Fiscale nieuwsflits 29 september 2006
Beperking van de kleine ondernemersregeling tot ondernemers natuurlijke personen die in Nederland wonen is in casu in strijd met het EG-verdrag
• De minister gaat niet in cassatie tegen de hofuitspraak over de vestigingseis van de kleine ondernemersregeling.
A heeft een ambulante handel en verhuist naar België. Hij koopt en verkoopt zijn goederen alleen in Nederland. Hij verkoopt aan particulieren. A's activiteiten veranderen niet na zijn verhuizing. De administratie vindt sinds de verhuizing plaats in België en er is geen vaste inrichting meer in Nederland. De inspecteur weigert de kleine ondernemersregeling (verder: KOR), omdat A niet (meer) in Nederland woont of is gevestigd dan wel daar een vaste inrichting heeft. Volgens A is de vestigingseis van art. 25 OB in strijd is met art. 43 EG-verdrag. Hij heeft naar Nederlands recht vóór de verhuizing recht op de KOR, maar daarna niet.
Het hof is van oordeel dat het redelijkerwijs niet voor twijfel vatbaar is dat de eis een beperking is van de in art. 43 EG-verdrag geregelde vrijheid van vestiging. De vestigingseis van art. 25 OB is opgenomen om te voorkomen dat ondernemers in meer dan één lidstaat gebruik maken van de aldaar geldende regeling voor kleine ondernemers. Dat vereiste schiet in casu zijn doel voorbij. Het is niet geschikt om, zonder daaraan de mogelijkheid te bieden om te bewijzen dat niet al in een andere lidstaat gebruik wordt gemaakt van een regeling voor kleine ondernemers, de verwezenlijking van het doel te waarborgen. Het is een ontoelaatbare beperking van de in het EG-verdrag geregelde vrijheid van vestiging. Het beroep is gegrond.
De minister stelt geen beroep in cassatie en geeft een toelichting, zie onderstaande doorklik.
Toelichting minister van 15 september 2006, nr. DGB 2006-4688, n.a.v. uitspraak Hof Den Bosch M II van 11 augustus 2006, 2001/01844, 1998 en 1999, OB 1968 25 en EG-verdrag 43 en 6e RL 24