Kamervragen van de leden Irrgang en Ulenbelt (SP) over de ondernemingsraden van ABN Amro
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-GeneraalPostbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Betreft FIN09-547 Kamervragen van leden Irrgang en Ulenbelt (beiden SP) over de ondernemingsraden van ABN Amro
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de antwoorden op de vragen gesteld door de leden Irrgang en Ulenbelt over de ondernemingsraden van ABN Amro, ingezonden 13 november 2009.
De minister van Financiën,
Wouter Bos
Vragen van de leden Irrgang en Ulenbelt (beiden SP) aan de ministers van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de ondernemingsraden van ABN Amro. (Ingezonden 13 november 2009)
Vraag 1
Kent u de uitspraak van de kort gedingrechter van de rechtbank Amsterdam met Landelijk Jurisprudentienummer BJ4175? 1)
Antwoord op vraag 1
Ja.
Vraag 2
Bent u na het lezen van rechtsoverweging 1.3 nog steeds van mening dat er bij de OR Markets van ABN Amro geen sprake was van zogenaamde toegevoegde leden? Zo ja, beweert u dan dat de rechtbank Amsterdam het feitenrelaas niet goed heeft weergegeven?
Antwoord op vraag 2
Zoals opgemerkt in de beantwoording van uw vragen van 10 augustus 2009 – ten tijde waarvan de uitspraak van de kort gedingrechter reeds gepubliceerd was - is het op grond van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) niet mogelijk dat in een ondernemingsraad niet-gekozen leden zitting hebben. De ondernemingsraad kan wel gebruik maken van deskundigen of adviseurs, zowel van binnen als van buiten de onderneming. Zo kan de ondernemingsraad werknemers vragen om mee te denken over een specifiek onderwerp voor een beperkte periode. Deze werknemers zijn dan geen leden van de ondernemingsraad en functioneren niet als zodanig. Navraag heeft geleerd dat dit ook bij ABN Amro het geval was. Daarbij werd opgemerkt dat de door ABN Amro gehanteerde term ‘toegevoegde leden’ in dat verband ook niet geheel correct was. Inmiddels heeft ABN Amro mij laten weten dat voor de duidelijkheid nu de term ‘participanten’ wordt gebruikt.
Vraag 3
Bent u na het lezen van rechtsoverweging 1.3 nog steeds van mening dat de zogenaamde toegevoegde leden nooit stemrecht hebben? Zo ja, beweert u dan dat de rechtbank Amsterdam het feitenrelaas niet goed heeft weergegeven met de stelling dat de toegevoegde leden op één punt wel stemrecht hebben? Zo nee, kunt u dan nu wel aangeven op welk punt de toegevoegde leden stemrecht hebben?
Antwoord op vraag 3
Aan een ondernemingsraad kunnen geen leden worden toegevoegd zonder verkiezingen. Wanneer een ondernemingsraad gebruik maakt van deskundigen of adviseurs, wat dus ook werknemers van binnen de organisatie kunnen zijn, kunnen deze geen stemrecht hebben. Zoals opgemerkt in de beantwoording van uw vragen van 10 augustus 2009 kent de wet geen taak toe aan de overheid betreffende toezicht op en handhaving van de WOR. De wet gaat er vanuit dat partijen binnen de onderneming zelf zorg dragen voor een goede inrichting van de medezeggenschap, binnen de kaders van de WOR. Zonodig zijn partijen zelf in staat naleving van de wet te bewerkstelligen. De wijze waarop een ondernemingsraad is samengesteld en – meer in het algemeen - het houden van toezicht op de naleving van de WOR behoort evenmin tot het werkterrein van een aandeelhouder. Dat geldt ook voor ondernemingen waarin de Staat direct of indirect aandelen houdt.
Vraag 4
Is het waar dat aan ABN Amro toestemming moet worden gevraagd voor toegevoegde leden, zoals de rechtbank Amsterdam stelt in rechtsoverweging 1.3? Zo nee, beweert u dan dat de rechtbank Amsterdam het feitenrelaas niet goed heeft weergegeven? Zo ja, deelt u dan de conclusie dat dit de positie van de ondernemingsraad tegenover het bestuur verzwakt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 4
Zoals opgemerkt in de beantwoording van uw vragen van 10 augustus 2009 behoort de wijze waarop een ondernemingsraad is samengesteld en – meer in het algemeen - het houden van toezicht op de naleving van de WOR niet tot het werkterrein van een aandeelhouder. Dat geldt ook voor ondernemingen waarin de Staat direct of indirect aandelen houdt. Beantwoording van deze vraag zou niet passen binnen de invulling die de Staat geeft aan zijn rol als aandeelhouder.
Vraag 5
Deelt u de conclusie dat, gezien het feit dat er wettelijk geen niet-gekozen leden in een ondernemingsraad zitting mogen hebben - zoals u ook aangaf in uw beantwoording van vragen van 10 augustus 2) - ABN Amro in strijd handelt met de wet door toch toegevoegde leden zitting te laten hebben in de ondernemingsraad en de ondernemingsraad daar ook nog eens toestemming voor laat vragen?
Antwoord op vraag 5
Zoals opgemerkt in de beantwoording van uw vragen van 10 augustus 2009 behoort de wijze waarop een ondernemingsraad is samengesteld en – meer in het algemeen - het houden van toezicht op de naleving van de WOR niet tot het werkterrein van een aandeelhouder. Dat geldt ook voor ondernemingen waarin de Staat direct of indirect aandelen houdt. Beantwoording van deze vraag zou niet passen binnen de invulling die de Staat geeft aan zijn rol als aandeelhouder.
Vraag 6
Kunt u, vanwege de informatie waar u als enig aandeelhouder over kunt beschikken, nogmaals de vragen vijf en zes van onze vragen van 10 augustus beantwoorden?
Antwoord op vraag 6
Deze vragen gaan over een onderwerp dat niet tot het werkterrein van een aandeelhouder behoort. Beantwoording van deze vragen zou niet passen binnen de invulling die de Staat geeft aan zijn rol als aandeelhouder.
Vraag 7
Kunt u, vanwege de informatie waar u als enig aandeelhouder over kunt beschikken, nogmaals vraag zeven van onze vragen van 10 augustus beantwoorden?
Antwoord op vraag 7
Deze vraag gaat over een onderwerp dat niet tot het werkterrein van een aandeelhouder behoort. Beantwoording van deze vragen zou niet passen binnen de invulling die de Staat geeft aan zijn rol als aandeelhouder.
Vraag 8
Kunt u alle vragen afzonderlijk en volledig beantwoorden?
Antwoord op vraag 8
Ja.