Antwoord op Kamervragen over vakantiehuis Prins van Oranje in Mozambique
De minister-president heeft vragen van beantwoord van Tweede Kamerlid Van Raak (SP) over het vakantiehuis van de Prins van Oranje in Mozambique.
Graag bied ik u hierbij aan de antwoorden op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Raak (SP) over het vastgoedproject van de kroonprins in Mozambique.
Deze vragen werden bij toegezonden op 20 november 2009, nr. 2009Z22214.
DE MINISTER-PRESIDENT, Minister van Algemene Zaken,
mr.dr. J.P. Balkenende
---------------------------------------------
1.
Waarom hebt u ervoor gekozen om alleen de commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten (IVD) en niet de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te informeren over het onderzoek van de Nederlandse veiligheidsdiensten naar mogelijke problemen rondom het vastgoedproject van de kroonprins in Mozambique? Hebt u de commissie IVD ondertussen geïnformeerd? Bent u bereid de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alsnog te informeren?
2.
In welke periode is het onderzoek van de Nederlandse veiligheidsdiensten naar mogelijke problemen rondom het vastgoedproject van de kroonprins in Mozambique gedaan? Wanneer is het onderzoek begonnen en wanneer is het onderzoek afgesloten? Wanneer bent u over de conclusies van het onderzoek geïnformeerd?
3.
Welke onderwerpen hebben de Nederlandse veiligheidsdiensten in bovengenoemd onderzoek onderzocht? Betrof dit de beveiliging en de kosten van de beveiliging van leden van het Koninklijk Huis? Betrof dit ook de fraudegevoeligheid van het project en de integriteit van de mensen die bij dit project zijn betrokken?
Antwoord 1 t/m 3
De reden voor het informeren van de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten en niet de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken is dat uw Kamer ten behoeve van vertrouwelijke informatievoorziening van uw Kamer door de regering over werkzaamheden van de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten heeft ingesteld. Voor antwoord op de overige vragen zij verwezen naar mijn brief d.d. 19 november 2009 betreffende de risico's die zijn onderzocht, en voor de overige aspecten naar de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van uw Kamer.
1) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009-2010, nrs. 707, 708, 709, 710