Antwoorden op kamervragen over afschrikken van Duitse investeerders
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE
Uw brief 2060724360
Ons kenmerk: IFZ 2007-631M
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u mede namens mijn collega van Economische Zaken toekomen de antwoorden op de schriftelijke vragen over het afschrikken van Duitse investeerders in Nederland door een nieuwe Duitse belastingmaatregel.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Financiën,
mr. drs. J.C. de Jager
Antwoorden naar aanleiding van vragen van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink en Ten Broeke over het afschrikken van Duitse investeerders in Nederland door een nieuwe Duitse belastingmaatregel (2060724360)
Vraag 1.
Bent u bekend met de maatregel die de Duitse overheid in 2008 van plan is in te voeren waarbij Duitse ondernemingen die nieuwe activiteiten in de vorm van een vaste inrichting of een dochtervennootschap buiten Duitsland starten, in Duitsland belasting moeten betalen over de met die toekomstige buitenlandse activiteiten vermoedelijk te behalen winsten?1
Vraag 2.
Bent u van mening dat een dergelijke heffing betekent dat de winsten die worden behaald met die buitenlandse activiteiten dubbel worden belast omdat het land waar de nieuwe activiteiten plaatsvinden, over die winsten eveneens belasting heft?
Vraag 3.
Is dit in overeenstemming met de regels van internationaal belastingrecht, die de heffingsbevoegdheid over winsten toewijst aan de staat waar de ondernemingsactiviteiten die aanleiding vormen voor de winst plaatsvinden?
Vraag 4.
Deelt u de mening dat in een belastingverdrag een dergelijke vorm van dubbele belasting niet voorkomt?
Vraag 5.
Deelt u de mening dat een dergelijke vorm van protectionisme in strijd is met het bepaalde in het EG-Verdrag, in het bijzonder art. 43 EG inzake de vrijheid van vestiging, nu de maatregel Duitse ondernemingen belemmert in het buitenland te investeren?
In belastingverdragen is veelal een bepaling opgenomen waarin is bepaald dat indien tussen gelieerde vennootschappen in hun handelsbetrekkingen of financië le betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen welke afwijken van de voorwaarden die tussen onafhankelijke ondernemingen zouden worden overeengekomen, de inkomsten dienovereenkomstig mogen worden belast alsof dergelijke vergelijkbare voorwaarden als tussen onafhankelijke ondernemingen zijn overeengekomen (arm’s lenght beginsel). De toepassing van dit beginsel wordt nader ingevuld door de OESO-richlijnen voor verrekenprijzen. De OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen staan in bepaalde omstandigheden belastingheffing toe bij verplaatsing van bedrijfsactiviteiten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij overdracht van activa of van goodwill. Voor zover het andere land vervolgens een corresponderende aftrek verleend, is geen sprake van dubbele belasting. Voor zover Duitsland een heffing invoert waarvoor het andere land geen corresponderende aftrek verleent, is sprake van dubbele belasting. Het hangt van de precieze reikwijdte van de getroffen maatregel af of, en zo dat het geval is, in hoeverre deze maatregel aanleiding tot dubbele belasting is. Indien beide landen van mening verschillen over de toepassing van het arm’s length beginsel kan op grond van het belastingverdrag een overlegprocedure ter voorkoming van dubbele belasting worden aangevraagd. Daarnaast geldt in de Europese Unie het Arbitrageverdrag. Ook op grond van het Arbitrageverdrag kan een verzoek om een overlegprocedure worden ingediend, waarbij er een arbitragecommissie wordt ingesteld als beide landen binnen twee jaar geen overeenstemming bereiken. Hiermee wordt beoogd dubbele belasting te voorkomen.
De exacte vormgeving van de Funktionsverlagerung is naar aanleiding van recente uitlatingen2 van het Bundesfinanzministerium ongewis. Om de precieze reikwijdte van de maatregel vast te stellen is aan Duitsland om een toelichting op de maatregelen gevraagd.
Vraag 6.
Deelt u de mening dat deze maatregel in het bijzonder nadelig is voor Nederland, aangezien Duitsland een van de grootste, zo niet de grootste, buitenlandse investeerder is in ons land?
Vraag 7.
Bent u bereid in contact te treden met de Duitse regering om te bewerkstelligen dat zij van het voornemen afziet om bovenbedoelde maatregel in te voeren?
Vraag 8.
Bent u bereid in contact te treden met de andere lidstaten van de Europese Unie om hen te bewegen bezwaar te maken bij Duitsland ten aanzien van de voorgenomen maatregel, respectievelijk een klacht tegen Duitsland in te dienen bij de Europese Commissie?
Op dit moment is de precieze reikwijdte van de voorgestelde maatregel niet duidelijk. Nederland heeft zoals reeds aangegeven Duitsland verzocht om nadere informatie. Overigens wordt in het krantenbericht van De Telegraaf het effect van de Funktionsverlagerung eenzijdig benaderd. In het geval dat voor bestaande Duitse bedrijven de Funktionsverlagerung tot gevolg zou hebben dat er geen functies meer worden verplaatst naar het buitenland in het algemeen en Nederland in het bijzonder, geldt voor de vestigingsbeslissing de omgekeerde gevolgtrekking. In het geval de maatregel dusdanig gericht is op de bescherming van de eigen – bestaande – heffingsgrondslag wordt Duitsland – vanuit fiscaal oogpunt – niet aantrekkelijker als vestigingsland, hetgeen weer een positief effect kan hebben voor bijvoorbeeld Nederland.
1: De Telegraaf van 27 augustus 2007 ‘Duitse bedrijven mijden ons land’
2: Handelsblatt van 4 september 2007 ‘Firmen-Wegzugsteuer wird abgemildert’