Fiscale nieuwsflits 30 november 2007
Werkzaamheden niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard
• Zowel de rechtbank als het hof zijn van oordeel dat de werkzaamheden van A niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn. In een toelichting deelt de staatssecretaris mee waarom hij geen cassatie instelt.
A (belanghebbende) en haar echtgenoot exploiteren sinds 1990 in de vorm van een vof een aannemersbedrijf. In haar aangifte IB 2001 claimt A zelfstandigenaftrek. Naar aanleiding van een boekenonderzoek weigert de inspecteur de zelfstandigenaftrek. Volgens hem zijn de werkzaamheden van A hoofdzakelijk van ondersteunende aard en is sprake van een ongebruikelijk samenwerkingsverband.
Rechtbank Haarlem oordeelde echter dat de werkzaamheden van A niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard waren.
Het hof onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat A binnen de onderneming een wezenlijke en niet slechts als secundair aan te merken functie vervult. Daaraan doet niet af dat andere wezenlijke functies door de echtgenoot worden uitgeoefend. Ook in de verdeling van de winst ziet het hof geen indicatie dat de werkzaamheden van A hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn. Hier acht het hof aannemelijk dat de verdeling van de winst zijn grondslag vindt in het beduidend grotere aantal uren dat de echtgenoot in de vof werkt.
In een toelichting deelt de staatssecretaris mee dat hij geen beroep in cassatie instelt. Volgens de staatssecretaris is het hof kennelijk van mening dat A aannemelijk heeft gemaakt dat zij meer dan 30% van haar tijd aan niet-ondersteunende werkzaamheden heeft besteed. Dit oordeel is van feitelijke aard, gegeven de werkzaamheden van A niet onbegrijpelijk en derhalve in cassatie niet met vrucht te bestrijden.
Toelichting staatssecretaris van 16 november 2007, nr. DGB 2005-5382, n.a.v. uitspraak Hof Amsterdam M III van 3 oktober 2007, 2006/00310, 2001, Wet IB 2001 3.6