Algemeen/Algemene wet inzake rijksbelastingen. Intrekking diverse beleidsbesluiten

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Aspectgebied Formeel Recht

Besluit van 25 januari 2007, nr. CPP2006/2715M, Stcrt. nr. 24

De minister van Financiën heeft het volgende besloten.

In dit besluit wordt een zestal besluiten betreffende de Algemene wet inzake rijksbelastingen ingetrokken. Het betreft intrekkingen omdat de desbetreffende besluiten hun belang hebben verloren.

1. In te trekken beleidsbesluiten

De volgende besluiten worden ingetrokken omdat zij hun belang verloren hebben:

nummer

datum

Verkorte inhoud

toelichting

...............

..........

....................................

................

586-22045

04-11-1987

Splitsing controlerapporten in openbaar deel en intern memo

Achterhaald door (AWB) wetgeving

CPP2000/1945M

27-09-2000

Heffingsrente in gevallen waarin de aangifte niet binnen drie maanden is gevolgd door een voorlopige of definitieve aanslag.

Verwerkt in latere regelgeving

CPP2001/2126M

04-12-2001

Indiening en verwerking van T-biljetten

Verwerkt in latere regelgeving

588-3546

11-03-1988

Heffingsrente vermogensbelasting

Achterhaald

AFZ2000/185M

01-02-2000

Mandaatverlening mediawet

Achterhaald

10DGM4

05-01-1994

Niet opvragen fiscale adviezen en daarmee op een lijn te stellen correspondentie (informeel verschoningsrecht)

Achterhaald door jurisprudentie

2. Toelichting

In het verleden is aanpassing van het besluit van 5 januari 1994, nr. 10DGM4, verschillende malen onderwerp van discussie geweest. Inmiddels heeft de Hoge Raad heeft met het arrest van 23 september 2005, nr. 38.810 het standpunt ingenomen dat het tot de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te rekenen beginsel van fair play zich ertegen verzet dat de inspecteur van zijn bevoegdheid ex artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gebruikmaakt om kennis te krijgen van rapporten en andere geschriften van derden voorzover zij ten doel hebben de fiscale positie van de belastingplichtige te belichten of hem daaromtrent te adviseren. Zoals in de vakliteratuur reeds is opgemerkt (TFB nr. 5, juli 2006), is hiermee het informele verschoningsrecht ten aanzien van adviezen niet meer afhankelijk van (goedkeurend) beleid zoals opgenomen in het besluit 10DGM4. Het besluit is dan ook achterhaald.

3. Inwerkingtreding (en vervaldatum)

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 maart 2007.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 januari 2007,
de minister van Financiën,
namens deze
mr. J. Thunnissen,
de directeur-generaal Belastingdienst