Fact sheet arbeidsparticipatie
Deelnemen aan het arbeidsproces is belangrijk: als er meer mensen meer uren werken, kunnen we de vergrijzing beter het hoofd bieden. Daarnaast zorgt werken ervoor dat mensen met twee benen in de samenleving staan. Daarom neemt dit kabinet verschillende maatregelen om de arbeidsparticipatie te bevorderen, die voor een groot deel worden uitgewerkt op fiscaal terrein.
Stapsgewijs afschaffen van de uitbetaling algemene heffingskorting
Iedere belastingplichtige ontvangt de algemene heffingskorting, een bedrag dat van de inkomstenbelasting kan worden afgetrokken. De algemene heffingskorting is dus niet hoger dan de verschuldigde inkomstenbelasting. Hierdoor kunnen niet of weinig verdienende belastingplichtigen de algemene heffingskorting niet helemaal te gelde maken. Dit geldt niet voor niet of weinig verdienende partners. In zo'n geval wordt de heffingskorting uitbetaald aan de niet of weinig verdienende partner. Hierdoor wordt deze partner niet geprikkeld om (meer) te gaan werken. De uitbetaling van de heffingskorting aan de niet of weinig verdienende partner wordt daarom stapsgewijs afgeschaft (in 15 jaar, met 6 2/3% per jaar).
De maatregel gaat vanwege de uitvoerbaarheid in op 1 januari 2009. De opbrengst loopt op tot structureel € 1,4 miljard per jaar vanaf 2036. Gezinnen met jonge kinderen (vijf jaar of jonger) zijn uitgezonderd van deze maatregel. Tevens geldt er een uitzondering voor degenen die voor 1 januari 1972 geboren zijn.
Versterking van de inkomensafhankelijke arbeidskorting
Aan de onderkant van de arbeidsmarkt is de armoedeval een belangrijk probleem: de overgang van een uitkering naar laag betaald werk is niet of nauwelijks lonend. Dit komt doordat bij betaald werk belastingen en premies worden geheven en door het verlies van inkomensafhankelijke aanspraken. Dit kan worden opgelost door de inkomensafhankelijkheid van de arbeidskorting te verst erken. Het verschil tussen een uitkering en loon uit laagbetaald werk wordt hierdoor groter, waardoor werken financieel interessanter wordt.
In 2009 wordt de arbeidskorting voor personen met een inkomen tot circa € 40.000 verhoogd met € 32 tot € 1.475. Hierbij wordt het opbouwtraject van de arbeidskorting verlengd. Hierdoor daalt de marginale druk op dit inkomenstraject met 12,6%. Daartegenover wordt vanaf een inkomen vanaf circa € 40.000 de arbeidskorting met 1,25% afgebouwd tot op het niveau van het huidige maximum van de arbeidskorting. In 2010 stijgt de arbeidskorting verder tot € 1.505. In 2011 wordt de arbeidskorting nog eens verhoogd tot € 1.565.
Versterking van de inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting
De huidige (aanvullende) combinatiekorting maakt het combineren van arbeid en zorg voor kinderen financieel aantrekkelijker. De combinatiekorting geldt voor mensen die meer dan € 4.542 verdienen en een kind jonger dan 12 jaar hebben. Alleenstaanden en belastingplichtigen die minder verdienen dan hun partner, krijgen daarbovenop nog een aanvullende combinatiekorting. Dit vaste bedrag is een goede prikkel om te gaan werken, maar biedt geen reden om méér te gaan werken. Daarom wordt de inkomensafhankelijkheid van de aanvullende combinatiekorting versterkt.
De aanvullende combinatiekorting loopt op met 3,1 % van het inkomen boven de grens van € 4.542. Het maximum van de aanvullende combinatiekorting wordt deze kabinetsperiode geleidelijk verhoogd. De maximale inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting bedraagt € 850 in 2009, € 985 in 2010 en € 1.570 € in 2011.
Algemene heffingskorting in 2008 toch indexeren
Het bedrag van de algemene heffingskorting wordt elk jaar aangepast aan de inflatie. In het Coalitieakkoord is afgesproken het bedrag van de algemene heffingskorting niet te indexeren in de jaren 2008-2011. In verband met het koopkrachtbeeld 2008 wordt de algemene heffingskorting in 2008 toch geïndexeerd.