantitatieve informatie over tarieven en opbrengsten maar ook over de beleidsmatige achtergronden van de tarieven. De discussie over de lokale heffingen dient te worden gevoerd op basis van feitelijke informatie. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van de informatie afkomstig van het CBS en het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO).

Ten tweede zullen de opbrengsten van de lokale heffingen blijvend worden gevolgd vanuit de vraag of het totaal van de middelen van gemeenten en provincies toereikend is om de taken te kunnen uitvoeren. Deze gegevens over de lokale heffingen worden ook nu al gebruikt in de totstandkoming van het Fi nancieel Overzicht Gemeenten, zoals opgenomen in de gemeentefondsbegroting. Ook hiervoor wordt de informatie van het CBS en het COELO gebruikt. Deze analyse zal rond de meicirculaire van het gemeentefonds worden verricht en met het Financieel Overzicht Gemeenten (FOG) worden meegezonden.

Ten derde is het van belang om de lokale heffingen te volgen vanuit het perspectief van het onderhoud van de financiële verhouding. Ook in het Periodiek onderhoudsrapport gemeentefonds (POR) zal daarom aandacht worden besteed aan de lokale heffingen.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

G. Zalm